Maurice van Vlaanderen knikte. ‘Ze zei… kom maar praten… vanavond om tien uur.’ Hij gleed met zijn vingertoppen langs zijn hals. ‘Ik begreep dat het alles was… of niets. Ze ontving mij koeltjes. Het gesprek vlotte ook niet zoals ik wilde. Ik vertelde haar van mijn vader, zijn passie voor juwelen, zijn herinneringen aan Vlindertje na de diefstal. Het hielp niet. Ze zei, dat ze weliswaar Vlindertje werd genoemd, maar dat ze niets met de diefstal van juwelen te maken had.’
‘En toen?’
Maurice van Vlaanderen sloeg zijn handen voor zijn ogen. ‘Ik werd kwaad. Ik liep naar haar dressoir en trok er de laden uit.’ Hij nam zijn handen voor zijn gezicht weg en staarde voor zich uit. ‘Ze had al die tijd gezeten… op die poef. Plotseling stond ze op en zei: “Uw vader krijgt de juwelen terug.”’
De mond van De Cock viel open.
‘Wat?’
Maurice van Vlaanderen knikte vermoeid.
‘Ze zou ze vanmiddag om twaalf uur brengen.’
17
Toen De Cock enigszins was bekomen van zijn verbijstering, stond hij op en begon door de recherchekamer te stappen. Een dergelijke ontwikkeling had hij niet verwacht. Niet zo snel en zo abrupt. Dat Vlindertje in de gehele affaire een sleutelpositie innam, ingenomen had, dat was hem duidelijk vanaf het moment dat hij haar met een werpmes in haar rug vermoord in haar woning had aangetroffen. Maar dat ze zo nauw… Zijn gedachtereeks haperde. Hij nam weer plaats in de stoel achter zijn bureau en boog zich naar Maurice van Vlaanderen. ‘Gaf ze uitleg?’
‘Waarvan?’
De Cock gebaarde ongeduldig. ‘Hoe ze die toezegging kon doen… hoe ze kon beloven dat uw vader zijn juwelen terugkreeg… hoe ze precies wist welke juwelen werden bedoeld?’ Maurice van Vlaanderen schudde zijn hoofd.
‘Ik moet u tot mijn spijt bekennen dat ik niet naar een dergelijke uitleg heb gevraagd. Ik zei u reeds: voor mij stond van het begin af vast dat die vrouw alles over de diefstal van de juwelen van mijn vader wist. Ik heb daaraan, eerlijk gezegd, nooit getwijfeld. Toen Vlindertje mij zei: “Uw vader krijgt de juwelen terug,” was dat voor mij een waarheid. Dat is ook de reden dat ik die avond in een soort roes naar vrienden van mij in Den Bosch ben gereisd om de goede afloop te vieren. U begrijpt hoe geschokt ik was, toen ik van haar dood hoorde.’
De Cock knikte begrijpend. ‘Ze gaf u de indruk dat ze werkelijk over de juwelen beschikte?’
‘Absoluut.’
De Cock wreef over zijn kin. ‘Waarom die dag respijt? Waarom beloofde Vlindertje u niet om de juwelen de volgende dag terug te brengen, in plaats van de dag daarna?’
Maurice van Vlaanderen glimlachte met een dom gezicht. ‘Daar heb ik niet direct bij stilgestaan. Haar toezegging was voor mij voldoende. Later bedacht ik dat ze tijd moest hebben om de juwelen uit een of andere geheime bergplaats weg te halen.’ De Cock krabde zich achter in zijn nek. ‘Ik word van u niet veel wijzer,’ sprak hij bedroefd.
Maurice van Vlaanderen maakte een hulpeloos gebaartje. ‘Dat spijt me. Dat spijt me oprecht. Misschien ben ik te opportunistisch van aard, te primitief om alles tegenover elkaar af te wegen.’ De Cock hield zijn blik strak op de man gericht. ‘Is het nooit bij u opgekomen dat de toezegging van Vlindertje mogelijk niet meer was, dan een loze kreet om althans tijdelijk van uw… eh, uw opdringerig gedrag verlost te zijn?’
Eén moment leek de zoon van de makelaar uit het veld geslagen. Maar hij herstelde zich wonderlijk snel. Resoluut schudde hij zijn hoofd en strekte zijn wijsvinger naar De Cock uit. ‘De juwelen… Vlindertje had ze.’
Toen Maurice van Vlaanderen was vertrokken, viel er een lange stilte. Het zoemen van een defecte tl-buis aan het plafond werd hoorbaar. Buiten in de Warmoesstraat lalde een dronken sloeber met onvervalste Jordaan-trillers een sentimenteel lied over een valse vriend. Het ging aan De Cock voorbij. Zijn gedachten zochten koortsachtig naar een nieuwe dimensie in de dood van Vlindertje.
Vledder leek wat terneergeslagen. ‘Weet je, De Cock,’ sprak hij na een poosje, ‘volgens mij is er een overeenkomst.’ De Cock keek verstoord op. ‘Waartussen?’
‘De beide moorden. Ga maar na: Pierrot zei dat hij zijn speelschulden met juwelen wilde betalen… en hij werd vermoord. Vlindertje zei dat ze juwelen aan Van Vlaanderen zou teruggeven… en ze werd vermoord.’
De Cock keek de jonge rechercheur bewonderend aan. ‘Je hebt gelijk,’ zei hij hoofdknikkend. ‘Dat is inderdaad een frappante overeenkomst. Mogelijk ligt hier zelfs het motief.’ Er kwam een diepe denkrimpel in zijn voorhoofd. Het idee trok hem aan. ‘Beiden,’ ging hij verder, ‘wisten dat iemand… waar dan ook… juwelen had. Vermoedelijk wisten Pierrot en Vlindertje dat al geruime tijd. Die wetenschap op zich vormde blijkbaar geen dodelijk geheim… geen wezenlijke bedreiging. Het escaleerde pas tot moord, toen…’ Plotseling stokte hij. De dronken sloeber buiten had de tweede strofe van zijn droevig lied beëindigd: wat een vriend… wat een vriend was jij voor mij. Geschrokken kwam hij overeind. Ineens rende hij naar de kapstok. Vledder keek hem lachend na. De Cock in draf was een komisch gezicht. ‘Wat is er?’ riep hij naderbij komend.
De Cock wurmde zich gehaast in zijn regenjas en greep zijn hoedje. ‘De Jordaan… een vriend… Madelievenstraat… Henri Jonkers… hij was niet op de begrafenis van Pieter Eickelenbosch.’
Vledder ranselde de oude politiewagen vanaf de Oudebrugsteeg het Damrak op. Bij de Dam ging hij rechtsaf en reed achter het Koninklijk Paleis om de Raadhuisstraat in. Bij de Westermarkt negeerde hij een paar stoplichten en stoof de Rozengracht op. De Cock klapte een paar maal met de muis van zijn rechterhand tegen zijn voorhoofd. ‘Het is stom dat het mij niet eerder is opgevallen. Henri Jonkers had op de begrafenis moeten zijn. Het is volgens mij ondenkbaar dat hij vrijwillig is weggebleven.’ ‘Wat kan er met hem zijn gebeurd?’
‘Geen flauw vermoeden.’
Vledder blikte even opzij. ‘Een werpmes in zijn rug?’ De Cock antwoordde niet. Hij hield zijn armen en benen schrap toen Vledder met gierende banden vanaf het Marnixplantsoen naar de Westerstraat draaide.
‘Weet je waar het is?’
Vledder knikte. ‘Hier achter bij de Anjeliersstraat.’ Hij wurmde de politiewagen langs een reeks obstakels en bracht hem midden op de rijbaan van de Madelievenstraat tot stilstand. De beide rechercheurs stapten uit en renden naar nummer 317. Vledder dreunde stampend voorop. De Cock sjokte in een waggelende galop achter hem aan. Na elkaar stoven ze de smalle houten trap op. Puffend en zwaar hijgend bleven ze op het portaal van de tweede etage staan.
De Cock draaide voorzichtig aan de deurknop. De deur bleek op slot. Hij gaf Vledder een wenk. De jonge rechercheur deed twee passen terug en liep daarna de deur finaal uit zijn scharnieren. Krakend klapten de panelen op de keukenvloer. In het peuterige woonkamertje heerste een onbeschrijfelijke ravage. In het midden lag de tafel met zijn vier poten omhoog. De stoelen waren omvergeworpen en laden en kasten overhoop gehaald. De inhoud lag her en der over de vloer verspreid. Ze vonden Henri Jonkers achter in de kleine slaapkamer. Hij lag gekneveld op zijn bed. Zijn handen en voeten waren met touwen aan de spijlen van het bed gebonden. Zijn mond was met een brede pleister afgedekt. In zijn ogen glansde dankbaarheid toen hij de beide rechercheurs herkende.
De Cock trok de pleister voorzichtig van zijn mond en Vledder sneed de touwen met zijn zakmes door.
Henri Jonkers wreef met een pijnlijk gezicht over zijn gestriemde enkels en polsen. Plotseling sloeg hij zijn handen voor zijn ogen en barstte in snikken uit.
Vledder kwam met een glas water uit de keuken en De Cock ging naast de man op de rand van het bed zitten.