Выбрать главу

De Cock gebaarde met beide handen. ‘Ruim een maand geleden is in Apeldoorn uit de auto van een messenwerper een hele set van die werpmessen gestolen.’

‘Hoeveel is een set?’

‘Twaalf.’

De fotograaf grijnsde. ‘Dan kun je nog tien moorden verwachten.’ De Cock keek Van Wielingen raadselachtig aan.

‘Je denkt toch niet in ernst,’ riep hij geschrokken, ‘dat de moordenaar alle twaalf messen gaat gebruiken?’

Van Wielingen wuifde achteloos naar de dode in de fauteuil. ‘Als je het mij vraagt… is hij al aardig op weg.’

Ben Kreuger klapte de fotograaf op zijn schouder. ‘Maak voort… schiet je plaatjes,’ riep hij luid vermanend. ‘Dan kan ik met mijn kwast aan de gang.’ Hij wees naar de dode vrouw en wendde zich tot De Cock. ‘Hebben wij haar al in onze collectie?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Je zult van haar nog vingerafdrukken moeten nemen. Vledder heeft haar al nagetrokken. Ze komt in onze administratie niet voor.’

‘Je kent haar?’ vroeg Kreuger.

De Cock knikte traag.

‘Ik heb hier gisteren nog met haar gesproken.’

‘In verband met de moord op de clown?’

‘Precies.’

Ben Kreuger keek nog eens naar de dode.

‘Misschien… misschien is de moordenaar daardoor wel bang geworden.’

De Cock keek hem bewonderend aan. ‘Ben,’ sprak hij glimlachend, ‘het blijkt… je bent nog steeds een oude rot in het vak.’ Hij draaide zich om. In de deuropening stond dokter Den Koninghe. Achter hem in de hal schimden zijn onafscheidelijke broeders met hun brancard.

De grijze rechercheur liep glimlachend op de lijkschouwer toe en spreidde zijn handen in een verontschuldigend gebaar. ‘Het spijt me, dokter, dat ik u weer eens lastig moet vallen.’ Den Koninghe nam zijn oude garibaldi af en keek de grijze speurder over zijn brilletje spottend aan. ‘Dat behoeft je niet te spijten, brave vriend,’ sprak hij hoofdschuddend. ‘Zolang de misdaad nog welig tiert, komen wij niet in de WW.’ Hij wachtte niet op een reactie van De Cock, maar liep langs de rechercheur naar de dode vrouw in de fauteuil. Zijn onderzoek duurde ook ditmaal langer dan De Cock van hem gewend was. Hij boog zich diep over de dode en bezag haar van alle kanten. Na enige tijd drukte hij haar oogleden geheel toe en kwam wat moeizaam overeind.

‘Ze is dood.’

Het klonk laconiek.

De Cock knikte berustend. ‘Daar was ik al bang voor.’ De oude lijkschouwer pakte de zwierige pochet uit de borstzak van zijn jacquet, nam zijn stalen brilletje af en begon zijn glazen te poetsen. Onderwijl gebaarde hij naar de fauteuil. ‘Ik denk dat het vannacht is gebeurd of vanmorgen in alle vroegte.’

‘De lijkstijfheid is algemeen?’

Den Koninghe knikte. Hij borg de pochet weer in de borstzak van zijn jacquet en zette zijn brilletje op. Langzaam keek hij omhoog.

‘Heb je op haar houding gelet… op haar handen?’

De Cock kneep zijn ogen een beetje samen.

‘Wat is er met haar handen? Die kon ik niet zien.’

‘Ze liggen samengevouwen onder haar borst.’

De Cock reageerde verrast. ‘Samengevouwen?’

Dokter Den Koninghe knikte.

‘Ze werd biddend doodgestoken.’

13

Vledder gaf van pure verbazing een plotselinge ruk aan het stuur van de oude Volkswagen en ramde bijna een geparkeerde auto. ‘Biddend?’ herhaalde hij vol ongeloof.

De Cock knikte traag. ‘Volgens de lijkschouwer zat Vlindertje in een bidhouding toen ze werd doodgestoken.’

Vledder grinnikte dor. ‘Ze zat op haar knieën.’

‘Met samengevouwen handen.’

‘Dat heb ik niet gezien.’

‘Ik aanvankelijk ook niet. Haar handen lagen onder haar borst. Ik moet je ook eerlijk zeggen dat ik niet zo goed heb gekeken als Den Koninghe later deed. Pas toen de broeders haar uit de fauteuil tilden en op de brancard legden, zag ik dat haar vingers ineengestrengeld waren.’

Vledder staarde somber voor zich uit. Zijn gezicht had nog steeds weinig kleur.

‘Nadat ik op jouw verzoek de meute had gewaarschuwd en de buurman op de eerste etage had aangezegd, dat hij om acht uur bij ons in de Warmoesstraat moest zijn, ben ik in de wagen gaan zitten. Het spijt me echt, De Cock… ik kon het gewoon niet opbrengen om naar dat kamertje terug te gaan.’

‘Ik heb het gemerkt. Ook Kreuger miste je.’

‘Wat heb je gezegd?’

‘Dat je je niet prettig voelde.’

Vledder schudde zijn hoofd.

‘Dat was het niet,’ reageerde hij geërgerd. ‘Dat weet je best.’ De Cock liet zich wat onderuit zakken. Zijn breed gezicht vol diepe plooien had weinig expressie.

‘Laten we het vergeten,’ sprak hij vermoeid. ‘Het is natuurlijk niet goed te keuren. Dat doe ik ook niet. Maar ik kan het wel begrijpen. Vlindertje had ook op mij de indruk gemaakt een lief en zachtaardig vrouwtje te zijn. En als je dan zo’n mensje een dag later met een enorm mes in haar…’ Hij maakte zijn zin niet af en veranderde van toon. ‘In dit gore beroep moet je zo hard zijn, dat je de moord op je eigen moeder zou kunnen behandelen.’

Vledder keek opzij met een wilde uitdrukking op zijn gezicht. ‘Kun jij dat?’ In zijn stem trilde verbazing.

De Cock antwoordde niet. Hij liet zich nog verder onderuitzakken. De gedachte dat zijn oude moeder het slachtoffer van een gruwelijk misdrijf zou zijn, deed hem huiveren.

Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Het was Vledder, die het eerste sprak.

‘Zie je enige betekenis in die bidhouding?’

‘Ja.’

‘Dat ze in gebed was?’

‘Nee.’

Vledder was verrast.

‘Niet in gebed?’ riep hij. ‘Dokter Den Koninghe zei toch…’ Hij stopte even. ‘Je hebt zelf gezien dat haar vingers ineengestrengeld waren.’

De Cock drukte zich omhoog.

‘Het is niet natuurlijk,’ sprak hij hoofdschuddend, ‘dat iemand in een bidhouding volhardt, wanneer hij onverwachts een mes tussen zijn ribben krijgt. Ik ben het dan ook niet met de dokter eens. Ze werd niet in een bidhouding neergestoken.’ Hij zweeg even en wreef nadenkend over zijn kin. ‘Bovendien vraag ik mij af of Vlindertje wel zo religieus was dat ze voor Onze-Lieve-Heer op haar knietjes ging. Ik heb in haar hele woning geen bijbeltje, geen beeld of een godsdienstige spreuk kunnen ontdekken.’ Vledder smaalde. ‘Maar ze lag met gevouwen handen.’ ‘Het leek op een bidhouding. En dat zal ook wel de bedoeling zijn geweest,’ antwoordde De Cock.

‘Van wie?’

‘De moordenaar.’

Vledder grinnikte ongelovig.

‘Waarom?’

De Cock keek opzij en constateerde tot zijn genoegen dat het gezicht van zijn jonge collega weer een gezonde aanblik bood. ‘Waarom…’ begon hij wat aarzelend, ‘waarom legt men een dode Pierrot in een opzichtig witzijden clownspak op een vies vlondertje aan de Geldersekade?’

Vledder parkeerde de Volkswagen op de houten steiger boven het water van het Damrak. De Cock stapte uit, schoof de mouw van zijn regenjas iets terug en keek op zijn horloge. Het was bijna kwart over acht. Het spoorde hem aan. Opmerkelijk kwiek tippelde hij de steiger af en beende via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat. Vledder volgde met lange passen. Vrijwel gelijktijdig stapten ze het politiebureau binnen. Toen ze aan de balie voorbijtrokken, stond Jan Kusters vanachter zijn bureau op en riep: ‘Boven zit een goochelaar op jullie te wachten.’ Als getroffen bleef De Cock staan, draaide zich om en liep op Kusters toe.

‘Een goochelaar?’

De wachtcommandant knikte.