Выбрать главу

De Cock schudde vertwijfeld zijn hoofd.

‘Toch lieten jullie hem de kas beheren.’

Charlotte keek hem verwonderd aan.

‘Dat deed Pieter goed. Zelfs mijn man had daar waardering voor. Daar was ook nooit iets op aan te merken. Echt niet. Pas een halfjaartje geleden is het fout gegaan. Toen was plotseling al het geld verdwenen en waren er alleen maar schulden.’ ‘Het faillissement?’

Ze knikte heftig.

‘Met alle ellende die daaruit voortvloeide: verbroken verbintenissen, geen werk, geen geld.’

‘Ging u toen al met Pieter om?’

Charlotte schudde haar hoofd.

‘Met Charles… Charles Boerhaar.’

De Cock keek haar minzaam aan.

‘Was dat de goochelaar of de acrobaat?’

De diepe droef heid gleed van haar gezicht. Haar volle lippen krulden tot een zoete glimlach. ‘Meneer De Cock… u hebt uw huiswerk goed gemaakt.’ In haar stem beefde een lichte bewondering. De grijze speurder ging aan de opmerking voorbij. Hij wuifde om zich heen naar de omver geworpen stoelen, de omgekeerde tafel, de overhoop gehaalde laden en kasten.

‘Hebt u enig idee, wie voor deze bende verantwoordelijk is?’ Charlotte maakte een onzeker gebaartje.

‘De moordenaar… denk ik.’

De Cock toonde onbegrip.

‘Waarnaar zou hij gezocht hebben?’

Charlotte trok haar schouders iets op. ‘Werkelijk… geen idee.’ De grijze speurder fixeerde haar expressies.

‘Weet u waar Pieter de juwelen bewaarde?’

Verbaasd vroeg ze: ‘Juwelen?’

‘Ja.’

‘Welke juwelen?’

De Cock spreidde zijn beide handen. ‘De juwelen waarmee Pieter zijn speelschulden wilde betalen.’

Charlotte keek de grijze speurder enige tijd aan. Onbewogen. Ze klemde haar lippen op elkaar en schudde lang en nadrukkelijk haar hoofd. In haar helgroene ogen lag een waakzame blik. ‘Pieter… Pieter heeft nooit juwelen gehad.’

Vledder liep stampvoetend door de recherchekamer. Onderwijl woelde hij met beide handen door zijn blonde haren. Het gezicht van de jonge rechercheur zag rood. Bij het bureau van De Cock bleef hij staan. ‘Ze liegt,’ riep hij geëmotioneerd. Hij klapte met zijn volle vuist op het bureaublad. ‘Ze liegt,’ herhaalde hij. ‘Ze weet verdomd goed om welke juwelen het gaat.’ Hij boog zich voorover en keek zijn oude collega verwijtend aan. ‘Zag je niet dat ze loog?’

De Cock knikte bedaard.

‘Ik hoorde het,’ reageerde hij laconiek.

Het wond Vledder nog meer op.

‘Je deed niets… helemaal niets. Je liet haar gewoon met een pyjama voor die vent vertrekken.’

De Cock keek naar hem op.

‘Wat had ik dan moeten doen?’ vroeg hij sarcastisch. ‘Tortuur op haar toepassen… haar op een middeleeuwse pijnbank leggen? Martelen… geselen… folteren? Je zegt het maar.’ Vledder negeerde het sarcasme van zijn oude leermeester. Hij trok een stoel bij en liet zich daarop zakken.

‘Het stinkt, De Cock,’ sprak hij geduldig. ‘Het stinkt als een beerput. En Charlotte zit er tot haar nekharen in. Je hebt haar gezien. Zij is het type vrouw dat zich onweerstaanbaar tot misdaad voelt aangetrokken.’

De Cock keek hem verwonderd aan.

‘Een psychische analyse?’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Je weet best wat ik bedoel,’ sprak hij geërgerd. ‘We zijn dergelijke types vaker tegengekomen. Het is jouw theorie: hoe mooier een vrouw is… hoe meer kans zij maakt om in moeilijkheden te komen.’ ‘En Charlotte zit in moeilijkheden?’

Vledder knikte bevestigend. ‘Ik heb je al meer gezegd… Fantinelli is onze man. Met Clarisse of Klaartje… hoe je haar ook noemen wilt… heeft hij de juwelenroof bij makelaar Van Vlaanderen op touw gezet. Middels Klaartje heeft Charlotte daarvan geweten en haar wetenschap aan Pierrot overgedragen. Pierrot, door zijn speelschulden in financiële nood en overgeleverd aan bedreigingen, heeft de buit of een gedeelte daarvan opgeëist.’ De grijze speurder knikte wiegend.

‘En bij het treffen over dit delicate onderwerp,’ vulde hij gewillig aan, ‘ontstond onenigheid en stak de messenwerper Fantinelli de clown Pierrot een mes tussen zijn ribben.’

Vledder stak zijn kin naar voren.

‘Ja… zo is het.’ Het klonk uitdagend.

De Cock plukte aan zijn onderlip en stak daarna zijn wijsvinger omhoog. ‘Vriendin Charlotte wil niets meer van juwelen weten.’ Vledder grijnsde. ‘Dat is toch begrijpelijk,’ riep hij geprikkeld. ‘Het zou stom van haar zijn als ze nu haar mond opendeed. Pierrot… haar Pieter is dood. En van een dode minnaar valt niets meer te verwachten. Maar ze weet uit vroegere ervaringen deksels goed dat ze elk moment kan terugvallen in de verzoenende armen van haar man Fantinelli.’

De Cock grinnikte spottend.

‘Een financieel zeer aantrekkelijke Fantinelli… rijk gezegend met een miljoenenbuit aan antieke juwelen uit huize Van Vlaanderen.’ ‘Precies,’ riep Vledder instemmend. ‘Als ik Charlotte juist inschat, dan zal ze berouwvol en met tranen van smart in haar ogen naar Fantinelli terugkeren… als dat inmiddels niet reeds is gebeurd.’ Hij zweeg even en trok diepe denkrimpels in zijn voorhoofd. ‘In dat licht bezien, zou het mij niets verwonderen als het volgende slachtoffer van Fantinelli… Klaartje heette.’ De Cock keek hem geschokt aan.

‘Klaartje?’

‘Begrijp je, De Cock,’ riep Vledder opgetogen, ‘bij de huidige stand van zaken, is zij nog de enige belastende getuige voor het edele duo Charlotte-Fantinelli.’ Hij zweeg weer. Maar zijn gedachten tolden door. ‘Bovendien valt er dan minder te verdelen.’ De Cock staarde voor zich uit. ‘Je bedoelt,’ sprak hij toen somber, ‘dat deel van de buit, dat Klaartje voor haar medewerking aan de juwelendiefstal toekomt.’

De ogen van Vledder glansden.

‘Zie je… het klopt volkomen.’

De Cock boog zich wat naar voren en keek zijn jonge collega peilend aan. ‘Ik… eh, ik dacht dat jij het idee, dat Klaartje bij de diefstal was betrokken, volkomen had laten varen?’ Vledder schudde zijn hoofd. ‘Ik heb er later dikwijls over nagedacht. Toen ze bij ons hier in de recherchekamer was, acteerde ze inderdaad heel onschuldig. Ik ben echter van gedachten veranderd. Zonder Klaartje kom je er niet uit. Zij is de enige weg naar de kluis van Van Vlaanderen.’

De Cock stond op van zijn stoel. Het idee dat Klaartje aan de juwelendiefstaf mede schuldig was, kon er bij hem maar niet in… hoe overtuigend Vledder zijn theorieën ook had aangedragen. Een moment leek hij besluiteloos, toen stapte hij naar de kapstok. Vledder volgde. ‘Waar ga je heen?’

‘Naar vriend Henri Jonkers… vragen of hij iets van juwelen weet.’ De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder liep terug en nam de hoorn op.

De Cock bleef staan en keek naar de rug van zijn jonge collega. Intuïtief voelde hij dat de mededeling belangrijk was. Langzaam slofte hij dichterbij. Vledder verbrak de verbinding. Met de hoorn nog in zijn hand draaide hij zich om. In zijn ogen lag een verschrikte blik.

‘Vlindertje.’

De Cock keek hem scherp aan. ‘Wat is er met Vlindertje?’ ‘Ze hebben haar dood in haar woning gevonden.’

‘Vermoord?’

Vledder slikte. ‘Met een werpmes in haar rug.’

12

Met een blos op zijn wangen, gespannen over het stuur gebogen, geselde Vledder de politie-Volkswagen door het drukke Amsterdamse stadsverkeer. In een tijdsbestek van luttele minuten constateerde De Cock dertien pure verkeersovertredingen. Hij blikte geïrriteerd opzij.

‘Wat ben je aan het doen? Zit de duivel op je hielen? Jij hebt altijd zo’n haast om bij de dood te komen. Denk je dat het lijk wegloopt?’

De jonge rechercheur klemde zijn lippen op elkaar.