De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ze schrijven,’ verzuchtte hij, ‘de gekste dingen in die detectiveboeken.’ Hij keek de jongeman glimlachend aan. ‘Werkte het?’
‘Perfect. Toen ik na een paar uur terugkwam, stond haar wagentje daar nog en was de perforatie tussen de postzegels nog intact.’ De Cock trok een grijns.
‘Ze bracht dus de nacht bij hem door.’
‘Inderdaad. Van vader hoorde ik dat ze pas de volgende morgen om tien uur thuiskwam.’
‘Zonder een verklaring?’
‘Daar heeft vader niet naar gevraagd.’
De Cock plukte even aan zijn onderlip en wees daarna in zijn richting.
‘Wat hebt u met uw bevindingen gedaan?’
‘Met vader doorgenomen.’
‘En verder?’
‘Wij hebben onze strategie bepaald. In bijzijn van vader, en op zijn verzoek, heb ik Helen van Haaksbergen met mijn bevindingen van die avond en nacht geconfronteerd.’
De Cock glimlachte.
‘Hoe reageerde ze?’
‘Dat zei ik u toch al… furieus. Haar ware aard kwam even boven. Ze ging mij bijna te lijf en schold mij uit voor rotte vis.’
‘Wanneer vond die uitbarsting plaats?’
‘Vorige week.’
‘Hoe reageerde uw vader?’
Evert staarde voor zich uit.
‘Hij was de rust zelve. Toen Helen wat was gekalmeerd, zei vader dat hij verder niet door het leven wilde gaan als een bespotte oude man die door zijn jonge vrouw wordt bedrogen.’ De Cock keek hem gespannen aan.
‘Hij… eh, hij wilde scheiden?’
Evert knikte nadrukkelijk.
‘Dat heeft hij haar ook gezegd. Klaar en duidelijk.’
‘Condities?’
‘Helen van Haaksbergen mocht tot aan de officiële echtscheiding nog zolang bij hem in Amstelveen wonen, maar na de scheiding moest ze een eigen onderkomen zoeken.’
De jongeman grinnikte vreugdeloos.
‘Of teruggaan naar haar eerste man. Die keuze lag bij haar.’‘Had uw vader al een advocaat benaderd… een officieel verzoek tot echtscheiding ingediend?’
Het gezicht van Evert van Wateringen versomberde.
‘Daar heeft men hem de tijd niet voor gegund.’
Vledder hield met zijn handen zijn hoofd vast.
‘Allemachtig,’ riep hij geschokt. ‘Dat werpt een geheel nieuw licht op de zaak.’
De Cock veinsde onbegrip.
‘In welk opzicht?’
Vledder gebaarde heftig.
‘Bij een scheiding van Arthur van Wateringen kon Helen van Haaksbergen wellicht een pittige alimentatie bedingen… maar meer niet.’
De Cock keek hem aan.
‘Je bedoelt dat bij een officiële scheiding geen sprake was van een erfdeel, het grootste gedeelte van zijn vermogen?’ Vledder knikte heftig.
‘Precies. Ze had haast. Arthur van Wateringen moest sterven voor hij de benodigde stappen voor een echtscheiding had ondernomen.’
‘Wie?’
Vledder keek hem niet-begrijpend aan.
‘Wat bedoel je?’
‘Wie pleegde de moord… een persoonlijke actie van Helen zelf?’
‘Dat kan toch?’
De Cock knikte.
‘Die mogelijkheid mogen we zeker niet uitsluiten. Het vreemde vind ik nu, dat ze na de moord onmiddellijk haar ex-man Iwan Terborch beschuldigde, terwijl ze vermoedelijk nog regelmatig het bed met hem deelde.’
De blik van Vledder verhelderde.
‘Misschien was haar huwelijk met Arthur van Wateringen wel een opzetje van Helen van Haaksbergen en Iwan Terborch samen.’
‘Met het doel de antiquair leeg te schudden?’
Vledder grijnsde.
‘Arthur van Wateringen was een rijk man. De ontdekking van zoon Evert verstoorde de idylle en een echtscheiding betekende het einde van hun plan.’
‘Dus moord?’
‘Ja.’
De Cock schudde zijn hoofd. Op zijn breed gezicht lag een onwillige trek. De hele affaire zinde hem niet. Hij reageerde wat geprikkeld.
‘Ik vraag nog eens… wie? Wie pleegde de moord? Helen zelf? Iwan Terborch? Samen? Of was er nog een derde in het spel?’ Vledder keek hem langdurig aan, maar bleef het antwoord schuldig.
De Cock keek de man die op de stoel naast zijn bureau was neergestreken, peilend aan. Hij schatte hem op achter in de dertig. Hij had een rond blozend gelaat, goudgeel stroblond haar en kleine, achter bolle wangen verscholen groene ogen.
‘U bent dus,’ sprak De Cock plechtig. ‘Pieter-Jan van Oldekerke, kleinzoon van oudoom Pieter en executeur-testamentair van zijn vermogen.’
De man knikte.
‘U bent goed geïnformeerd.’
De Cock glimlachte.
‘Een onderdeel van mijn beroep.’
Pieter-Jan van Oldekerke verschoof iets op zijn stoel.
‘Ik had gisteren in Den Haag mijn nicht Elisa van Oldekerke aan de lijn met een verschrikkelijk verhaal over haar gestolen sarcofaag en een gruwelijk vermoorde antiquair.’
De Cock knikte.
‘Inderdaad,’ beaamde hij, ‘een verschrikkelijk verhaal van diefstal en moord. U bent daarover nog niet door ons benaderd?’ Pieter-Jan van Oldekerke keek verwonderd op.
‘Moet dat?’
De Cock blikte naar Vledder, die een afwerende beweging maakte.
‘Het spijt mij,’ riep hij verontschuldigend. ‘Ik heb nog geen tijd gehad. Ik moet ook nog…’
De Cock onderbrak hem en wendde zich weer tot de heer Van Oldekerke.
‘Wij hadden het plan om u een dezer dagen te benaderen.’
‘Over de moord?’
De Cock knikte.
‘Onder meer.’
Pieter-Jan van Oldekerke keek hem verschrikt aan.
‘Ik… eh, ik heb met die moord uiteraard niets te maken,’ hakkelde hij. ‘Het telefoontje van mijn nicht Elisa verbijsterde mij en vormde de directe aanleiding om u te bezoeken. Zij noemde mij uw naam als de rechercheur die het onderzoek naar de diefstal van haar sarcofaag deed.’
De Cock trok zijn gezicht in vriendelijke plooien.
‘Wij beweren ook niet,’ sprak hij sussend, ‘dat u iets met de moord op die antiquair uitstaande hebt. Maar misschien speelt de sarcofaag van uw nicht daarin een rol.’
Pieter-Jan van Oldekerke tikte op zijn borst.
‘Ik sta daar buiten. Volkomen.’
De Cock gniffelde. De afwerende, bijna angstige houding van de man amuseerde hem.
‘In verband met de raadselen rond de gruwelijke moord op die antiquair zou ik de sarcofaag van uw nicht graag willen opsporen. Mogelijk leidt dat tot de dader. Ik heb echter slechts een summiere omschrijving van uw nicht Elisa gekregen. Wellicht dat u mij wat meer duidelijkheid kunt verschaffen.’
Pieter-Jan van Oldekerke trok zijn schouders iets op.
‘Er staat een uitvoerige omschrijving van de sarcofaag in het testament van oudoom Pieter. Die tekst kan ik u wel bezorgen.’
‘Heel graag. Als u er geen bezwaar tegen hebt, liefst had ik de tekst van het gehele testament.’
Het gezicht van Pieter-Jan van Oldekerke betrok.
‘De erfgenamen van oudoom Pieter zijn allen respectabele lieden. Ik wil niet dat…’
De Cock onderbrak hem:
‘Goed. Alleen de omschrijving van de sarcofaag. Dan kan ik een aanvullend opsporingsbericht verzenden.’
‘Morgen hebt u het.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Wat weet u over de vloek die op de sarcofaag zou rusten?’ Pieter-Jan van Oldekerke glimlachte.
‘Over die vloek staat in het testament niets vermeld. Ik ken het bestaan van die vloek alleen uit verhalen van oudoom Pieter. Volgens hem is de bronzen sarcofaag met de Ibis afkomstig uit het graf van de jonggestorven Egyptische farao Toetanchamon in het Dal der Koningen op de westelijke Nijloever.’ Hij schudde zijn hoofd. Een glimlach rond zijn mond. ‘Ik heb het verhaal zo vaak gehoord dat ik het wel kan dromen.’
De Cock knikte hem bemoedigend toe.
‘Gaat u verder.’
‘Het graf van Toetanchamon werd in 1922 vrijwel ongeschonden ontdekt door Howard Carter en Lord Carnarvon. Volgens mijn oom heeft een onbekende helper van die twee egyptologen de sarcofaag gestolen uit een van de drie grafkamers die geheel gevuld waren met ushabti’s, beelden van goden en godinnen, meubilair, sieraden en andere kostbare grafgiften.’