Выбрать главу

‘Kunnen we uw man even spreken?’

Het gezicht van mevrouw Harfsen betrok.

‘Dat zal moeilijk gaan.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Hij is er niet. Op vakantie.’

‘Waarheen?’

Mevrouw Harfsen spreidde haar armen.

‘Geen idee. Nadat hij bij u op bezoek was geweest, heeft hij wat spulletjes bij elkaar gepakt en is met zijn motorfiets vetrokken.’

‘Een vlucht?’

Mevrouw Harfsen keek hem geschrokken aan.

‘Een vlucht?’ reageerde ze verwonderd. ‘Waarvoor zou mijn man moeten vluchten? Eduard heeft een onrustige ziel. De dood van Arthur van Wateringen had hem nogal aangegrepen. Daar piekerde hij over. Zoiets kan ook mij gebeuren, zei hij.’

‘Daar was hij bang voor?’

Mevrouw Harfsen maakte een lichte schouderbeweging.

‘Dat… eh, dat heeft hij mij niet gezegd. Wanneer mijn man problemen heeft, dan pakt hij zijn zware motor en trekt er een paar dagen tussenuit. Ik ben dat van hem gewend.’

‘U weet niet waar hij zich nu bevindt?’

Mevrouw Harfsen stond van haar fauteuil op en schuifelde naar de schouw. Vanaf een robuuste draagbalk pakte ze een ansichtkaart.

‘Die kwam vanmorgen… uit Goslar in de Harz. Het poststempel is van eergisteren.’

De Cock nam de kaart van haar over en bekeek het poststempel en de adressering.

‘Het handschrift van uw man?’

‘Absoluut.’

De oude rechercheur liet de ansichtkaart in een zijzak van zijn colbert glijden.

‘Uw man vertelde mij dat Arthur van Wateringen op de dag dat hij vermoord werd gevonden nog bij u op bezoek was.’ Mevrouw Harfsen ging weer in haar fauteuil zitten en knikte. ‘Arthur van Wateringen wilde van Eduard weten wat die dacht van de prijs die hij voor een bronzen sarcofaag moest betalen… voor het geval dat de aanbiedster die aan hem wilde verkopen.’

‘Hebt u die sarcofaag gezien?’

Mevrouw Harfsen glimlachte.

‘Ik heb hem zelfs nog even in handen gehad.’

‘Wat schatte u dat hij waard was?’

‘Ik ben geen expert.’

‘Uw man sprak van tienduizend gulden.’

‘Dat is toch veel geld voor zo’n oud ding?’

De Cock liet het onderwerp rusten.

‘Heeft uw man als antiquair recentelijk nog spectaculaire aanbiedingen gehad?’

‘Wat bedoelt u met recentelijk?’

‘Na de dood van Arthur.’

Mevrouw Harfsen keek hem wat wazig aan.

‘Ik kreeg gisteravond laat… ik was net thuis van een bezoek aan mijn moeder… nog een telefoontje van iemand die zei dat hij een mooi antiek stuk te koop had. Of wij interesse hadden.’ De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Werd er gezegd om wat voor een mooi stuk antiek het ging?’ Mevrouw Harfsen schudde haar hoofd.

‘Ik ben er ook niet op ingegaan. Ik zei dat mijn man op vakantie was en dat hij over een paar dagen maar eens moest terugbellen.’

‘Het was een man?’

‘Ja, zeker.’

‘Heeft hij zijn naam genoemd?’

Mevrouw Harfsen schudde haar hoofd.

‘Daar heb ik ook niet naar gevraagd. Het was maar een kort gesprek.’

‘Kunt u zijn stem herkennen?’

Mevrouw Harfsen knikte nadrukkelijk.

‘Zeker. Ja, zeker.’

De Cock glimlachte.

‘Dat klinkt overtuigend. Was die stem zo bijzonder?’ Mevrouw Harfsen gebaarde naar de telefoon.

‘Ik heb die stem later nog eens opnieuw gehoord.’

De Cock keek haar verrast aan.

‘Opnieuw?’

Mevrouw Harfsen knikte.

‘Op ons antwoordapparaat. De man had zich die avond al eerder gemeld.’

Vledder stapte achter het stuur van de Golf. Hij hield een kleine cassette omhoog.

‘Wat moet ik met dat bandje uit het antwoordapparaat?’ De Cock kroop naast hem.

‘Wees er voorzichtig mee. Ik wil niet dat het beschadigt.’ Vledder reageerde geprikkeld.

‘Wat moet ik ermee?’

‘Je brengt mij terug naar de Kit. Ik moet nog wat uitzoeken. Jij gaat met dat bandje naar het hoofdbureau en je vraagt of men daar een expert kent die de stem van dit bandje kan vergelijken met de stem van de tap op de telefoon van wijlen Adriaan Goederijke.’

‘Kan dat?’

‘Zeker.’

‘Verwacht je daar wat van?’

De Cock knikte.

‘Als de stem gelijk is, zijn we een stuk verder.’

‘Hoe?’

De Cock antwoordde niet. Hij stak gebarend zijn rechterwijsvinger omhoog.

‘Ook ontbied je,’ ging hij gebiedend verder, ‘Helen van Haaksbergen aan het hoofdbureau van politie en laat haar naar zowel de slechte opname van de tap als naar de stem op het bandje van het antwoordapparaat van Eduard Harfsen luisteren.’

‘En dan?’

‘Dan meld je mij het resultaat.’

Vledder startte de motor van de Golf en reed van het Linnaeushof weg. Het regende nog steeds. Vette druppels kletterden op de voorruit. De jonge rechercheur staarde mokkend voor zich uit op de weg. Het ergerde hem dat hij de gedachtegang van De Cock niet kon volgen. Maar hij voelde zich te trots om een nadere uitleg te vragen. Grommend zette hij de ruitenwissers aan.

‘Vind je het niet vreemd,’ probeerde hij, ‘dat Eduard Harfsen plotseling op vakantie is gegaan?’

‘Wat is daar voor vreemds aan?’

Vledder keek hem van terzijde verwonderd aan.

‘Jij sprak zelf van een vlucht?’

De Cock knikte.

‘Ik was benieuwd naar de reactie van mevrouw Harfsen.’ Een tijdje reden ze zwijgend verder. Voor het stoplicht aan het eind van de Muiderstraat keek Vledder opzij naar De Cock, die voor de zwiepende ruitenwissers onderuit was gezakt. ‘Denk je werkelijk dat Eduard Harfsen net als Arthur van Wateringen en Adriaan Goederijke gevaar loopt om vermoord te worden?’

‘Dat denk ik.’

‘Waarom?’

‘Daarover heb ik nog geen absolute zekerheid.’

‘Weet… of vermoedt Eduard Harfsen dat hij gevaar loopt?’

‘Daar ben ik vrijwel zeker van.’

‘Wij behoeven ons over hem geen zorgen te maken. Hij zit veilig in Goslar.’

De Cock keek naar hem op.

‘Zit hij daar?’

Vledder toonde verwondering.

‘Natuurlijk. Jij hebt zelf die ansichtkaart van hem in je zak gestoken.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Dat is een oude truc.’

‘Truc?’

De Cock knikte.

‘Men schrijft hier in Amsterdam een ansichtkaart uit met de naam en het adres van iemand die men op een dwaalspoor wil brengen en geeft die kaart aan een of andere vriend of kennis mee met het verzoek om die in Goslar te posten.’

De oude rechercheur grinnikte vergenoegd.

‘Daar trap ik niet meer in.’

14

Vledder gromde.

‘Wat ben je vreemd bezig.’

‘Hoezo?’

‘Dit is onze wagen niet.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Fred Prins rijdt met onze Golf. Deze wagen heb ik van het hoofdbureau geleend.’

De jonge rechercheur blikte om zich heen.

‘Waar zijn we hier?’

‘In de stad Medemblik.’

‘Stad?’

De Cock knikte.

‘Beledig de mensen hier niet en noem Medemblik geen dorp.’ Vledder duimde over zijn schouder.

‘En dat fraaie gebouw daar?’

De Cock glimlachte vertederd.

‘Het schitterend gerestaureerde kasteel Radboud, omgeven door een prachtige slotgracht. Floris de vijfde stichtte hier in 1288 een dwangburcht tegen de opstandige West-Friezen en schonk Medemblik in 1289 als eerste West-Friese plaats stadsrechten.’ Hij blikte opzij.

‘Heb jij op school geen geschiedenis gehad?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Mijn meester zei dat hij geen zin had om oude koeien uit de sloot te halen.’

‘Een stomme meester. Door het verleden leer je het heden begrijpen.’