Выбрать главу

De grijsaard vluchtte… rende in de richting van De Cock. In een poging om de man te stoppen, spreidde de speurder zijn armen, maar de kracht waarmee de man tegen hem aanbotste, was te groot. De Cock viel op zijn rug. Zijn hoedje rolde van hem weg. Moeizaam krabbelde hij van de straat overeind. Achter zich hoorde hij het gieren van een remmende auto, gevolgd door een klap. Toen hij omkeek, zag hij de grijsaard op de rijbaan liggen.

Vledder rende op hem af. De Cock en Keizer volgden. De man lag op zijn buik. Zijn gezicht half opzij. Bloed droop uit zijn rechteroor.

Vledder bukte bij hem. Geschrokken keek hij omhoog. ‘Peter van Dongen… de impresario.’

De Cock knikte, hij draaide zich om en liep naar de plek waar zijn hoedje lag.

In zijn ogen blonk een traan.

19

Mevrouw De Cock deed open. Op de stoep voor haar woning stonden Appie Keizer en Dick Vledder. Mevrouw De Cock begroette beiden bijzonder hartelijk. ‘Zijn er niet meer?’ Appie Keizer schudde zijn hoofd. ‘Rijpkema, Stoops en Zeegers kregen plotseling een zogenaamde zelfmoord voorgeschoteld.’ ‘Een zo-ge-naam-de?’

Appie Keizer grinnikte jongensachtig. ‘Het leek op een zelfmoord, maar toen ze heel goed keken, was het moord.’ Mevrouw De Cock bracht haar wijsvinger voor haar gesloten lippen. ‘Zeg er maar niets van tegen mijn man. Hij is in staat om onmiddellijk zijn jas aan te trekken en naar de Kit te gaan.’ Vledder wuifde afwerend. ‘Geen denken aan. Ik wil eerst uitleg… anders komt hij de deur niet uit.’

Mevrouw De Cock ging de rechercheurs voor naar haar gezellig ingerichte woonkamer. De grijze speurder zat lui in een brede fauteuil, pantoffels aan zijn voeten en naast zich een tafeltje met diepbolle glazen en een fles verrukkelijke cognac.

Hij liet de twee jonge rechercheurs tegenover zich op de bank plaatsnemen en schonk in, aandachtig en met overgave. De Cock hield van een goed glas cognac en had het genieten daarvan verheven tot een cultus. Hij reikte de glazen aan en mevrouw De Cock droeg uit de keuken schalen vol lekkernijen aan.

Vledder kon zijn ongeduld niet bedwingen. ‘Is hij dood?’ De Cock liet de cognac in de warmte van zijn hand schommelen, snoof en nam een slokje. ‘Hij leeft nog. Ik heb vanmorgen in het ziekenhuis even met hem mogen praten. Hij was opmerkelijk helder van geest, maar zijn behandelend arts achtte zijn toestand nog uiterst kritiek.’

‘Hoe wist je dat het Peter van Dongen was?’

De Cock zette zijn glas neer. ‘Dat wist ik niet. Ik was er alleen van overtuigd geraakt dat juwelen in het variétégroepje op de een of andere manier een belangrijke rol speelden. Dat was de reden dat ik, inzake dit onderwerp, zo voorzichtig was bij het benaderen van de leden van het groepje. Ik kreeg het gevoel dat er een soort gemeenschappelijk geheim was, waarover men niet wilde praten. Toen Henri Jonkers mij vertelde dat Vlindertje in het verleden een liefdesaffaire had gehad met de hypnotiseur van het groepje, begreep ik dat dit mogelijk de verklaring was voor de raadselachtige juwelendiefstallen. Hypnose… de bestolenen hadden onder hypnose zelf hun eigen kluis geopend en konden zich, na het ontwaken uit hun hypnotische slaap, alleen maar vlindertje herinneren. De vraag die plotseling centraal stond, was: Wie was die hypnotiseur? De meest voor de hand liggende stap zou zijn geweest om dat aan een van de leden van het variétégroepje te vragen, maar om redenen die ik reeds schetste, durfde ik dat niet. Ik was bang dat de betrokkene zich dan volledig aan mijn naspeuringen zou onttrekken. En dat wilde ik voor alles vermijden. Jan Kusters, de wachtcommandant, die de groep compleet met hypnotiseur op een verenigingsavond had zien optreden, kon mij niet helpen. Smalle Lowietje bracht mij verder. Hij kende weliswaar niet de naam van de man, maar hij gaf mij wel een duidelijk signalement: een lange, breedgeschouderde man met staalblauwe ogen en een diepe, warme stem.’ ‘Peter van Dongen.’

De Cock knikte. ‘De moeilijkheid was dat ik tot geen enkele vorm van bewijsvoering kon komen. Bovendien speelde de vraag: Was de impresario Peter van Dongen, buiten de man van de juwelendiefstallen, ook de moordenaar van de clown Pierrot en van Vlindertje? Ik heb nog met de gedachte gespeeld om een inbraak te plegen bij Peter van Dongen aan de Willemsparkweg, in de hoop daar bewijsmateriaal te vinden. Bijvoorbeeld werpmessen, of antieke juwelen… maar mijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie was met vakantie in Benidorm en alleen durfde ik het karwei niet aan.’ De Cock keek even speels naar Appie Keizer. ‘Dit is uiteraard een vertrouwelijke mededeling.’ De jonge rechercheur grijnsde. ‘Dat begrijp ik.’

Vledder boog zich naar voren. ‘Je zei gisteravond dat je was uitgegaan van mijn theorie?’

Er gleed een glimlach over het gezicht van De Cock. ‘Jij zei dat er tussen de moord op de clown Pierrot en Vlindertje een duidelijke overeenkomst was. Beiden werden vermoord, nadat ze kenbaar hadden gemaakt dat ze over juwelen konden beschikken. Ik vond het een bruikbare theorie en besloot die aan de praktijk te toetsen.’ Hij zuchtte. ‘Daar kwam nog bij, dat ik langzaam tot de overtuiging was gekomen, dat ik maar één mogelijkheid had om de moordenaar te ontmaskeren, ik moest hem tot een derde moord verleiden.’

Appie Keizer spreidde zijn mollige handjes. ‘Hoe?’

De Cock antwoordde, ‘Inderdaad… hoe? Ik besloot om Henri Jonkers in vertrouwen te nemen. Na enig aandringen bleek hij tot medewerking bereid. Ik liet hem een brief schrijven aan Peter van Dongen, waarin hij stelde, dat hij als enige en intieme vriend van Pieter Eickelenbosch volledig op de hoogte was van de juwelendiefstallen… dat hij de zekerheid had dat zijn vriend door Peter van Dongen op zijn woonboot met een werpmes was vermoord… en dat hij het aandeel in de juwelenbuit opeiste, dat zijn vriend Pieter Eickelenbosch, alias de clown Pierrot toekwam. Zo niet… dan zou hij de recherche van het bureau Warmoesstraat van zijn wetenschap op de hoogte brengen.’ Appie Keizer trok zijn neus iets op. ‘Duivels.’ Ondanks zijn afkeurende mimiek, trilde er bewondering in zijn stem. De Cock knikte voor zich uit. ‘Het was niet alleen duivels… maar ook levensgevaarlijk. Henri Jonkers had namelijk als uitdrukkelijke eis gesteld dat de ontmoeting tussen hem en Peter van Dongen nabij de Schreierstoren zou worden gearrangeerd. Dat was voor mij een slecht punt. Posteerde ik daar te veel rechercheurs, dan liep ik de kans dat de moordenaar onraad rook en zich terugtrok. Ik moest de val zo open mogelijk houden. Dat hield in dat ik Henri Jonkers niet volledig kon beschermen. Omdat ik ervan uitging dat de moordenaar bij zijn aanslag weer een werpmes zou gebruiken, liet ik bij Henri Jonkers tussen zijn kleding op zijn borst en rug een stalen plaat aanbrengen.’ Vledder grinnikte. ‘Daarom schampte het mes.’

De Cock dronk peinzend zijn glas leeg. ‘Dat Peter van Dongen als een gebrekkige oude man ten tonele zou verschijnen, dat had ik niet verwacht. Hoewel Stoops, Rijpkema en Zeegers toch over een duidelijk signalement beschikten, hebben ze hem niet opgemerkt. Begrijpelijk. Het was puur toeval dat ik hem als een storende dissonant in de hoerenparade zag strompelen.’ Hij zette het glas naast zich op het tafeltje. ‘Dat Peter van Dongen in zijn wilde vlucht tegen een auto opliep, heb ik niet voorzien, noch gewild.’ Een tijdlang zwegen allen… ieder verzonken in zijn eigen gedachten. Het was een onrustige Vledder, die het zwijgen verbrak. ‘Toch begrijp ik van de moorden nog steeds niet het hoe en waarom!’ De Cock schonk zich nog eens behoedzaam in.

‘Als rechercheur,’ begon hij kalm, ‘trek je soms voorbarige conclusies. Toen wij de clown met een werpmes in zijn rug vonden en later bleek dat er een set werpmessen uit de wagen van Fantinelli was gestolen, ging ik uit van voorbedachte rade. De moordenaar had de messen, zo concludeerde ik, gestolen om ze later als moordwapen te gebruiken.’

Vledder keek hem verwonderd aan. ‘Was dat niet zo?’ De Cock schudde zijn hoofd. ‘De cassette met de twaalf werpmessen werd in Apeldoorn, door een heroïneverslaafde, een junk, uit de wagen van de messenwerper gestolen. De junk ging ermee naar zijn heler en kreeg daar een klein bedrag voor. De heler bekeek de cassette zorgvuldig en ontdekte daarin de naam Fantinelli. De heler begreep dat de — overigens waardeloze — messen voor de messenwerper juist van grote betekenis waren. Hij probeerde contact met hem op te nemen. Zoekend naar Fantinelli kwam hij in aanraking met de impresario Peter van Dongen, die de messen onmiddellijk van de heler opkocht.’ Vledder kneep zijn oogleden samen. ‘Wilde Peter van Dongen dan geen moord plegen?’