Выбрать главу

Fred Prins boog zich naar voren.

‘Hij zon op wraak?’

‘Niet direct. Hij wachtte op zijn kans. Als veilingmeester van De Hoop kwam Cornelis van der Graft regelmatig in contact met genoemde antiquairs.’

‘Werd hij niet herkend?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Van der Graft was jaren ouder geworden en van gedaante veranderd. Ze hebben nooit beseft dat hij de vroegere verkoper van de oesjebti’s was. Cornelis van der Graft bemerkte dat het vierspan nog steeds schaamteloos profiteerde van de onkunde van de mensen die antiek ter verkoop aanboden.’

Fred Prins gebaarde om aandacht.

‘Wanneer kwam zijn kans?’

‘Toen een jonge vrouw een bronzen sarcofaag erfde en die het veilinghuis De Hoop aanbood om het stuk voor haar te verkopen.’

Fred Prins trok zijn neus op.

‘Dat snap ik niet.’

De Cock glimlachte.

‘Het was een waardevol stuk. Cornelis van der Graft zag daarin mogelijkheden om de antiquairs met hun eigen hebzucht te confronteren.’

Vledder keek hem verwonderd aan.

‘Hij dacht niet aan moord?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Die gedachte kwam pas bij hem op toen hij van zijn doktoren vernam dat hij door zijn ziekte niet lang meer te leven had.’

‘Een straffeloze moord.’

De Cock knikte.

‘We hebben een dergelijk motief,’ sprak hij plechtig, ‘al eerder behandeld.’[8]

De oude rechercheur zweeg even. De lange uiteenzetting had hem iets vermoeid.

‘Door zijn veelvuldige bezoeken aan de zaak van Van Wateringen,’ ging hij verder, ‘kende Van der Graft het interieur. Tevens had hij kans gezien om een wasafdruk van de sleutel van de toegangsdeur te maken. Met een nagemaakte sleutel ging hij op een avond naar de Oude Vensterstraat, nam de bronzen sarcofaag weg en legde die in zijn auto. Daarna lokte hij Van Wateringen naar zijn winkel met de mededeling dat hij belangstelling voor de sarcofaag had.

Toen Arthur van Wateringen was gekomen, meldde Van der Graft zich als de man die hem had gebeld.

Arthur van Wateringen wilde de sarcofaag aan Van der Graft tonen en kwam toen tot de ontdekking dat het kunstvoorwerp uit zijn kelder was verdwenen en meldde de vermissing telefonisch aan Elisa van Oldekerke.’

Vledder keek hem vragend aan.

‘Van der Graft was toen nog in de zaak?’

De Cock knikte.

‘Hij stelde Arthur van Wateringen voor om nog eens goed in de kelder te gaan kijken of de sarcofaag werkelijk was verdwenen.’

‘Toen stak hij hem neer?’

De Cock zuchtte diep.

‘Na zijn daad pakte hij een paar oesjebti’s uit de kist in de kelder, zette een ervan bij het lijk van Van Wateringen en verdween… nadat hij eerst Helen van Haaksbergen had gebeld dat er een ambulancewagen voor de deur van de winkel stond.’ Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Waarom?’

‘Om ons op een dwaalspoor te brengen. Hij had gehoopt dat wij haar bij het lijk van Van Wateringen zouden aantreffen en daaruit zouden opmaken dat zij haar man had vermoord. Ze had een redelijk motief.’

Vledder zuchtte.

‘En Adriaan Goederijke?’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Simpel. Hij belde hem op en zei dat hij de bronzen sarcofaag die bij Arthur van Wateringen was gestolen, te koop had. Op de voorwaarde dat hij anoniem bleef en dat er geen vragen zouden worden gesteld, kon Goederijke de sarcofaag voor een zacht prijsje van hem krijgen.’

Vledder grijnsde.

‘Goederijke ging akkoord.’

De Cock knikte.

‘Van der Graft werd bij zijn daad bijna overlopen door David van Wateringen, maar hield zich een etage hoger schuil.’ Vledder snoof.

‘Zodat hij later een oesjebti als symbool bij het lijk van Goederijke kon zetten.’

‘Precies.’

‘De derde, Eduard Harfsen, ontliep de dood door op tijd op vakantie te gaan.’

De Cock knikte.

‘Hoe het met Louis Bovenkerk afliep, hebben jullie zelf kunnen ervaren. Ik zocht hem op en zei hem op een telefonisch aanbod van de moordenaar in te gaan. Als ontmoetingspunt koos ik de dijk bij het kasteel Radboud in Medemblik. Ik dacht dat ik vandaar met jullie hulp de zaak wel onder controle kon houden.’

De oude rechercheur wreef met de rug van zijn hand langs zijn drooggeworden lippen.

‘Ik heb er geen moment aan gedacht dat Cornelis van der Graft op een motor zou komen.’

Vledder boog zich naar voren.

‘Hoe wist je dat het Cornelis van der Graft was?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Niet zo moeilijk… de telefoontjes. De experts, zoals jij weet, zeiden dat de stem van de tap en de stem op het bandje uit het antwoordapparaat van Eduard Harfsen identiek waren. Helen van Haaksbergen herkende beide stemmen als die van de man die haar op de avond van de moord op haar echtgenoot belde.’

‘Het kon toch nog een andere man zijn?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Buiten de antiquairs van het vierspan was Cornelis van der Graft de enige man die alles van de bronzen sarcofaag wist. Daarom was ik er zo op gebrand om te weten of de gebruikte stem als die van een man kon worden herkend. Bovendien had Van der Graft een emotionele relatie tot oesjebti’s. Dat gold niet voor de zonen van Van Wateringen.’

De Cock zakte in zijn fauteuil terug. De oude rechercheur was blij dat zijn relaas ten einde was. Hij schonk nog eens in en liet de cognac langs zijn dorstige keel glijden.

Niemand vroeg meer wat. Mevrouw De Cock stond op, liep naar de keuken en kwam terug met schalen vol lekkernijen. Langzaam gleden de vermoorde antiquairs uit hun gedachten. De gesprekken werden algemener en geanimeerder. Het was al vrij laat toen de jonge rechercheurs en Jan Rozenbrand door de cognac wat luidruchtig afscheid namen. Toen ze met veel armgezwaai waren vertrokken, schoof mevrouw De Cock een poef bij en ging pal voor haar man zitten.

‘Hoe voel je je?’

‘Wat vermoeid.’

‘Ik heb de hele avond op een vraag zitten wachten.’ De Cock glimlachte.

‘Welke?’

‘Waar is de bronzen sarcofaag gebleven?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet.’

Mevrouw De Cock keek hem wantrouwend aan.

‘Echt niet?’

De oude rechercheur gleed met zijn vlakke hand langs zijn breed gezicht.

‘Ik heb Cornelis van der Graft er niet naar gevraagd en ik zal dat zolang hij leeft ook niet doen.’

‘Is dat niet belangrijk?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Voor mij niet.’

‘Voor wie wel?’

De oude rechercheur weifelde even.

‘Voor een knappe jonge vrouw die tijdens een intiem moment een zoen op mijn wang drukte.’

Mevrouw De Cock glimlachte.

‘Deed ze dat?’

De oude rechercheur knikte traag.

‘Elisa van Oldekerke is mooi, lief, arm en wil haar eigendom niet terug. Ik denk dat het mij wel lukt om Cornelis van der Graft te bewegen het geheim van de sarcofaag mee in zijn graf te nemen.’

16

Met zijn handen diep in de zakken van zijn oude regenjas sjokte De Cock over het grindpad van Zorgvlied. Gedreven door een vreemde impuls had hij besloten om in zijn eentje de begrafenis van Arthur van Wateringen bij te wonen. Zolang Vledder nog een tulband droeg, voelde hij weinig voor een nieuw avontuur. Bij de ingang van de aula zag hij de fragiele gestalte van Helen van Haaksbergen. Ze droeg een wijde donkere mantel en een modieus hoedje met een voile.

De Cock liep op haar toe.

‘Zonder bijbedoelingen,’ sprak hij vriendelijk, ‘zwart staat u goed.’

Helen van Haaksbergen keek hem verwonderd aan. ‘U komt voor de begrafenis van Arthur?’

De Cock knikte.

‘Tenzij u bezwaren heeft?’

Helen van Haaksbergen schudde haar hoofd.

вернуться

8

Zie: De Cock en de dode harlekijn.