Выбрать главу

‘Hij zei dat hij om acht uur bij jullie moest zijn.’

De Cock kneep zijn ogen tot spleetjes.

‘Zei die man dat hij goochelaar was?’

Jan Kusters schudde lachend zijn hoofd.

‘Hij zei alleen dat hij om acht uur door jullie werd verwacht… in verband met de moord op die vrouw in de Frederik Hendrikstraat. Meer niet. Maar ik herkende hem. In mijn vrije tijd ben ik secretaris-penningmeester van CTO, een voetbalclub in Duivendrecht. Tijdens een feestavond trad hij voor ons op.’ ‘Als goochelaar?’

Jan Kusters knikte overtuigend.

‘Het was een geweldige avond, puur variété… met een koorddanser, een buikspreker, een clown, een messenwerper, een acrobaat, een hypnotiseur, een goochelaar… je kent dat wel.’ ‘Wanneer was dat?’

De wachtcommandant keek even peinzend naar het plafond. ‘Ruim anderhalf jaar geleden. We vierden ons vijfentwintigjarig bestaan.’

In de gang op de tweede etage, zat een man op de wachtbank. De Cock, als eerste boven, bekeek hem aandachtig. Hij schatte hem zo voor in de dertig. Hij had een knap gezicht, onhollands, meer Zuid-Europees, met een olijfkleurige huid en glanzend zwarte haren. De neus was iets gekromd boven een brede mond met volle lippen.

Toen de man Vledder in het oog kreeg, stond hij op en liep op hem toe.

‘Ik was op tijd.’ Het klonk hooghartig en bestraffend. De ogen van Vledder vonkten.

‘Wij niet,’ riep hij bars.

De Cock kwam haastig tussenbeide.

‘Waarvoor onze excuses,’ sprak hij minzaam. Hij leidde de man de recherchekamer binnen. ‘We zaten met onze wagen vast. Het Amsterdamse stadsverkeer is een complete jungle… elk uur van de dag.’

De man bekeek de grijze speurder.

‘Alleen het stadsverkeer?’ vroeg hij minachtend grijnzend. ‘Heel Amsterdam is een jungle… een criminele jungle… en ik heb bepaald niet de indruk dat jullie daar veel tegen doen.’ De Cock zag dat Vledder wilde reageren, maar hij beduidde hem te zwijgen. De oude rechercheur schonk de man een milde glimlach. ‘We zullen oprecht proberen om die indruk bij u weg te nemen,’ sprak hij beleefd en onderdanig. ‘U mag onze mogelijkheden echter niet overschatten. Amsterdam is een barmhartige stad… ook voor criminelen.’

De man snoof.

‘Barmhartig, barmhartig, hoe barmhartig was de moordenaar van Pieter?’

De Cock liet de man op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. ‘Welke Pieter?’ vroeg hij onnozel.

De man gesticuleerde met beide handen.

‘Pieter Eickelenbosch, de clown. En nu weer Vlindertje. Het is toch duidelijk dat iemand het op ons groepje heeft voorzien.’ De Cock trok zijn gezicht strak.

‘Welk groepje?’

‘Ons variétégroepje.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Daar bent u ook lid van?’ vroeg hij overbodig.

De man knikte instemmend.

‘Als goochelaar.’

De Cock nam het proces-verbaal ter hand, dat voor hem op zijn bureau lag. ‘U bent Frans ter Heijde?’

‘Ja.’

‘U woont boven de vermoorde vrouw.’

De goochelaar zuchtte.

‘Ik woonde in een pension. Toen ik bij de groep kwam, heeft Vlindertje ervoor gezorgd dat ik die eerste etage kreeg.’ ‘Ik heb hier de verklaring die u vanmiddag bij die agent van politie heeft afgelegd. Daarin staat niets over uw relatie tot het variétégroepje, waartoe ook Vlindertje behoorde,’ sprak De Cock.

De goochelaar liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik wilde het aanvankelijk verzwijgen. Ik ging ervan uit dat men het verdacht zou vinden, als juist ik de moord ontdekte.’ ‘Waarom?’

‘Wegens mijn relatie tot de groep. Er bestonden, en er bestaan nog steeds, tegenstellingen, wrijvingen, irritaties, die gemakkelijk in mijn nadeel uitgelegd kunnen worden.’

‘Zoals?’

De goochelaar wreef zich met een pijnlijk gezicht achter in zijn nek. Hij had veel van zijn agressieve houding verloren. ‘Ik… eh,’ begon hij moeizaam, ‘ik heb een verhouding gehad met Charlotte, de vrouw van Fantinelli. Door toedoen van Vlindertje is daar een eind aan gekomen. Ze arrangeerde het zo, dat Fantinelli mij in een niet te weerleggen situatie met Charlotte kon betrappen. Ik was daar destijds pisnijdig over. En dat heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken.’

‘U hebt bedreigingen geuit?’

‘Inderdaad. Ondoordacht gebrul en gezwets. Ik voelde mij vernederd en heb toen dingen gezegd, waarvan ik achteraf spijt heb.’ De Cock leunde achterover en liet zijn pink over de rug van zijn neus glijden. ‘Stond vanmiddag de woningdeur van Vlindertje werkelijk open?’ vroeg hij.

De goochelaar gaf niet direct antwoord, maar keek de oude rechercheur een paar seconden zwijgend aan.

‘Nee… ik heb hem opengemaakt.’

‘U hebt een sleutel?’

‘Ja.’

‘U… eh, u had een verhouding met Vlindertje?’

De goochelaar schudde zijn hoofd. ‘We waren vrienden. Meer niet. Ze heeft mij enige tijd geleden een sleutel gegeven om haar kat te verzorgen als ze er niet was.’

‘Ik heb geen kat gezien.’

‘Die heb ik boven. Bij mij. Ze was de laatste dagen niet in haar gewone doen, ze verwaarloosde de kat. Toen heb ik hem maar meegenomen.’

De Cock boog zich iets naar voren en vroeg: ‘Had Vlindertje juwelen?’

De goochelaar vroeg scherp, ‘Wat voor juwelen?’

‘Een verzameling… antiek.’

De goochelaar trok zijn schouders op. ‘Dat heb ik nooit bij haar gezien. Ze was gek op onyx. Daar had ze wat sieraden van. Niet veel, niet meer dan een vrouw normaal aan sieraden heeft.’ De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Wat deed u van gedachten veranderen?’

‘Ik begrijp u niet.’

De Cock glimlachte naar de goochelaar. ‘Waarom bent u nu veel openhartiger dan vanmiddag tegen die agent.’

De man gebaarde vermoeid. ‘Ik zag aan de wachtcommandant beneden, dat hij mij als goochelaar herkende.’

‘Dat was de enige reden?’

Hij knikte traag. ‘Ik… eh,’ antwoordde hij zacht, ‘ik had mijn ontdekking van vanmiddag ook voor mij kunnen houden. Ik had gewoon kunnen doen of ik niets had gezien. Maar toen ik Vlindertje met dat grote werpmes in haar rug in die fauteuil zag liggen, kon ik dat niet. Ik heb toen de politie gebeld, in de stille hoop dat mijn relatie tot die groep nooit aan het licht zou komen.’ Hij slikte, waarbij zijn adamsappel op en neer wipte. ‘Ik was ook stellig van die eerste etage weggegaan… weg uit Amsterdam.’ De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Waarom?’

De goochelaar draaide zijn hoofd weg. De olijfkleur van zijn huid werd een tint lichter. Hij zweeg.

De oude rechercheur boog zich ver naar hem toe. ‘Waarom?’ herhaalde hij.

Frans ter Heijde gleed met zijn tong langs zijn droog geworden lippen. ‘Weet u,’ sprak hij hijgend, ‘uit hoeveel personen ons groepje bestond?’

‘Niet precies.’

‘Twaalf.’

‘En weet u hoeveel messen Fantinelli kwijt is?’

De Cock knikte. ‘Twaalf.’

De ogen van de goochelaar waren groot en angstig. ‘Rechercheur… ik ben bang.’

14

De Cock had moeie voeten. Ze waren er ineens, onaangekondigd. Het was als een plotseling onweer bij een heldere hemel. Hij leunde achterover en legde zijn voeten op een hoek van zijn bureau. Met een van pijn vertrokken gezicht bevoelde hij zijn kuiten. Het was alsof geniepige kleine duiveltjes uit pure boosaardigheid met duizend spelden in zijn kuiten prikten. Hij kende de pijn, die uit de holten van zijn voeten kwam, langs zijn hielen omhoog trok en zich vastzette in zijn kuiten. Hij wist ook wat de pijn betekende. Telkens als de zaken slecht liepen, als zijn onderzoeken dreigden te verzanden en als hij het machteloze gevoel had volkomen in het duister te tasten, gaven die helse duiveltjes acte de présence.

Vledder keek hem bezorgd aan. ‘Is het weer zover?’ De Cock knikte en sloot zijn ogen. Enkele minuten bleef hij zo zitten, bewegingloos en geconcentreerd. Zijn markant gezicht leek een stalen masker. Om de pijn te verdrijven zette hij zijn tanden in zijn onderlip. ‘Het gaat wel weer over,’ sprak hij mat. ‘De pijn is nog wel te verdragen, maar de wetenschap dat wij na twee moorden en dagen van intensief speuren in feite nog geen stap verder zijn gekomen met ons onderzoek, bezorgt mij een angstig voorgevoel.’