Выбрать главу

“En toen schopte je vader je het huis uit.”

“Ook dat.”

De Cock trok zijn gezicht strak.

“Toen concludeerde je na enige tijd dat je vader voor jou in feite een obstakel vormde.”

Het meisje keek hem niet-begrijpend aan.

“Voor wie…voor wat?”

“Voor een mogelijke verlossing…een vlucht uit de kwellende band van je verslaving.”

Willemijn reageerde furieus.

“Een obstakel?” riep ze wild. “Mijn vader een obstakel? Wat voor een obstakel? Ik wilde zijn geld. Alleen dat. Met geld zou ik de verslaving van mij en Laurens kunnen reguleren en beheersen. Dat jatten en roven…dat voortdurend scoren sloopt Laurens. Die jongen gaat daar kapot aan…en ik wil hem niet kwijt.”

De Cock knikte begrijpend.

“Wie heb je benaderd om jouw vader te liquideren…hem te vermoorden? Aan wie heb je geld geboden uit jouw nalatenschap om die klus te klaren?”

Willemijn grinnikte grommend.

“Aan vrijwel alle jongens en mannen die ik in het circuit van verslaafden ken. En dat zijn er nogal wat. Een zielig legertje van uitschot, van verdoemden.”

“En?”

“Wat?”

“Is het gelukt?”

Willemijn Handgraaf schudde haar hoofd.

“Verslaafd zijn betekent niet dat je je hersens kwijtraakt, dat je niet meer nadenkt. Er was niemand die op mijn aanbod inging — ”

De Cock toonde verbazing.

“Het was toch erg aanlokkelijk. Bijna niet te versmaden. Het bedrag dat je aanbood was toch hoog genoeg: vijftig- of honderdduizend euro.”

Willemijn keek hem onderzoekend aan.

“Heb je met zo’n jongen gesproken?”

De Cock negeerde de vraag.

“Hoe weet je,” vroeg hij dwingend, “dat niemand op jouw aanbod inging?”

“Niemand vroeg om nadere inlichtingen,” sprak Willemijn grinnikend. “Niemand ontvouwde een haalbaar moordplan om mijn verzoek uit te voeren. Er was ook niemand die me vroeg of de erfenis die ik kon verwachten hoog genoeg was om het beloofde bedrag uit te betalen.”

De Cock hield zijn hoofd iets schuin.

“Heb je een verklaring voor die geringe interesse?”

Willemijn knikte bedaard.

“Ik begrijp het best. Welke garantie had de toekomstige moordenaar? Geen enkele. Als ik achteraf zou weigeren om te betalen, stond hij met lege handen. Hij kon moeilijk naar de politie stappen met de mededeling: Ik heb een man vermoord en nu wil mijn opdrachtgeefster niet betalen’.”

Ze keek De Cock grijnzend aan.

“Ik zei je toch: verslaafd zijn betekent niet dat je ook je hersens kwijtraakt.”

De Cock maakte een schouderbeweging.

“Misschien had je een toekomstige moordenaar iets anders moeten aanbieden.”

“Wat?”

“Je bent een aantrekkelijke jonge vrouw.”

Willemijn keek snel naar Vledder, vertrok toen haar gezicht en keek weer naar De Cock. In haar ogen lag een verwoestende blik.

“Zo,” zei ze, en het klonk niet aardig. “Je bedoelt mijn lijf…mijn lijf als grabbelton voor een verslaafde prutser?” Ze wreef met haar handen over haar naakte borsten. “Mijn lijf?” Ze schudde haar hoofd. “De dood van mijn vader,” sprak ze minachtend, “is de hegemonie over mijn lijf niet waard.”

De oude rechercheur glimlachte om haar woordkeus. Hij keerde zich bewust niet om naar Vledder. Hij begreep dat hij zich in een vreemde situatie bevond, maar het leek hem toch beter dit gesprek helemaal zelf te doen.

“Hoe groot,” vroeg hij toen vriendelijk, “acht jij de kans dat zich nu na de dood van je vader ineens een verslaafde meldt en zijn beloning opeist?”

Willemijn schudde haar hoofd.

“Die kans is er niet.”

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

“Daar ben ik nog niet zo zeker van. Het zou me niets verbazen, wanneer de dood van je vader algemeen bekend wordt, dat er plotseling zo’n man voor je opduikt en zijn hand ophoudt.”

De blauwe ogen van Willemijn Handgraaf schoten vuur.

“Dat is dan een klootzak,” reageerde ze grimmig. “Ik zou hem onmiddellijk zijn huid vol schelden over de klungelige manier waarop hij mijn vader de dood in dreef…verdrinken in een stinkende gracht.”

Haar stem droop van sarcasme.

De Cock stookte haar woede nog iets op.

“Met devoot gevouwen handen op zijn borst…als een biddende priester.”

Willemijn knikte instemmend. Haar gezicht kleurde rood.

“Hoe verzint iemand het?”

De Cock keek haar onderzoekend aan.

“Hoe had je vader volgens jou wel ter dood moeten worden gebracht?”

Willemijn trok haar hoofd tussen haar schouders.

“Een kille liquidatie midden in de stad…te midden van wandelend publiek…zoals gebruikelijk bij een groot crimineel.”

De rechercheurs reden met hun oude Golf uit de Karel du Jardinstraat weg. Zwijgend. Hun gezichten stonden strak, zonder expressie. Het onderhoud met de jonge Willemijn Handgraaf had diepe indruk gemaakt, ook op Vledder. De impressies, de indrukken zochten nog een weg naar een veilig plekje in hun herinnering.

Vledder was de eerste die het zwijgen verbrak.

“Wat een troep!” riep hij uit.

“Je bedoelt het appartement?”

Vledder snoof.

“Mag je dat zo noemen…een appartement?”

De Cock grijnsde.

“In mijn jeugd kende Amsterdam nog onbewoonbaar verklaarde woningen. Ik kan me de rechthoekige bordjes op de deuren nog goed herinneren. Zo’n bordje zou men daar op de zolder op hun deur moeten spijkeren.”

Vledder zwaaide.

“Terwijl jij met haar sprak, heb ik in dat hok om me heen gekeken. Dat dakraam boven haar bed was zo vervuild…daar kan haast geen licht meer doorkomen. Aan de andere kant was een soort aanrecht met een smerig gasstel en stinkende pannen met verrotte etensresten. Hoe kunnen mensen zo leven?”

De Cock liet zich iets onderuitzakken.

“Zij redt het wel.”

“Willemijn Handgraaf?”

De Cock knikte.

“Ze is door haar verslaving nog niet verdoofd. Haar lichaam is nauwelijks geteisterd. Je hebt het gezien. Haar hersens werken perfect en ze blaakt nog van strijdlust.”

Vledder gromde.

“Die Willemijn is mooi, dat is waar. Ze is echt een verrekt mooi vrouwtjesdier. Best aantrekkelijk. Maar als echtgenote, als partner zou ik haar niet moeten. Wat een verschil met mijn Adelheid[4].”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Die vergelijking mag je niet trekken.”

Vledder gniffelde.

“Willemijn beklaagt zich over haar hardvochtige vader, bij wie ze geen liefde of aanhankelijkheid vond. Ik heb bij haar ook weinig liefde en aanhankelijkheid kunnen constateren. Integendeel. Haar houding ten opzichte van haar vader is doordrenkt van haat.”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Een proces van jaren, denk ik. Hoe dieper zij in haar verslaving wegzonk, hoe intenser de haat jegens haar vader zal zijn gegroeid. Wellicht is die haat op den duur tot een moordverlangen gestegen juist door haar eigen onvermogen om zich aan die verslaving te onttrekken. Dat eigen onvermogen projecteert zij op haar vader.”

Vledder lachte.

“Willemijn mag jou wel als verdediger aanstellen. Een betere advocaat kan ze niet vinden.”

De Cock blikte opzij.

“Verdediger…waarvoor?”

Vledder wuifde wat voor zich uit.

“Uitlokking.”

“Vind je dat?”

“Een opzettelijk gepleegde uitlokking door beloften van opmerkelijke giften,” sprak Vledder gedragen. “Dat is volgens mij een ernstig misdrijf, met een strafbedreiging van vijf jaar.”

De Cock trok zijn wenkbrauwen iets op.

“Dat is veel.”

Vledder knikte.

“We hebben die Willemijn Handgraaf onbeschadigd in dat vunzige hok achtergelaten, maar in feite hadden we haar moeten arresteren. Aan haar strafbaarheid bestaat geen twijfel. Ze heeft die uitlokking zonder blikken of blozen toegegeven.”

вернуться

4

Een vrouwelijke agent met wie Vledder al geruimde tijd in liefde samenwoont.