Vledder liet zijn hoofd hangen.
‘Ik durfde niet,’ sprak hij met een zucht. ‘Ik was al na een paar minuten overtuigd dat Klaartje er niet echt bij betrokken was.’ De Cock grijnsde.
‘Gevoelsmatig… of gebaseerd op feiten?’
Vledder draaide zijn hoofd weg. Hij voelde de priemende blikken van de oude rechercheur op zich gericht.
‘Gevoelsmatig.’ Hij had moeite om het woord te uiten. De Cock glimlachte.
‘Je wordt nog wel eens een goede rechercheur,’ sprak hij vertederd. Met een droeve trek op zijn gezicht schudde Vledder zijn hoofd. ‘Ik durfde haar niet eens te vragen of zij, op een of andere manier, achter de cijfercombinatie van de kluis van Van Vlaanderen was gekomen.’ Hij blikte naar De Cock. ‘Dat… eh, dat heb jij haar overigens ook niet gevraagd.’
‘Vond je het nodig?’
Vledder trok wrevelig zijn schouders op.
‘Tot voor een uurtje geleden vond ik Klaartje nog een bijna ideale verdachte. Als er iemand in staat was geweest de cijfercombinatie van de kluis te bemachtigen, was zij het.’ De jonge rechercheur gebaarde hulpeloos. ‘Wie moet je dan verdenken? Zoon Maurice?’ Hij snoof verachtelijk. ‘Of geloof je aan de pikgriezeltjes?’ ‘Wat zijn dat?’
‘Kleine onzichtbare wezentjes, die door naden en kieren dringen en alles pikken wat van hun gading is.’
‘Bestaan die?’ vroeg De Cock onnozel.
Vledder lachte. ‘Rechercheur Visser heeft ze uitgevonden. Telkens als hij met een onmogelijke en onverklaarbare diefstal wordt geconfronteerd, laat hij ze opdraven.’
De Cock schudde zijn hoofd. Zijn breed gezicht had een ernstige expressie. ‘Je moet één ding niet vergeten. De juwelendiefstal bij makelaar Van Vlaanderen staat niet op zichzelf. Het is er een uit een hele keten. Alle geraffineerd van opzet. Daar komen geen pikgriezeltjes aan te pas. Volgens mij steekt er een groot brein achter.’
‘Wie?’
De Cock schonk hem een moede glimlach.
‘Dat is een goede vraag,’ sprak hij hoofdknikkend. ‘Het is echter veel te vroeg om daar nu al een zinnig antwoord op te geven.’ Hij stak zijn kin iets vooruit. Zijn gezicht veranderde, werd een stalen masker, stug en onverzettelijk. ‘Ik tast nu nog volkomen in het duister.’ Het klonk grimmig. ‘Maar ik beloof je plechtig dat ik eens dat antwoord voor je klaar heb.’
Vledder keek hem fronsend aan.
‘Zou clown Pierrot in verband met de diefstallen zijn vermoord? Via Klaartje en Charlotte wist hij dat Van Vlaanderen een fraaie collectie antieke juwelen in zijn kluis op de Herengracht had.’ Hij zweeg even en dacht na. ‘Het zou wel eens kunnen blijken dat die wetenschap hem fataal is geworden.’
De Cock blikte naar zijn jonge collega op. In zijn ogen straalde bewondering. ‘Je hebt soms van die momenten, Dick, dat je verstandige dingen zegt.’
Vledder bloosde onder de lof.
‘Wat denk je van die Charlotte?’
De Cock grinnikte.
‘Blijkbaar een bijzonder wellustige vrouw, die heel gedreven van man tot man fladdert.’ Hij stokte plotseling en staarde verward voor zich uit. ‘Fladderen… fladderen… hoe noem je zo’n ding, dat van bloem naar bloem fladdert?’
De mond van Vledder viel open.
‘Vlindertje.’
De Cock knikte.
‘Vlindertje,’ herhaalde hij. ‘Vlindertje.’ Opmerkelijk kwiek kwam hij uit zijn stoel overeind en stapte naar de kapstok. Vledder beende hem na.
‘Waar ga je heen?’
De grijze speurder draaide zich half om.
‘Naar Peter van Dongen. Misschien weet hij waar ik vlindertje kan vinden.’
Peter van Dongen, de lange impresario, ontving de beide rechercheurs uiterst minzaam. Vriendelijk buigend ging hij hen voor naar zijn rommelige kantoor.
‘Hebt u de valse Pierrot al ontmaskerd?’ vroeg hij geïnteresseerd. ‘Ik heb de volgende morgen, na mijn… eh, toch wel gruwelijke ervaring in het mortuarium, nogmaals met het theater in Groningen gebeld. Er was echter niemand die enige opheldering kon geven. De performance van de valse Pierrot was zo indrukwekkend, dat niemand op de gedachte was gekomen dat het een vervalsing of een imitatie kon zijn.’
De Cock blikte verrast omhoog. Opnieuw viel het hem op hoe warm en diep het stemgeluid van de impresario klonk. ‘Ik moet u tot mijn spijt bekennen,’ sprak hij, ‘dat ik in die richting nog geen enkel onderzoek heb ingesteld.’
Peter van Dongen keek hem verbaasd aan.
‘Hebt u geen interesse in de valse Pierrot?’
De Cock knikte.
‘Dat facet heeft zeker mijn aandacht. Daarvan kan ik u overtuigen. De valse Pierrot is voor mij een belangrijk man.’ ‘Hoe belangrijk?’
De Cock glimlachte beleefd.
‘Hij wist dat de echte Pierrot niet zou komen. Met andere woorden… hij wist dat de echte Pierrot was vermoord en dat ver voor het tijdstip waarop de moord werd ontdekt.’ Hij wuifde met zijn rechterhand. ‘Dat brengt hem heel dicht bij de daad.’ Peter van Dongen gebaarde uitnodigend naar het zitje van stalen meubelen. ‘U denkt dat de valse Pierrot de moord heeft gepleegd?’ De Cock legde zijn hoedje naast zich op de vloer.
‘Dat… eh, dat kan,’ antwoordde hij voorzichtig. ‘Maar het behoeft niet zo te zijn. Hij kan van een ander hebben gehoord dat de echte Pierrot niet meer tot optreden in staat was. Toen wij Pierrot op de Geldersekade vonden, was hij al zeker zes uur dood. Dat betekent dat de moord ’s middags voor drie uur werd gepleegd. Hoe de valse Pierrot ook aan zijn wetenschap kwam… hij had in ieder geval ruimschoots de tijd om zich voor te bereiden.’ De Cock zuchtte en krabde zich achter in zijn nek. ‘Ik heb eerlijk gezegd nogal moeite met die valse Pierrot.’ ‘In welk opzicht?’
De Cock trok een grimas.
‘Waarom trad hij als valse Pierrot in Groningen op, terwijl hij, zo kunnen we aannemen, wist dat de echte Pierrot was vermoord?’ Peter van Dongen antwoordde niet direct. Hij sloeg zijn lange benen over elkaar, spreidde de vingers van zijn handen en drukte de vingertoppen tegen elkaar. ‘Dat lijkt mij nogal duidelijk… om zichzelf of de dader een alibi te verschaffen.’
‘En deed hij dat?’
De impresario grinnikte.
‘Ik ben maar een leek… geen rechercheur. Dat alibi-idee ligt voor de hand. Begrijpt u… de clown is dood… de clown treedt op.’ De Cock keek de impresario onderzoekend aan.
‘Had de dode een alibi nodig?’
Peter van Dongen schudde zijn hoofd.
‘De dode natuurlijk niet… de moordenaar.’ De Cock knikte hem bemoedigend toe.
‘Heel goed… om zijn onschuld te bewijzen zou de moordenaar bij een alibi zijn gebaat… maar als zodanig had het optreden ’s avonds in Groningen geen enkel nut. Integendeel… het brengt ons op het spoor van een valse Pierrot en via hem… naar de moordenaar.’ ‘Als u hem vindt.’
De Cock schoof zijn onderlip vooruit.
‘Dat zal inderdaad niet gemakkelijk zijn. Iemand zei gisteren: Wat is een clown? Een clown is niets… absoluut niets… een gek pak, te grote schoenen… en een bek vol schmink.’
De impresario lachte.
‘Ik heb er nooit zo over gedacht… maar het is wel juist.’ De Cock stond op. ‘Ik had graag een lijstje van u met daarop de namen van de artiesten die op die bewuste avond in Groningen optraden.’ Hij zweeg even. ‘En dan wilde ik het adres van Vlindertje.’ Peter van Dongen keek hem verrast aan.
‘Vlindertje?’
De Cock knikte.
‘Een danseresje.’
De impresario lachte wat hinnikend.
‘U bent al de tweede die naar Vlindertje vraagt.’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wie was de eerste?’
Peter van Dongen zocht tussen de papieren op zijn bureau. ‘Maurice… Maurice van Vlaanderen.’
8
Ze reden van het kantoor van de impresario aan de Willemsparkweg in de richting van de Van Baerlestraat. Het ging langzaam. Door een wildgroei van zogenaamde Amsterdammertjes — bruin geschilderde ijzeren paaltjes, gesierd met drie Andreaskruisen — was de laatste jaren het verkeer in de oudere stadsgedeelten vergleden tot een complete chaos. Er was vaak geen doorkomen aan.