Michel-Jan zuchtte diep.
“De relatie met mijn vader is al vanaf mijn kinderjaren beroerd geweest. Voorzover ik mij kan herinneren gruwde ik ervan als hij mij probeerde te liefkozen. Ik ontweek elke toenadering.”
“Ongewoon.”
Michel-Jan knikte.
“Na de dood van mijn te vroeg gestorven moeder ben ik die man gaan haten. Intens. Ik achtte hem verantwoordelijk voor haar vroege dood. Hij heeft haar door zijn talrijke relaties met andere vrouwen veel verdriet gedaan. Die steeds door hem opnieuw gevoede haat heeft bij mij elk gevoel voor hem vernield.”
De Cock gebaarde in zijn richting.
“Ik heb begrepen dat u dikwijls hebt geprobeerd om het losbandige gedrag van uw vader te beteugelen. Uw Gij zult niet was gedurende uw tijd in de kliniek van de Helende Meesters een veelgehoorde kreet.”
Michel-Jan van Nimwegen trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
“Willen wij deze turbulente wereld leefbaar houden, dan zullen wij ons moeten bezinnen op de bijbel. Die overtuiging heb ik. Wij moeten terug naar de basis. Met een paar vrienden en vriendinnen hebben we een genootschap gesticht de Broeders en Zusters van de Tien Geboden. Wij zijn van mening dat het geheel van de bijbelse Tien Geboden zoveel inhoud heeft, dat alle aardse wetten overbodig zijn.”
“Vandaar Gij zult niet.”
“Exact. Gij zult niet doodslaan. Gij zult niet echtbreken. Gij zult niet stelen. Gij zult geen valse getuigenis spreken. Gij zult niet begeren wat van een ander is.”
De jongeman spreidde zijn armen.
“Kom eens naar een van onze bijeenkomsten bij mij thuis aan de Brouwersgracht. Wij zullen u ervan overtuigen dat in een wereld zoals wij die voorstaan, zelfs geen plaats meer is voor een rechercheur van politie.”
“Geen misdaad.”
“Inderdaad. Als eenieder zich aan Gij zult niet houdt, dan is er op aarde geen misdaad meer en zijn misdaadbestrijders overbodig geworden.”
De Cock lachte.
“Van dat ideaal zijn we nog ver verwijderd. Ik denk dat ik mijn pensioen nog wel haal.”
De oude rechercheur leunde ontspannen in zijn stoel achterover.
“Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag.”
Michel-Jan keek hem niet-begrijpend aan.
“Welke vraag?”
De Cock boog zich weer naar voren.
“Wat is de reden van uw komst? U hebt mij uitgelegd, dat de gruwelijke wijze waarop uw vader zijn einde vond, daarvan niet de reden was. Zijn dood trof u nauwelijks. Wat is de reden dan wel?”
Het gezicht van de jongeman versomberde.
“Het was de manier waarop mijn broer Julius mij benaderde.”
“Telefonisch?”
Michel-Jan van Nimwegen knikte.
“Toen ik de hoorn oppakte brulde hij in mijn oor…was het een lekker gevoel…een sadistische bevrediging toen je de halsslagader van vader openkerfde…hoe smaakte zijn warme bloed?”
De Cock reageerde niet direct.
“Dit is…eh,” sprak hij na lange seconden, “dit is weerzinwekkend.”
“Zijn woorden,” sprak Michel-Jan verslagen, “troffen mij als een mokerslag. Ik werd door mijn broer rechtstreeks, zonder enige omhaal van vadermoord beschuldigd.”
De Cock keek hem strak aan.
“Ten onrechte?”
Michel-Jan reageerde furieus.
“Natuurlijk ten onrechte. De haat die ik jegens mijn vader koesterde, gold zijn liederlijk gedrag. Dat voor mij onaanvaardbare gedrag keurde ik af, maar dat geeft mij niet het recht om hem van het leven te beroven. Gij zult niet doden is een door mij gerespecteerd gebod.”
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
“Uw broer Julius vertelde ons van uw haat jegens uw vader. Hij verklaarde ons: wanneer de halsslagader van vader verticaal is opengesneden, kunt u Michel-Jan voor de moord arresteren. Hij heeft medicijnen gestudeerd.”
De oude rechercheur maakte een verontschuldigend gebaartje.
“Jammer genoeg hebben wij verzuimd om Julius naar een uitleg te vragen.”
“Dat is dom.”
De Cock knikte.
“Inderdaad. Een omissie.”
Hij zweeg even. Onderwijl hield hij zijn blik strak op de man gericht.
“Kunt u ons die uitleg geven?”
Michel-Jan van Nimwegen schudde zijn hoofd.
“Dat heeft met mijn studie medicijnen weinig te maken. In de plastische chirurgie moet men uiterst voorzichtig met het lancet omgaan. Marcel van Diemen, een van de chirurgen van de Helende Meesters — misschien wel de beste van de vier — heeft mij er eens op gewezen dat wanneer men een slagader horizontaal doorsnijdt, de wond zich weer sluit wanneer door bloedverlies de bloeddruk in het lichaam daalt. Men kan dan wel in coma geraken, maar bloedt niet dood. Wanneer een slagader in de lengterichting wordt opengesneden, sluit de wond niet bij vermindering van de bloeddruk.”
“En volgt de dood.”
“Precies. Door bloedverlies. Toen er nog sprake van was dat Julius net als ik medicijnen zou gaan studeren, heb ik dat eens aan hem verteld.”
“Dat heeft hij onthouden.”
Michel-Jan grinnikte.
“Julius onthoudt altijd de verkeerde dingen.”
“Een familiekwaal?”
“Zeker niet.”
De Cock vouwde zijn handen.
“Acht u Julius tot een moord in staat?”
Michel-Jan nam enige bedenktijd en schudde toen zijn hoofd.
“Te week. Vader wilde dat hij net als ik medicijnen ging studeren. Toen hij in de kliniek van de Helende Meesters een paar maal bloed had zien vloeien, zag hij daarvan af en koos voor sociologie.”
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
“Het is onze taak de moordenaar van uw vader te ontmaskeren. Ik besef dat het een moeilijke opgave wordt. Kunt u ons een suggestie doen?”
Michel-Jan antwoordde niet direct.
“Ik heb een tijdje in de kliniek van de Helende Meesters gewerkt. Ik ben daar mijn sleutel van ons huis aan de Herengracht kwijtgeraakt. Ik heb een sterk vermoeden dat Simon de Mirambeau, ook een chirurg van de kliniek, die sleutel van mij heeft gestolen. Ik had in die tijd nog geen vaste plek. Mijn colbert hing als een voorlopige oplossing in zijn kast. Ik heb nooit goed begrepen wat hij met die sleutel wilde.”
“Hebt u hem wel eens rechtstreeks van de diefstal van die sleutel beschuldigd?”
Michel-Jan schudde zijn hoofd.
“Ik beschikte niet over concrete bewijzen. En de sfeer in de kliniek was niet zo gunstig voor mij, om het hem rechtstreeks te vragen. Later ben ik die sleutel vergeten. De kwam niet meer in de kliniek. Wel heb ik in die tijd ervaren, dat die Mirambeau om een of andere reden een hekel aan mijn vader had.”
“Motief?”
Michel-Jan schudde zijn hoofd.
“Geen idee. Toen ik van Julius had gehoord hoe vader de dood vond, kwam de gedachte aan die gestolen sleutel terug. Ik heb hem gebeld.”
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
“Simon de Mirambeau?”
Michel-Jan knikte.
“Ik vroeg hem of hij eindelijk mijn sleutel had gebruikt.”
“En toen?”
Michel-Jan van Nimwegen zuchtte diep.
“Hij antwoordde uiterst sarcastisch: als je de moordenaar van je vader zoekt…kijk dan eens in de spiegel”
Toen Michel-Jan van Nimwegen door de rechercheurs nagestaard de grote recherchekamer had verlaten, stond Vledder op en keek minzaam op De Cock neer.
“Treed jij toe tot de gelederen van het genootschap van de Broeders en Zusters van de Tien Geboden?” vroeg hij lachend.
“Jij lijkt mij daartoe uitermate geschikt. Zo’n zwart hemd met een wit boordje om je nek zal je niet misstaan.”
De Cock maakte een schouderbeweging.
“De misdaad uit te willen bannen is een lofwaardig streven. Ik streef al een eeuwigheid naar mijn eigen overbodigheid als rechercheur.”