Выбрать главу

‘Ik heb liever niet dat je mij aan die zaak[6] herinnert,’ sprak hij nors. ‘Overigens… commissaris Buitendam heeft naar je gevraagd.’

De Cock glimlachte.

‘Een schip met zure appelen? Ik bedoeclass="underline" dreigen er donkere wolken?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Integendeel. Hij was ongewoon vriendelijk en zeer opgewekt.’ Commissaris Buitendam, de lange statige chef van het politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, wenkte met een slanke hand naar de stoel voor zijn bureau.

‘Ga zitten, De Cock,’ sprak hij geaffecteerd. ‘Ik wil volledig worden geïnformeerd.’

De oude rechercheur trok een stuurs gezicht en nam onwillig plaats. Hij zat niet graag. Het liefst bleef hij staan, rechtop, zijn benen iets uit elkaar. Dan voelde hij zich weerbaar en alert. Hij had geen hekel aan zijn commissaris, maar wanneer Buitendam hem ontbood, bezag hij hem steeds met argwaan. Het was een houding van strijdlust, van protest, die hij bij voorbaat aannam om zich tegen eventuele aantijgingen te verweren. Bovendien voelde hij zich die morgen in het nadeel, omdat hij ervan uitging dat een onvoldoende nachtrust de scherpte van zijn geest had aangetast.

‘Hebben wij u niet duidelijk genoeg gerapporteerd?’ vroeg hij met een zweem van onderdanige onnozelheid.

Buitendam knikte nadrukkelijk.

‘Zeker, zeker. En ik feliciteer jou en Vledder met jullie succes. De moorden op die beide antiquairs hebben jullie snel tot een goed einde gebracht. Gelukkig. Ik had al een soort broederschap van antiquairs aan de lijn, die mij vroeg hoever wij met het onderzoek waren… of er spoedig arrestaties waren te verwachten. Ik heb de heren vanmorgen kunnen geruststellen…’ De Cock keek zijn vrolijk voortbabbelende commissaris geschokt aan. Het was alsof Buitendam hem, door zijn onbezorgde opgewektheid, een dreun op zijn hersenpan toebracht. ‘U… eh, u bedoelt de arrestatie van Marijn van Slooten?’ stotterde hij verlegen.

De commissaris knikte uitbundig.

‘Knap werk.’

De Cock streek met de rug van zijn hand langs zijn droog geworden lippen. Hij had zich in zijn lange loopbaan als rechercheur nog nooit zo ongelukkig gevoeld.

‘Dat… eh, dat is een vergissing.’

Buitendam keek hem verwonderd aan.

‘Een vergissing?’

De Cock knikte.

‘Inderdaad. Een vergissing.’

Buitendam boog zich over zijn bureau.

‘De reden van zijn arrestatie was toch moord casu quo diefstal?’ De Cock boog zijn hoofd.

‘Juist. Dat is correct. Volkomen waar. Moord casu quo diefstal. Onder die noemer hebben wij hem gisteravond laten insluiten. Maar ik moet u verzoeken de aanklacht moord te laten vervallen. Alleen de diefstal blijft overeind.’

Buitendam keek hem ongelovig aan.

‘Die man heeft geen moorden gepleegd?’

‘Nee.’

‘Die arrestatie was dus onwettig.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Niet onwettig. We hebben in zijn bezit goederen van de vermoorde man aangetroffen. Op basis daarvan was er… zoals de wet vereist… uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan moord op de antiquair Goederijke. Verder was het vanuit tactisch oogpunt bezien zinvol om bij de arrestatie van Marijn van Slooten de aantijging moord nog even te handhaven. Om… eh, om zijn openhartigheid te bevorderen.’ Buitendam brieste.

‘Tactisch oogpunt,’ brieste hij. ‘Wat is een tactisch oogpunt?’ De Cock kwam kalm uit zijn stoel overeind. Het gevoel van verslagenheid dat hem had beheerst, zakte langzaam uit hem weg. Zijn weerbaarheid en strijdlust kwamen terug… groeiden per seconde. Met een droef gebaar van gespeelde hulpeloosheid bleef hij staan.

‘Hoe leg ik dat uit,’ verzuchtte hij moedeloos. ‘Hoe leg ik het uit aan een man die op een voor mij onverklaarbare wijze commissaris van politie is geworden en niets van het recherchewerk begrijpt.’

Buitendam leek verlamd. Even maar. Met een rood hoofd en een gebaar van ingehouden woede kwam hij uit zijn stoel overeind. Beverig strekte hij zijn rechterarm naar de deur.

‘Eruit!’

De Cock ging.

Vledder keek hem peilend aan.

‘Was het weer zover?’

De Cock knikte.

‘Buitendam meende dat wij met de arrestatie van Marijn van Slooten de beide moorden op de antiquairs hadden opgelost.’

‘Hoe komt hij daarbij?’

‘Door onze mutatie van gisteravond in het dagelijks rapport: moord casu quo diefstal. Ik dacht dat hij een complete hartverlamming kreeg toen ik hem vroeg om ten aanzien van Marijn van Slooten de beschuldiging moord te laten vallen en alleen de beschuldiging diefstal te handhaven.’

‘En toen stuurde hij jou de kamer af?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik probeerde hem duidelijk te maken dat de beschuldiging moord een tactische zet was om Marijn van Slooten nog even onder druk te houden. Toen hij dat niet begreep, heb ik hem onbekwaamheid verweten.’

Vledder lachte vrijuit.

‘Dat kun je toch niet maken!’ riep Vledder vrolijk. ‘Dat is eenvoudig ondenkbaar. Commissarissen van politie zijn nooit onbekwaam.’

Voordat De Cock kon reageren, rinkelde de telefoon. De jonge rechercheur greep de hoorn en luisterde. Na enkele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug.

‘Het was de wachtcommandant,’ sprak hij toonloos. ‘En?’

‘Beneden aan de balie staat David van Wateringen. Hij komt zich melden.’

11

De Cock monsterde de gelaatsuitdrukking van de man die schuin voor hem aan zijn bureau zat. Hij ontdekte weinig emoties, weinig tekenen van angst of onrust. Het verbaasde hem. ‘U komt zich melden?’ opende hij vriendelijk.

David van Wateringen knikte.

‘Dat leek mij de juiste tactiek. Ik heb vanmorgen via mijn naaste buren vernomen dat er vannacht mensen van uw dienst hun opwachting bij mij kwamen maken. Het spijt me. Tevergeefs.’ De Cock wenkte naar Vledder.

‘Dat klopt. Mijn jonge collega offerde zijn nachtrust voor u op.’ David van Wateringen trok een scheve mond.

‘Offeren?’ grinnikte hij spottend. ‘Een mooi begrip. Ik voel mij gevleid.’

De Cock keek hem onbewogen aan.

‘Terecht. U mag zich in onze bijzondere belangstelling verheugen.’

David van Wateringen grinnikte.

‘Ik heb bij vrienden geslapen. Ik voelde er weinig voor om een nacht in een cel van bureau Warmoesstraat door te brengen.’

‘Daar… eh, daar had u op gerekend?’

David van Wateringen knikte nadrukkelijk.

‘Ik weet zo ongeveer hoe starre politiemensen denken: stop iemand eerst in de cel en bekijk later eens of hij of zij wel schuldig is.’

‘Een verkeerde volgorde volgens u.’

‘Absoluut.’

De Cock strekte zijn arm naar hem uit.

‘En in de uitslag van… eh, van dat bekijken achteraf’ had u weinig vertrouwen?’

David van Wateringen trok zijn schouders iets op.

‘Ik ben mij van geen kwaad bewust.’ Hij tikte met zijn kromme wijsvinger op het blad van De Cocks bureau. ‘Hier zit een onschuldig man. Ik heb Adriaan Goederijke niet vermoord.’ De oude rechercheur veinsde verwondering.

‘Ik heb u nog geen moment van moord beschuldigd.’ David van Wateringen klemde zijn lippen op elkaar. ‘U staat bekend als een scherpzinnig rechercheur,’ riep hij opgewonden.

‘Dank u.’

David van Wateringen schoof onrustig op zijn stoel heen en weer. De jongeman toonde voor het eerst iets van emoties.

‘Het heeft weinig zin om u verhalen te vertellen.’

‘Van een intelligente jongeman verwacht ik die ook niet.’ David van Wateringen duimde over zijn schouder.

‘Ik was daar, in dat kraakpand, ik heb hem gezien met een joekel van een stiletto in zijn rug. En ik zag vanuit mijn ooghoeken dat die junk, Marijn, mij met veel verbazing nastaarde toen ik van de trap naar beneden kwam.’

вернуться

6

Zie: De Cock en de stervende wandelaar