Ineens veranderde de gezichtsuitdrukking van Derek van Achterdiep. Er kwamen denkrimpels in zijn voorhoofd en zijn mond vormde een strakke lijn.
“Wilt u uw vorige vraagstelling nog eens herhalen?” vroeg hij scherp.
De Cock veinsde onbegrip. “Welke vraag?”
De heer Van Achterdiep stak zijn wijsvinger naar hem uit. “U vroeg: had de heer Handgraaf vijanden?”
“Ja, dat vroeg ik.”
“Die vraagstelling is juist?”
De Cock knikte traag. Hij boog zich naar voren en trok een lade van zijn bureau open. Daaruit pakte hij een van de foto’s die Bram van Wielingen van het slachtoffer had genomen. Langzaam schoof hij de foto over zijn bureau naar Van Achterdiep toe.
“Herkent u hem?” Hij monsterde het gezicht van de man.
Derek van Achterdiep sloeg een hand voor zijn gezicht.
“Vi…Victor,” stamelde hij, “Victor Handgraaf. Wat…eh, wat is er met hem gebeurd?”
Met de vingertoppen van zijn bevende rechterhand beroerde hij de foto.
“Wat ligt hij er raar bij…met gevouwen handen.”
De Cock trok de foto weer naar zich toe. “We hebben hem precies zoals hij daar ligt uit het water van de Keizersgracht opgevist.”
Van Achterdiep slikte. “Verdronken?” vroeg hij zacht.
De Cock knikte traag. “Daar gaan we van uit.”
“Dat weet u nog niet zeker”
De Cock schudde zijn hoofd. Hij blikte kort op zijn horloge.
“Op dit moment pleegt dokter Rusteloos een gerechtelijke sectie op zijn lichaam. Hij zal de uiteindelijke doodsoorzaak vaststellen.”
De heer Van Achterdiep keek De Cock met een gepijnigde blik aan.
“Wat denkt u? Hebt u enig idee…”
“Waarvan?”
Derek van Achterdiep boog zich iets naar hem toe.
“…over hoe Victor Handgraaf aan zijn einde kwam?”
De oude rechercheur trok zijn kin iets omhoog. Wat nu moest volgen was altijd moeilijk om te vertellen.
“Volgens mij,” sprak hij traag, met gedragen stem. “Volgens mij werd hij vermoord.”
Van Achterdiep keek hem gespannen aan. “Vermoord?”
“Ja.”
“Dat weet u zeker?” Weer sloeg de man zijn hand voor zijn gezicht, een gebaar van puur ongeloof.
“Vrijwel,” was het korte antwoord van De Cock.
Derek van Achterdiep sloot even zijn ogen. Om zijn lippen gleed een smartelijke trek.
“Cornelis Grijpskerk…heeft hij het toch gedaan.”
5
Vledder kwam vrolijk fluitend de grote recherchekamer binnen.
Hij blikte even om zich heen en hing zijn zwartleren jack aan de kapstok. Daarna stapte hij verder de kamer in en ging tegenover De Cock achter zijn bureau zitten. Voorzichtig schoof hij het scherm van zijn computer iets opzij voor een beter uitzicht op zijn collega.
“Is die holle bolle Gijs al vertrokken?” vroeg hij lachend.
De grijze speurder keek hem niet-begrijpend aan.
“Holle bolle Gijs?”
Vledder knikte.
“Zo noem ik hem maar…die man met dat blozende bolronde gezicht in die belachelijke doorzichtige plastic regenjas die dreunend de recherchekamer binnenkwam op het moment dat ik zou weggaan.”
De Cock glimlachte.
“Die man is geen holle bolle Gijs. Die man heet voluit Derek van Achterdiep. Hij is een van de leidende directeuren van de Handgraaf Foundation aan de Keizersgracht.”
Vledder keek hem schuins aan.
“Is dat de onderneming van Victor Handgraaf, ons waterlijk?”
“Precies.”
“Wat kwam hij doen?”
“Een opsporing verblijfplaats verzoeken.”
Vledder grijnsde.
“Van die verdronken directeur.”
“Hoe raad je het?”
Vledder snoof.
“Dat ligt voor de hand. Ze zullen hem bij zijn bedrijf hebben gemist. Heb je hem verteld dat je de verblijfplaats van de vermiste al kende?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Niet onmiddellijk. Ik heb eerst naar wat achtergronden geïnformeerd. Volgens die Derek van Achterdiep was Handgraaf inderdaad van plan om voor zaken naar China te gaan. Hij zag in China mogelijkheden voor zijn Foundation. Vermoedelijk import van textiel en schoenen. Hij zal contacten in die richting hebben willen zoeken.”
“Wanneer werd men bij de Foundation ongerust?”
De Cock glimlachte.
“De heer Van Achterdiep raakte bezorgd over het welzijn van zijn mededirecteur door een telefoontje van een man die dringend met Handgraaf wilde spreken. Een zaak, zo zei die man, van leven of dood.”
Vledder knikte begrijpend.
“Het beruchte telefoontje van Arnold van Heusden.”
De Cock knikte.
“Ik heb de heer Derek van Achterdiep een van de fraaie foto’s laten zien die Bram van Wielingen gisteravond op de gracht van het slachtoffer heeft genomen.”
“Hoe reageerde hij?”
“Geschokt. Ontdaan. Hij greep uit wanhoop naar zijn hoofd. Toen ik hem uiteindelijk vertelde dat ik de stellige overtuiging had dat Victor Handgraaf geen natuurlijke dood was gestorven, maar vrijwel zeker was vermoord, had hij voor mij onmiddellijk een kant-en-klare, absolute dader bij de hand.”
Vledder glimlachte.
“Lekker gemakkelijk.”
“Voor hem wel, maar voor ons een vraag. Hij noemde ene Cornelis Grijpskerk.”
“Wie is dat?”
De Cock maakte een armzwaai in de ruimte.
“Ook een directeur van de Handgraaf Foundation. Maar niet in de absolute top. Hij is manager van een kleine onderafdeling in Alkmaar.”
Vledder trok een bedenkelijk gezicht.
“Die man zou Handgraaf hebben vermoord?”
“Ja. Dat wist de heer Van Achterdiep heel zeker. Volgens hem bestond daarover geen enkele twijfel.”
“Hoe kwam hij bij die zekerheid?”
“Het is allemaal een beetje vaag,” antwoordde De Cock wat wrevelig. “Ik had er geen goed gevoel bij. Het overtuigde me absoluut niet. Volgens Derek van Achterdiep voelde Cornelis Grijpskerk zich…en dat voelt hij zich nog…door Victor Handgraaf vernederd en miskend…ondergewaardeerd. De functie van directeur van de kleine onderafdeling van de Foundation in Alkmaar vindt hij te gering en in strijd met eerder gemaakte afspraken.”
Vledder grinnikte.
“Altijd hetzelfde gemopper. Dat is toch geen motief voor moord?”
“Je hebt gelijk. Dat heb ik hem ook duidelijk gemaakt. Toch schijnt die Cornelis Grijpskerk een paar maal openlijk, ten overstaan van getuigen — andere personeelsleden van de Foundation — te hebben gedreigd om Victor Handgraaf van het leven te beroven als hij hem geen passender functie binnen de groep aanbood.”
Vledder hield zijn hoofd iets schuin.
“Kende Handgraaf die doodsbedreigingen van Cornelis Grijpskerk?”
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
“Volgens de heer Van Achterdiep was hij daarvan volledig op de hoogte. De bedreigingen zijn dikwijls onderwerp van gesprek geweest.”
Vledder spreidde zijn handen.
“Waarom ontsloeg Victor Handgraaf die gevaarlijke man dan niet?”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“Geen idee. Dat behoort voor ons tot nu toe tot de ondoorgrondelijkheden van die club. Derek van Achterdiep had het slachtoffer al een paar maal geadviseerd om Cornelis Grijpskerk te ontslaan…om hem zonder meer uit de Foundation te stoten, maar Handgraaf wilde dat besluit niet nemen.”
“Vreemd, vind je niet.”
De Cock knikte.
“Zeker vreemd. Ik heb natuurlijk ook naar de reden van dat advies gevraagd.”
“En?”
“Niets. Handgraaf heeft steeds gezwegen. Nooit heeft hij zijn welwillendheid inzake Cornelis Grijpskerk gemotiveerd.”
De oude rechercheur wees naar de telefoon.
“Ik heb bij onze administratie ook navraag gedaan of er ooit aangifte is gedaan inzake die doodsbedreigingen van Cornelis Grijpskerk.”