Vledder reageerde geïrriteerd.
“Het gaat niet om een gewone gedegen strafzaak,” reageerde hij fel. “Het gaat om een dubbele moord. Er is wat met die vent,” ging hij rustiger verder. “Ik heb hem al een paar maal proberen te bereiken, maar hij neemt geen telefoon op. Naar mijn gevoel heeft hij met de moord op Simon de Mirambeau zijn wraakacties jegens de kliniek van de Helende Meesters voltooid en is gevlucht.”
De Cock grijnsde.
“Met een ijzeren masker voor zijn gezicht om zijn verminkingen te verbergen.”
“Een ij-ze-ren masker,” sprak hij denigrerend. “Wat is dat voor onzin?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Geen onzin. Een van de romanfiguren van De drie musketiers van Alexandre Dumas droeg zo’n ijzeren masker om niet herkend te worden.”
De oude rechercheur staarde even peinzend voor zich uit.
“Wist je overigens dat Alexandre Dumas een pseudoniem was. Hij heette in werkelijkheid Davy de la Pailleterie en schreef zijn flitsende romans samen met een vriend, genaamd Auguste Maquet. Maar diens naam werd nooit genoemd.”
Vledder zuchtte omstandig.
“Je neemt mijn mening inzake de verdachte Jacques van Loppersum niet ernstig.”
“Natuurlijk neem ik jouw meningen wel ernstig,” antwoordde De Cock. “Maar die man kan met zijn verminkte gezicht toch geen kant op. Als wij zijn signalement verspreiden…desnoods met die foto van hem uit de lade van mijn bureau…volgt zijn aanhouding binnen enkele dagen.”
De oude rechercheur keek nog eens op zijn horloge.
“Schiet op. Je mag dokter Rusteloos niet laten wachten. Vanavond om zeven uur sta ik in de Linnaeusparkweg voor de woning van Simon de Mirambeau. Om middels het door jou zo verguisde apparaatje van Handige Henkie ervoor te zorgen dat jij en de dactyloscoop niet voor een dichte deur staan.”
Vledder bromde.
“En wat doe jij intussen…mijmeren over Alexandre Dumas en zijn Drie Musketiers?”
De Cock negeerde de opmerking.
“Terwijl jij bij dokter Rusteloos met je neus boven twee lijken hangt, wandel ik op mijn gemak naar de Brouwersgracht. En misschien sluit ik mij vanmiddag wel aan bij de Broeders en Zusters van de Tien Geboden.”
Vledder knikte met een grijns op zijn gezicht.
“Je bent ertoe in staat. Waarachtig. Die Tien Geboden passen wel bij jou. Met onze eigen wetgeving lig je toch voortdurend overhoop.”
De Cock slenterde op zijn gemak over het brede trottoir van het Damrak en genoot. Het was nog steeds volop zomer met een vrijwel onbewolkte hemel en een mild koesterend zonnetje. Zo nu en dan gleed er vanaf het Centraal Station een zwoel zacht briesje, dat de vlaggen aan de steigers van de rondvaartboten even vrolijk deed wapperen.
De oude rechercheur blikte om zich heen. Het aantal meisjes en vrouwen dat de moeite van het bekijken waard was, scheen door het zomers zachte weer meer dan te zijn verdubbeld.
Via de Haringpakkerssteeg sjokte hij naar de Korte Nieuwendijk en vandaar naar de Haarlemmerstraat. Voorbij het gebouw van de voormalige West — Indische Compagnie, waar eens Piet Hein tot een glorierijke kaper werd gepromoveerd, ging hij linksaf door de Binnen Brouwersstraat naar de Brouwersgracht.
Hij kende hier vrijwel elke gevel, elke steen van het trottoir. Uit zijn jeugd herinnerde hij zich nog de functies van de vele oude pakhuizen waar nu appartementen in waren gevestigd. Onder zijn schedeldak huisden ook nog de geuren die de pakhuizen vroeger ademden…de weeë zoete lucht van de oliehandel van Avis, de zilte geuren van de stokvis beukerij op de hoek van de Prinsengracht.
Halverwege de Brouwersgracht keek De Cock langs zo’n oude gevel omhoog en las de tekst in kapitale letters Tehuis van de Broeders en Zusters van de Tien Geboden.
Hij nam het beeld rustig in zich op. Eerst na enkele minuten drukte hij op de koperen bouton naast de monumentale, groengelakte deur.
Hij hoorde het rinkelen van een bel in het inwendige van het pand, gevolgd door het klossen van naderende voetstappen op een stenen vloer. De voetstappen kwamen schuifelend tot staan en de deur gleed open. In de deuropening verscheen Michel-Jan van Nimwegen. Op zijn smal gezicht flitste even een expressie van verbazing.
“Rechercheur De Cock,” galmde hij. “Treed binnen…treed binnen in de geheiligde tempel van ons genootschap.”
“Door wie?”
Michel-Jan keek hem niet-begrijpend aan.
“Wat bedoelt u?”
“Door wie is deze tempel geheiligd?”
Michel-Jan klopte met zijn rechtervuist op zijn borst, zijn bruine ogen lichtten op.
“Door mij…door mij…de ontdekker van de universele kracht van de Tien Geboden.”
De Cock slofte achter hem aan door een lange brede gang, die eindigde in een imposante zaal met een hoge zoldering. Gedempt licht uit een serie fraaie kroonluchters gaf aan de zaal een sfeer van intieme mystiek.
Michel-Jan zwaaide om zich heen.
“Voelt u zich al thuis?”
De Cock antwoordde niet. Hij keek de jongeman nog eens aan.
Michel-Jan droeg een zwarte pantalon met een zwarte blouse, die hooggesloten eindigde in een stijve witte boord.
“Heeft…eh, heeft iemand u al bericht van de dood van Simon de Mirambeau?”
Michel-Jan van Nimwegen sloeg een hand voor zijn gezicht.
“Dood…is De Mirambeau dood?”
De Cock knikte traag.
“Vermoord.”
Michel-Jan keek hem peinzend aan.
“Hoe?”
“Op dezelfde manier als uw vader.”
“Doodgebloed?”
“Precies.”
Michel-Jan schudde zijn hoofd.
“Verschrikkelijk.”
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
“De…eh, ik heb het idee dat zijn dood u schokt.”
Michel-Jan knikte.
“Ik heb die man van de moord op mijn vader beschuldigd. Ik besef nu dat mijn beschuldiging wel een hele smalle basis had.”
De Cock glimlachte.
“Uw verdwenen sleutel.”
“Mijn reactie was te emotioneel…niet doordacht, en dom. Door uw bericht van zijn dood komen gevoelens van spijt bij mij boven.”
De Cock boog zich iets naar hem toe.
“Tijdens ons eerste onderhoud zei u, dat u had ervaren dat Simon de Mirambeau een hekel aan uw vader had.”
“Ja.”
De oude rechercheur keek naar de jongeman op.
“Ik vroeg vervolgens naar een mogelijk motief en u antwoordde toen: geen idee. Ik heb dit onderwerp destijds niet verder uitgediept, maar ik had de overtuiging dat u wel degelijk wist waarom Simon de Mirambeau een hekel aan uw vader had.”
Michel-Jan van Nimwegen glimlachte.
“U bent toch een beter mensenkenner dan ik u had ingeschat. Het is juist, dat ik wel degelijk de reden kende waarom Simon de Mirambeau het gedrag van mijn vader verafschuwde.”
“Waarom dan dat antwoord…geen idee?”
Michel-Jan reageerde niet direct.
“Ik heb…eh, ik heb,” antwoordde hij aarzelend, “ik heb een aspect van mijn vader voor u willen verzwijgen…”
De Cock trok zijn gezicht strak.
“Welk aspect?” vroeg hij streng.
Michel-Jan van Nimwegen zuchtte diep.
“Vader was biseksueel.”
De Cock knikte begrijpend.
“Hij hield niet alleen zielsveel van vrouwen, maar ook van mannen.”
“Juist.”
“En Simon de Mirambeau was homofiel.”
“Ja.”
De Cock stak zijn kin iets omhoog.
“Voelde Simon de Mirambeau zich tot hem aangetrokken en weigerde uw vader elke toenadering?”