Выбрать главу

Toen ze waren vertrokken, schoof mevrouw De Cock een poef bij en ging pal voor haar man zitten. ‘Ik heb de hele avond op één vraag zitten wachten.’

De Cock glimlachte. ‘Welke?’

‘Heeft Vlindertje wel eens actief aan de juwelendiefstallen deelgenomen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Nooit.’

‘Hoe… eh, hoe kon het dan dat de mensen, die waren bestolen, zich vlindertje herinnerden?’

De Cock stak zijn hand in een zijzak van zijn colbert en diepte daaruit een broche op. Het was een prachtig juweel van onyx, in de vorm van een vlinder, afgezet met een rand van wit goud, waarin tientallen flonkerende briljantjes waren gevat. ‘Een geschenk van Vlindertje aan Peter van Dongen, uit de tijd dat ze nog verliefd op elkaar waren. Peter gebruikte het kleinood om zijn slachtoffers te hypnotiseren.’

De grijze speurder hield het flonkerende vlindertje aan de ketting vast en liet het voor de ogen van zijn vrouw trage slingerbewegingen maken.

Mevrouw De Cock keek ernaar… geboeid en gefascineerd. Plotseling keek ze naar hem op. Om haar lippen speelde een zoete lach. ‘Jur rian… Jur rian de Cock. Je hoeft mij niet meer te hypnotiseren, dat heb je al gedaan, langgeleden, toen ik je voor het eerst ontmoette.’