Выбрать главу

‘Hij is dood,’ sprak hij laconiek.

De Cock knikte.

‘Dat begreep ik,’ reageerde hij simpel.

Den Koninghe knikte in de richting van de clown.

‘Zeker zes uur. Misschien nog wel langer. De lijkstijfheid is algemeen.’

Hij zette met precieze bewegingen zijn bril weer op, borg zorgvuldig zijn pochet weg en pakte de hand die De Cock hem reikte. De rechercheur trok hem van het vlondertje aan boord. ‘Inwendige bloedingen?’

De lijkschouwer maakte een vaag gebaartje.

‘Vermoedelijk. Ik neem aan dat inwendige bloedingen tot de dood hebben geleid. Maar dat kan dokter Rusteloos morgen bij de sectie beter bekijken.’ Hij nam zijn hoed van De Cock aan, zette hem op zijn hoofd en liep voorzichtig door het gangboord naar de kade. Halverwege bleef hij staan en zei: ‘Heb jij wel eens een clown zonder schmink gezien?’ Toen liep hij door. De potige diender hees hem weer aan de wal.

De Cock dacht na over de vraag. Veel tijd kreeg hij niet, want Van Wielingen liep flitsend om hem heen en Ben Kreuger, de dactyloscoop, vroeg wat hij in godsnaam op het vlondertje moest zoeken.

‘Dat hout is nat,’ riep hij wanhopig. ‘Ik kan het hele vlondertje wel grijs kwasten, maar ik haal er geen prentje af.’

De Cock wuifde achteloos.

‘Dan doe je het niet,’ sprak hij. ‘Jij bent deskundige. Als jij denkt dat…’ Hij maakte zijn zin niet af, maar wees op de clown: ‘Ik had wel graag zijn vingerafdrukken.’

Kreuger keek hem aan.

‘Nu?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Doe het morgen maar in het sectielokaal… liefst voordat de patholoog-anatoom aan de gang gaat.’

De dactyloscoop schonk hem een dankbare blik.

Toen Kreuger en Van Wielingen waren vertrokken, riep De Cock de beide broeders van de Geneeskundige Dienst aan boord. ‘Vervoer hem op zijn buik,’ instrueerde hij. ‘En laat dat mes in zijn rug zitten, dat heeft dokter Rusteloos graag.’

De beide broeders knikten als een tweeling. Ze namen de dode clown van het vlondertje en legden hem op de brancard. Gewoontegetrouw drapeerden ze een laken over hem heen. Het uitstekende mes met het laken erover gedrapeerd gaf een vreemd, bijna lachwekkend effect. Voorzichtig tilden ze de clown op de kade. Vanaf het achterdek keek De Cock hen na en zag hoe de agenten moeite hadden om het opdringende publiek op een afstand te houden.

De Cock bedankte de bemanning van de politieboot voor hun hulp. Moeizaam klom hij op de wal en wenkte Vledder. Via de Stormsteeg, de Korte en de Lange Niezel liepen de rechercheurs terug naar de Warmoesstraat. Ze spraken niet. Er was een mens vermoord en ergens was een moordenaar. Die gedachte hield hen bezig.

De Cock keek om zich heen. Het ritme van de buurt was niet verstoord. Vunzige sekstheatertjes vonden gretige bezoekers. Uit een café klonk het stampen en gieren van een gitaar. Voor de etalage van een seksshop giechelden enkele vrouwen. Toen ze in de Warmoesstraat het oude bureau binnenstapten, wenkte Jan Kusters hen naar de balie. De wachtcommandant raadpleegde een notitie.

‘Een halfuurtje geleden heeft een impresario gebeld. Van Dongen, Peter van Dongen heet hij. Hij vroeg mij om jullie te vertellen dat ene Pieter Eickelenbosch vanavond in Groningen optreedt.’ De Cock keek hem raadselachtig aan.

‘In Groningen?’ stamelde hij onthutst.

De wachtcommandant knikte.

‘Als Pierrot… de clown.’

3

Met zijn regenjas losjes om zijn brede schouders, liet De Cock zich in de stoel achter zijn bureau zakken. Zijn vilten hoedje hing ver achter op zijn hoofd. De mededeling van de wachtcommandant dreunde nog na. Hij keek naar Vledder, die verslagen tegenover hem zat.

‘Heb jij wel eens een clown zonder schmink gezien?’ Vledder trok een gek gezicht. ‘Ik heb die vraag van dokter Den Koninghe gehoord. Het was een hele goeie.’

‘En?’

Vledder spreidde zijn beide handen in een hulpeloos gebaar. ‘Wanneer zie je als gewoon sterveling een clown? In het theater, in de piste van een circus of op de tv… maar altijd geschminkt. Toen ik Pierrot die laatste keer in Carré zag, had hij een krijtwit gezicht met zwart omrande ogen. Ik herinner mij dat nog levendig, omdat hij zo’n geweldige indruk op mij maakte. Hij was niet alleen komisch, maar toonde zich ook een virtuoos op vrijwel elk instrument; hij speelde viool, fluit, saxofoon, klarinet… noem maar op. Een groot artiest. Het was een lust om naar hem te kijken en te luisteren.’

‘Zijn gezicht?’

Vledder antwoordde een beetje kregelig. ‘Ik zei je toch al… geschminkt. Bovendien zat ik in de zaal, wel een tiental meters van hem af. Ik herkende de clown op het vlondertje als Pierrot aan zijn kleding. Hij lag op zijn buik. Later, voordat de broeders hem in de ambulancewagen schoven, heb ik hem nog even in zijn gezicht gezien.’ Hij zuchtte diep. ‘Dat deed mij niets… gewoon, een in de dood verstard gezicht van een onbekende man van een jaar of vijfenveertig.’

De Cock plukte met twee vingers aan het puntje van zijn neus. ‘Het ellendige is… we hebben nu twee Pierrots: een levende ergens op een podium in Groningen en een dode in het mortuarium van Westgaarde.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Wie is de echte?’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje voor hij antwoordde. ‘Oppervlakkig bezien is dat niet zo moeilijk. Als er vanavond in Groningen inderdaad een clown is opgetreden die dezelfde muzikale virtuositeit toonde als de Pierrot die jij in Carré zag, dan is dat de echte.’ Hij zweeg even en wreef nadenkend over zijn kin. ‘Tenzij… tenzij iemand met enige muzikale begaafdheid de act van Pierrot zo vaak heeft gezien, dat hij in staat is hem te imiteren.’ Hij strekte zijn wijsvinger naar Vledder uit. ‘Net zoals jij Pierrot op het vlondertje herkende aan zijn clownspak… zo zal het publiek in Groningen ook afgaan op de uiterlijke verschijningsvorm.’ Vledder keek zijn mentor met gefronste wenkbrauwen aan. ‘Je bedoelt,’ sprak hij weifelend, ‘dat vanavond op het podium in Groningen, in het clownspak van Pierrot, verborgen achter dikke lagen schmink, vrijwel iedereen kon schuilgaan?’ ‘Zo ongeveer.’

Hij staarde voor zich uit.

‘Misschien hebben we dan toch de echte Pierrot in het mortuarium van Westgaarde.’

De Cock dacht even na. De mogelijkheden van het clownspak overweldigden hem een beetje. ‘Ik besef alleen,’ sprak hij met een zucht, ‘dat we weer dik in de problemen zitten.’ Hij kwam traag overeind, strekte zijn rug en liep naar de kapstok om zijn hoed en zijn regenjas op te hangen. ‘Laten we alvast,’ riep hij terugkomend, ‘een summier rapport maken voor commissaris Buitendam. Anders schreeuwt hij morgen het hele bureau bij elkaar, dat hij weer nergens van weet.’

Vledder trok zijn schrijfmachine naar zich toe.

‘Een summier rapport.’ Het klonk spottend. ‘Wat zetten we erin?’

De Cock kwam naast hem staan.

‘De rechercheurs Vledder en De Cock,’ dicteerde hij, ‘melden, dat op heden te 21.15 uur op een houten vlondertje boven het water van de Geldersekade, aan de voet van de Schreierstoren in een clownspak het lijk werd gevonden van een tot nu onbekende man, die met een groot model werpmes werd vermoord.’ Vledder keek verrast omhoog.

‘Een werpmes?’

De Cock knikte.

‘Zo’n mes, waarmee messenwerpers op het toneel hun doorgaans beeldschone vrouwelijke assistenten belagen.’ Vledder bracht zijn hand voor zijn mond. ‘Dat… eh, dat is mij niet eens opgevallen,’ sprak hij geschrokken. ‘Ik vond het wel een uitzonderlijk groot mes, van een vreemd model. Maar verder heb ik daar niet bij nagedacht.’ Hij schoof zijn schrijfmachine iets van zich af. ‘Zou men dat mes in de rug van de clown hebben geworpen… van een afstand?’

De Cock trok zijn schouders op.

‘Het lijkt mij het beste dat je er morgenochtend voor de sectie even met dokter Rusteloos over praat. Misschien heeft hij in zijn lange praktijk wel eens iets dergelijks meegemaakt. Misschien kan hij ook aan de aard van de verwonding…’ De Cock stopte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: ‘Binnen.’