Выбрать главу

‘Ja.’

‘Jij wist dus dat Adriaan Goederijke tot het vierspan behoorde?’ De Cock knikte. ‘Ik wilde alleen zijn reactie peilen.’

‘Waarom?’

De Cock glimlachte.

‘Als het vierspan een soort geheim genootschap was, dan had Adriaan Goederijke zijn lidmaatschap vermoedelijk ontkend.’

Vledder knikte begrijpend.

‘Hij wilde alleen maar weten van wie jij die uitdrukking had gehoord.’

De Cock grinnikte.

‘Dat heb ik hem niet verteld.’

Er werd op de deur van de grote recherchekamer geklopt en Vledder riep:

‘Binnen!’

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een jongeman in een verschoten spijkerbroek en een blauw jack. De Cock fronste zijn wenkbrauwen. De gelaatstrekken van de jongeman, de bouw, het postuur kwamen hem bekend voor. Gebiologeerd keek hij toe hoe de jongeman in een soepele tred naderbij kwam. Bij zijn bureau bleef hij staan.

‘Hebt u al met mijn broer gesproken?’

De Cock keek naar hem op.

‘U bent Evert van Wateringen?’ De jongeman knikte.

De Cock kwam uit zijn stoel overeind. Met een sombere trek op zijn gelaat stak hij hem zijn rechterhand toe.

‘Gecondoleerd,’ sprak hij plechtig, ‘met het verlies van uw vader.’

Evert van Wateringen drukte zwijgend zijn hand.

‘Hebt u al met mijn broer gesproken?’ herhaalde hij.

De Cock knikte.

‘Vanmiddag op de sportschool.’

Evert gebaarde naar de stoel naast het bureau van De Cock.

‘Mag ik gaan zitten?’

‘Zeker.’

Evert knoopte zijn jack los en nam plaats.

‘Wat heeft mijn broer u verteld?’

De Cock toonde verwondering.

‘Waarom wilt u dat weten?’ Evert aarzelde. ‘Ik heb weinig contact meer met David. Sinds moeders dood is er een verwijdering tussen ons ontstaan. We hebben niet dezelfde interesses. Toen vader met die jonge vrouw aanpapte, was David des duivels. Hij heeft van alles geprobeerd om dat huwelijk te verhinderen.’

‘U niet?’

Evert schudde zijn hoofd.

‘Ik had er vrede mee.’

‘Uw broer David zegt dat u door de plannen van uw vader net zo geschokt was als hij. Dat ook u zich heftig tegen dat huwelijk heeft verzet.’

‘Omwille van ons erfdeel?’

‘Dat zei hij.’

Evert knikte traag voor zich uit.

‘Daar was ik al bang voor,’ sprak hij somber. ‘Maar dat is een verkeerde voorstelling van zaken. Ik was er niet op tegen dat vader met die jonge vrouw trouwde. Ik gunde hem nog een paar gelukkige jaren.’

‘David niet?’

Evert schonk hem een vermoeide glimlach.

‘Die dacht alleen maar aan geld.’

‘En u?’

Evert schudde zijn hoofd.

‘Geld betovert mij niet. Ik was alleen geïnteresseerd in het geluk van mijn vader. En als hij dat ziet in een huwelijk met een mooie jonge vrouw…’ Hij maakte zijn zin niet af.

De Cock trok een grijns.

‘Nobel.’

Evert haalde zijn schouders op.

‘Ik wilde het geluk van vader wel bewaken.’

De Cock keek hem schattend aan.

‘Hoe?’

‘Toezien… toezien dat ze hem niet bedroog.’

De Cock leunde in zijn stoel achterover. De houding van de jongeman fascineerde hem.

‘U… eh, u ging haar gangen na?’

Evert knikte.

‘Ze was furieus toen ze merkte dat ik haar had betrapt.’

‘Waarbij?’

Evert keek naar hem op. Zijn jong gezicht stond strak.

‘Bedrog. Overspel. Helen van Haaksbergen had na haar huwelijk met vader nog steeds een relatie met haar eerste man. Ze sliep zelfs bij hem.’

‘Iwan Terborch?’

Evert van Wateringen knikte traag.

‘Zo heet hij.’

6

De Cock staarde de jongeman secondenlang aan.

‘Helen van Haaksbergen,’ stelde hij peinzend, ‘heeft ondanks de echtscheiding haar relatie met Iwan Terborch nooit verbroken?’ Evert maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Dat… eh, dat weet ik niet,’ antwoordde hij voorzichtig. ‘Het is heel goed mogelijk dat er tijdelijk een verwijdering tussen haar en Terborch is geweest en dat er later een verzoening heeft plaatsgevonden.’

‘Een verzoening… plaatsgevonden tijdens haar huwelijk met jouw vader?’

‘Dat vermoed ik.’

De Cock plukte nadenkend aan het puntje van zijn neus.

‘U zei dat u geen bedenkingen had tegen het huwelijk van uw vader met de jonge Helen van Haaksbergen… als hij daar zijn geluk in vond… maar dat u het tot uw plicht rekende om dat geluk te bewaren.’

Evert knikte.

‘Dat is juist.’

‘Bent u onmiddellijk na de eerste huwelijksdag begonnen om haar gangen na te gaan?’

Evert schudde zijn hoofd.

‘Pas later.’

‘Eigen initiatief?’

‘Zolang vader niets te klagen had… zich gelukkig toonde… heb ik geen initiatieven ontplooid. Dat moet u toch begrijpen? Ik ben er nooit op uit geweest om zijn geluk met haar te verstoren. Integendeel.’

De Cock boog zich iets naar hem toe.

‘Vader kreeg iets te klagen?’

Evert liet zijn hoofd zakken.

‘Ik denk dat haar ontrouw toen al een tijdje gaande was. Vader was geen kwaaddenkende man. Hij had moeder ook altijd blindelings vertrouwd. Toen hij zijn beklag bij mij deed, moet hij voor zichzelf al de zekerheid hebben gehad dat Helen hem bedroog.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Wist hij met wie?’

Evert schudde zijn hoofd.

‘Ik denk dat vader daarover volkomen in het duister tastte.’ De jongeman glimlachte.

‘Ik vermoed dat hij daarbij nooit aan haar ex Iwan Terborch heeft gedacht.’

‘Waarom niet?’

‘Helen had haar ex-man afgeschilderd als een onmogelijke vent, een soort barbaar met veel eigenliefde, van wie zij goddank verlost was.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Toen uw vader van Helen ontrouw vermoedde… heeft hij haar toen nooit vragen gesteld… zijn bedenkingen kenbaar gemaakt omtrent haar gedrag?’

Evert schudde opnieuw zijn hoofd.

‘Dat lag niet in de aard van mijn vader. Hij was altijd bang dat hij mensen zou kwetsen.’

‘Maar hij bracht zijn klachten over haar wel bij u naar voren?’ Evert knikte.

‘Ik denk dat vader blij was dat hij een zoon had aan wie hij zijn zorgen kwijt kon.’

De Cock nam enige bedenktijd.

‘U bent pas de gangen van Helen nagegaan,’ ging hij tastend verder, ‘nadat vader zich bij u over haar gedrag had beklaagd.’ Over het jonge gezicht van Evert van Wateringen gleed een vermoeide glimlach.

‘Vader vertelde mij dat Helen soms hele nachten wegbleef.’

‘Hoe hebt u haar bedrog, haar overspel, ontdekt?’

‘Ik volgde haar toen ze met haar sportwagentje ’s avonds hun huis in Amstelveen verliet. Het was niet moeilijk. Ze reed rechtstreeks naar de Churchilllaan in Amsterdam, parkeerde daar haar wagentje en ging het huis van die Terborch binnen.’

‘Wist u dat hij daar woonde?’

Evert glimlachte.

‘Ik wist toch niet waarheen zij zou gaan. Net als vader had ik daarover geen enkel idee. Ik heb alleen haar wagentje gevolgd. Ik schrok toen ik het naambordje op de deur las.’

‘Wat hebt u toen gedaan?’

‘Blijven staan kijken.’

‘De hele avond en nacht?’

‘Een poosje. Een uur of twee. Maar het duurde mij te lang. Ik had in mijn portefeuille nog twee postzegels. Die heb ik toen over de naad van de voordeur geplakt en ben een paar uur gaan slapen.’ De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Twee postzegels?’

Evert knikte.

‘Dat had ik eens gelezen in een of ander detectiveboek. Als de deur wordt opengedaan, scheurt de perforatie tussen de beide postzegels en weet je of iemand naar binnen of naar buiten is gegaan.’