Выбрать главу

‘Ja.’

De rechercheur kwam geërgerd uit zijn stoel overeind. ‘Vledder… onze redenering klopt niet. Ik heb al eens meer gezegd: het slachtoffer heeft geen alibi nodig… maar de dader. Het omgekeerde is absurd.’ Hij gebaarde in de richting van de jonge rechercheur. ‘Wat bereikte Vlindertje met haar optreden in Groningen?’

‘De… eh, de indruk… de gedachte, dat Pierrot op dat moment nog leefde.’

‘Heel goed. En wat heeft dat voor zin… nu wij weten dat hij dood was?’

Vledder slikte. ‘Dat het tijdstip van de moord wordt verschoven.’ ‘Juist. En wat doe je dan intussen met het lijk van het slachtoffer?’ ‘Dat… eh, dat verberg je zolang… je zorgt dat het voorlopig niet gevonden wordt.’

De Cock grijnsde. ‘En wat doet onze moordenaar? Vrijwel op hetzelfde moment dat Vlindertje in Groningen als Pierrot optreedt… dus moet bewijzen dat hij nog leeft… legt hij de dode Pierrot in een opzichtig witzijden clownspak op een vlondertje aan de toch vrij drukke Geldersekade. Zie je, Vledder, dat gaat mijn verstand te boven.’ De Cock zweeg even en vervolgde op mildere toon. ‘Hoe ben jij gevaren met je speedboot?’ Vledder antwoordde niet direct. De woorden van De Cock dreunden na. ‘De… de mensen van de rijkspolitie te water,’ begon hij aarzelend, ‘worden in deze tijd overspoeld met aangiften van diefstallen van zeil- en motorboten, speedboten, buitenboordmotoren en dat soort spul. Het lijkt wel een rage. Ze waren er nog niet toe gekomen om naar de eigenaar van die gevonden speedboot te zoeken. Ik heb hem eens goed bekeken en toen op de Binnenkant een buurtonderzoekje ingesteld. Het ding is vrijwel zeker van Pieter Eickelenbosch. Hij had zo’n speedboot altijd naast zijn woonboot aan dat verandaatje gemeerd.’ ‘En daarmee werd Pierrot naar het vlondertje gevaren,’ begreep De Cock.

De telefoon op zijn bureau rinkelde. Vledder nam de hoorn op en luisterde. Na enige seconden keek hij geschrokken op. ‘Beneden aan de balie,’ hakkelde hij, ‘staat… eh, staat Maurice van Vlaanderen.’

De Cock glimlachte. ‘Dat verbaast mij niets.’

Vledder keek zijn collega verwonderd aan. ‘Ik dacht dat wij hem samen gingen opsporen en ophalen?’

Vledders leermeester blikte onbewogen terug. De accolades rond zijn mond dansten vrolijk. ‘Waarom zou je iemand opsporen en ophalen, die gewoon uit zichzelf wil komen?’

‘Nee.’ Maurice van Vlaanderen schreeuwde. ‘Ik ben toch niet gek. Ik heb haar niet vermoord. Toen ik bij haar wegging, leefde ze nog.’

‘Wanneer was dat?’

‘Eergisteren… ’s avonds… de avond voor ze vermoord werd gevonden.’

‘Hoe laat?’

‘Een uur of elf. Ja… het was ongeveer elf uur dat ik bij haar wegging. Ik ben alles bij elkaar ruim een uur bij haar geweest.’ ‘Om wat te doen?’

‘Te praten.’

‘Waarover?’

‘Juwelen… wat anders?’

‘Had ze juwelen?’

‘Ze zei van niet.’

De Cock leunde wat achterover. De uitdrukking op zijn gezicht werd vriendelijker. ‘Laten we bij het begin beginnen. Hoe kwam je aan Vlindertje?’

Maurice van Vlaanderen sloot even zijn beide ogen om zich te concentreren. ‘U weet,’ begon hij geduldig, ‘dat vader zich na de diefstal van zijn antieke juwelen alleen maar het woord of begrip Vlindertje kon herinneren. Hoewel vader dat niet wilde, heb ik er toch met u over gesproken.’ Hij liet zijn hoofd beschaamd zakken. ‘U zult inmiddels hebben ervaren dat ik eens voor diefstal van juwelen ben gearresteerd. Ik heb in mijn liefde voor juwelen een tik van mijn vader meegekregen. Ze fascineren mij. Hoewel de diefstal al meer dan tien jaar geleden plaatsvond, wilde ik niet dat mijn naam opnieuw in een dergelijke affaire werd genoemd. Het was mij er alles aan gelegen, dat de diefstal van de juwelen van mijn vader zou worden opgelost. Ik besloot daarom niet lijdzaam toe te zien, maar ook zelf daadwerkelijk aan de oplossing mee te werken.’

‘Als een privé-detective.’

Maurice van Vlaanderen glimlachte.

‘Zo mag u het noemen. Ik ging op zoek naar Vlindertje… wie of wat dat ook mocht zijn… en sprak daarover met een vriend van mij, een pure theaterman, onder meer verbonden aan Carré. Die zei mij dat hij wel eens had gehoord van een danseresje dat Vlindertje werd genoemd en in variétéproducties optrad. Om haar te vinden, heb ik een paar impresario’s opgebeld.’ ‘Onder wie… Peter van Dongen.’

Maurice van Vlaanderen knikte. ‘Inderdaad, Peter van Dongen. Hij gaf mij het telefoonnummer en het adres van Vlindertje.’ Hij zweeg, boog zich vertrouwelijk naar De Cock en zei toen: ‘Kijk, rechercheur, mijn vader herinnerde zich vlindertje en ineens bleek dat er een Vlindertje was… een vrouw die zo werd genoemd. Vanaf dat moment stond het voor mij vast dat het danseresje iets met de diefstal van de juwelen te maken had.’ ‘Uw vader heeft Vlindertje niet herkend.’

Maurice van Vlaanderen likte aan zijn droge lippen. ‘Dat heb ik van vader gehoord. Hij vertelde het mij toen ik hem aan de telefoon had. Dat was ook de reden dat ik mij onmiddellijk heb gemeld.’ ‘U was gevlucht?’

Maurice van Vlaanderen schudde zijn hoofd heftig en met een verwrongen gezicht. ‘Het was geen vlucht. Het feit dat ik een nacht niet thuis sliep, mag u niet als zodanig interpreteren. Ik wist toch niet dat ze dood was. Dat las ik vanmorgen pas in de krant.’

‘U gaat er nog steeds van uit dat Vlindertje iets met de diefstal van de juwelen heeft te maken?’

Maurice van Vlaanderen kneep zijn lippen op elkaar en knikte. ‘Ik heb daar nooit aan getwijfeld. Dat is van het begin af mijn standpunt geweest.’

De Cock keek hem bestraffend aan. ‘Een slecht uitgangspunt voor een politieman.’

Maurice van Vlaanderen boog zich terug en zwaaide geagiteerd met beide handen. ‘Ik ben geen politieman… wil dat ook niet zijn. Ik wilde hoe dan ook dat de juwelen van mijn vader terechtkwamen.’

‘En daar had u alles voor over?’

‘Ja.’

‘Desnoods… moord.’

Maurice van Vlaanderen sprong wild overeind. ‘Als u mij nog eens van moord beschuldigt,’ brulde hij, ‘ga ik weg.’ De Cock keek met een koele blik naar hem op. ‘Als ik u laat gaan.’

Het gezicht van Maurice van Vlaanderen betrok. ‘U wilt mij arresteren?’

‘Als u mij daar aanleiding toe geeft… ja,’ zei De Cock. Maurice van Vlaanderen ging weer op zijn stoel naast het bureau van De Cock zitten. Zijn gezicht zag bleek. ‘U… eh, u kunt mij toch niet arresteren voor een moord, die ik niet heb begaan?’ De Cock trok wat nonchalant zijn schouders op. ‘Het Wetboek van Strafrecht geeft mij nog tal van andere mogelijkheden: huisvredebreuk bijvoorbeeld… bedreiging met geweld, chantage.’ Maurice van Vlaanderen slikte. ‘Heb ik mij daaraan schuldig gemaakt?’

De Cock grijnsde. ‘Het zou kunnen. Ik denk niet dat Vlindertje u in haar woning heeft toegelaten, alleen, omdat u zo’n vriendelijk voorkomen had. Al tijdens uw eerste telefoongesprek hebt u haar met gevangenisstraf bedreigd als zij u de juwelen niet gaf.’ Maurice van Vlaanderen sloot opnieuw zijn ogen en zuchtte. ‘Wat moest ik? Ik bezit toch niet de dwangmiddelen die u als politie heeft.’ Hij zweeg, streek met zijn vingers door zijn haren en veranderde van toon. ‘Het is waar. Ik heb die vrouw onder druk gezet. Ik heb een persoonlijk onderhoud met haar afgedwongen.’ Hij keek smekend op. ‘Ik kon toch niet wachten tot al die fraaie antieke juwelen in een of andere smeltkroes terechtkwamen of naar het buitenland werden afgevoerd?’ De Cock negeerde de opmerking. ‘Ze stond u een onderhoud toe?’

‘Ja.’

‘Onder welke bedreiging?’

Maurice van Vlaanderen liet zijn hoofd zakken.

‘Ik zou met een paar vrienden komen om bij haar thuis de boel kort en klein te slaan.’

‘Niet fijntjes.’

Maurice van Vlaanderen schudde zijn hoofd.

‘Ik heb er ook spijt van, achteraf. Als ze had geweigerd, zou ik mijn bedreiging nooit hebben uitgevoerd. Ik bezit niet eens vrienden die zich voor zoiets laaghartigs zouden lenen.’ De Cock plukte met duim en wijsvinger aan zijn onderlip. ‘Vlindertje zwichtte.’