Выбрать главу

Langzaam kwam Henri Jonkers tot zichzelf. Hij sloot even zijn ogen. ‘Die martelende onzekerheid of iemand je ooit zal vinden. Dat was het ergste.’ Hij keek De Cock aan. ‘Hoe wist u het?’

De grijze speurder schudde zijn hoofd. ‘Ik wist het niet. Ik miste je vanmorgen op Zorgvlied bij de begrafenis van Pieter.’ Hij blikte op zijn horloge. ‘Ongeveer een kwartier geleden besefte ik pas wat dat betekende.’

Henri Jonkers zuchtte diep. ‘Gisteravond om een uur of tien… ik keek televisie… stapten plotseling twee mannen mijn woning binnen. Bivakmutsen over hun hoofd. Ze grepen mij en bonden mij op mijn bed vast. Daarna plakten ze mijn mond dicht en begonnen alles overhoop te halen.’

De Cock knikte misprijzend. ‘Op zoek naar juwelen.’ Henri Jonkers keek hem verbaasd aan.

‘Ik… ik,’ stotterde hij, ‘ik heb geen juwelen. Wat, wat voor juwelen zou ik moeten hebben?’

‘De juwelen, die Pieter Eickelenbosch aan gokbaas Freekie van Wezel ter betaling van zijn speelschulden had aangeboden.’ Henri Jonkers wreef met de rug van zijn hand langs zijn mond. Er was nog een duidelijke markering van de plek waar de pleister had gehecht. ‘Heeft Pieter hem juwelen aangeboden?’ vroeg hij ongelovig.

De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Ik ben ervan overtuigd dat u die visite daaraan te danken hebt. Freekie van Wezel zal hebben geweten dat u met Pieter bevriend was.’

Henri Jonkers gebaarde hulpeloos.

‘Dat wist hij. Ik ging wel eens met Pieter mee naar de speelzaal. Ik ben door Pieter zelfs aan Freekie van Wezel voorgesteld.’ Hij dacht even na. ‘Maar Pieter had geen juwelen.’

‘Dat weet u zeker?’

‘Absoluut.’

De Cock trok zijn schouders iets op. ‘Dan meende hij over juwelen te kunnen beschikken.’

Henri Jonkers grinnikte droevig. ‘Hoe dan?’ Het klonk als een noodkreet.

De Cock keek de man van terzijde aan. ‘U weet dat inmiddels ook het danseresje van de groep, Vlindertje, is vermoord?’ ‘Ik heb het gelezen.’

‘U kende Vlindertje?’

Henri Jonkers schudde zijn hoofd. ‘Ik heb Vlindertje, jammer genoeg, persoonlijk nooit ontmoet. Ik kende haar alleen door de verhalen, die Pieter over haar deed.’

‘Wat voor verhalen?’

Over het gerimpeld gelaat van Henri Jonkers gleed een moede glimlach. ‘Och, kleine voorvalletjes… op en achter het toneel. Ze had eens, tijdens de eerste huppelpasjes van haar optreden, haar beide plastic vleugeltjes verloren. Toen wilde de toneelmeester haar niet ophijsen om haar over de bühne te laten zweven. Dat kon niet, zei hij, zonder vleugeltjes. Het moet een zotte vertoning zijn geweest.’ Hij pauzeerde even en verwijlde in herinneringen. ‘Ik heb de indruk gekregen dat Vlindertje erg geliefd was bij de groep. Pieter sprak altijd met enige tederheid over haar.’

De Cock zuchtte. ‘Toch werd ze vermoord… net als Pieter… met een werpmes van Fantinelli in haar rug.’

Henri Jonkers staarde voor zich uit.

‘Onbegrijpelijk,’ was zijn bedroefde reactie. ‘Volkomen onbegrijpelijk. Wat heeft dat voor zin? Dat is toch de daad van een idioot… een maniak.’

De Cock negeerde de opmerking. Hij kneep zijn ogen half dicht. ‘Weet u wat ik onbegrijpelijk vind? Dat mij over Vlindertje… een lieve, zachte, nog jonge vrouw, van een bevallige schoonheid… geen enkele liefdesaffaire ter ore is gekomen.’ Henri Jonkers keek hem verbaasd aan. ‘Vlindertje heeft toch een verhouding gehad.’

De Cock keek de man aan met een scheef hoofd. ‘Een verhouding?’ herhaalde hij.

Henri Jonkers knikte nadrukkelijk. ‘Met een hypnotiseur.’ ‘Wat?’

Jonkers knikte opnieuw. ‘Met hem heeft ze jaren samengewoond.’

Het was voor de tweede keer binnen enkele uren, dat de mond van De Cock openviel van verbijstering.

18

Vledders gezicht stond ernstig.

‘Smalle Lowietje,’ sprak hij gedecideerd, ‘zal ons nu toch opening van zaken moeten geven.’

‘Waarover?’

Vledder zwaaide wat wild met zijn armen.

‘Over dat snuitertje. Met die zoekactie naar juwelen in de woonboot van Pierrot kon ik nog vrede hebben. Ik kan mij nog voorstellen dat je die inbraak door de vingers wilt zien. Maar wat ze met die arme Henri Jonkers hebben uitgespookt… dat gaat toch wel alle perken te buiten. Wie weet wat er met die man was gebeurd als jij niet zo alert was geweest. Misschien was hij daar op zijn bed wel doodgehongerd.’

De Cock knikte instemmend. Het hele betoog van zijn jonge collega was hem ontgaan. Zijn gedachten doolden in een andere richting. De uitspraak van Henri Jonkers dat Vlindertje in het verleden een verhouding had gehad met een hypnotiseur, zette de deur naar de oplossing van het mysterie op een kier. Er waren plotseling perspectieven. Hij overdacht welke mogelijkheid hij had om die deur verder open te duwen en die perspectieven uit te bouwen. Zijn gezicht betrok. Het ellendige gevoel dat hij nog steeds de samenhang niet doorzag, bezorgde hem kriebels van onbehagen. Hij keek naar Vledder, die tegenover hem zat.

‘Kijk eens beneden of Jan Kusters achter de balie zit en vraag of hij even bij mij wil komen.’

Vledder stond op en verdween van de recherchekamer. De Cock zette zijn beide ellebogen op zijn bureau en liet zijn hoofd rusten in het kommetje van zijn handen. Zijn gezicht vergleed in een peinzende expressie. Hij vroeg zich af waarom hij zelf niet op de gedachte van een hypnotiseur was gekomen. Misschien, omdat hij er niet in geloofde… omdat hij zich niet kon voorstellen dat een ander in staat zou zijn om zijn wil gedeeltelijk uit te schakelen en zijn gedrag te beïnvloeden. Dat leek hem ondenkbaar.

Wat is hypnose? Een extreme vorm van suggestie, had hij eens gelezen, een psychische beïnvloeding, die iemand in een toestand voert, waarin hij of zij kritiekloos opdrachten van de hypnotiseur aanvaardt. Was dat gebeurd met makelaar Van Vlaanderen… met al die mensen van wie op onverklaarbare wijze juwelen waren verdwenen? Hadden zij in een hypnotische slaap hun eigen brandkasten geopend en de weg naar hun bezittingen probleemloos vrij gemaakt voor de dief?

Van Vlaanderen sprak over ‘een ongrijpbare lacune in de tijd’, klaagde over ‘een gat in zijn herinnering’… een herinnering, waarin alleen Vlindertje was blijven hangen. Maar Van Vlaanderen had het dode Vlindertje niet herkend.

Vledder kwam met Kusters de recherchekamer binnen. De Cock begroette de wachtcommandant met een glimlach. ‘Ga zitten, Jan,’ sprak hij vriendelijk. ‘Ik wil nog eens met je praten over die feestavond van CTO.’

Kusters lachte. ‘Heb je geld?’

De Cock schonk hem een milde grijns. ‘Wie weet… misschien kan ik binnen niet al te lange tijd een dankbare makelaar bewegen tot een vorstelijke donatie.’

‘Als dat zou kunnen.’

De Cock nam de grijns van zijn gezicht. ‘Als ik goed naar je heb geluisterd… dan trad er destijds in dat variétégroepje op jullie feestavond ook een hypnotiseur op.’

‘Ja.’

‘Wat deed hij?’

Kusters grinnikte. ‘Hij liet mensen uit de zaal op het toneel komen en bracht hen onder hypnose. Dan liet hij hen allerlei bewegingen maken. Als hij zei dat ze op een fiets zaten, dan begonnen ze te trappen. Als hij zei dat ze een paard hadden bestegen, dan maakten ze bewegingen alsof ze in het zadel zaten. Het was komisch, en voor mij, als politieman, een beetje beangstigend. Hij liet ook leden van het bestuur van de vereniging op het toneel komen, luitjes, die ik als verstandige en evenwichtige mensen kende, maar die in een hypnotische toestand toch volledig aan de wil van die hypnotiseur leken overgeleverd. Dat heeft mij toen wel even aan het denken gezet. Ik heb er die avond nog met mijn vrouw over gesproken. Wat mij vooral frappeerde, was het feit dat niemand zich achteraf meer iets van zijn zotte gedrag op het toneel kon herinneren. Ze weigerden het zelfs te geloven, als men het hen vertelde. Ik zei tegen mijn vrouw: “Men zou iemand op die manier de afschuwelijkste misdrijven kunnen laten plegen.”’ De Cock schudde zijn hoofd. ‘Gelukkig niet. Het schijnt dat men iemand onder hypnose geen daden kan laten uitvoeren, waartoe de man of vrouw van nature niet geneigd is.’ ‘Ik vind het toch maar een griezelige zaak.’