Выбрать главу

De Cock hees zijn zware lijf op een barkruk.

‘Ook goedemiddag,’ reageerde hij laconiek.

‘Hetzelfde recept?’

Zonder op antwoord te wachten dook de tengere caféhouder onder de tapkast en kwam weer boven met een fles pure Franse cognac Napoléon, die hij met een haast devoot gebaar voor de rechercheurs neerzette. ‘Nog van mijn oude voorraad,’ lispelde hij vergenoegd. ‘Ik ben er nog zuiniger op dan op mijn vrouw.’ Hij pakte drie bolle glazen en schonk in, statig en plechtig, als gold het een ceremonieel gebeuren.

De Cock keek vriendelijk glunderend toe. Hij hield van die momenten. En hoewel hij wist dat de smalle caféhouder een dief was en een heler — een man die in zijn leven vrijwel alles had gedaan wat God in zijn almachtige wijsheid had verboden — hield hij van Lowietje.

‘Proost.’

Hij nam het glas op, schommelde het in zijn hand en snoof de prikkelende geur van de cognac op. Voorzichtig nam hij een slokje. Zacht gleed het fluwelen vocht langs zijn dorstige keel. Hij keek even peinzend naar het glas en zette het toen met een teder gebaar op de tapkast terug.

‘Er zijn ogenblikken,’ sprak hij filosofisch, ‘dat ik mij volledig verzoen met het leven.’

Smalle Lowietje knikte instemmend. Bewonderend keek hij naar De Cock.

‘Soms zeg je van die mooie dingen.’

Vledder snoof. ‘Jij maakt hem niet alle dagen mee.’ De tengere caféhouder keurde de jongeman geen blik waardig. Hij had er nog steeds moeite mee om Vledder volledig te accepteren. Verstoord wendde hij zich tot De Cock. ‘Druk aan de Kit?’ De grijze rechercheur glimlachte.

‘Ik denk niet dat ik ooit werkloos word. Misdaad kent geen malaise.’ Hij blikte even om zich heen en boog zich toen iets naar voren. ‘Ik zoek antieke juwelen,’ fluisterde hij.

‘Veel?’

‘Voor een miljoen.’

Lowietje floot tussen zijn tanden.

‘Dat is niet gering.’ Hij hield zijn hoofd iets scheef. ‘Mooi spul?’ ‘Dacht ik wel. Als je eens wat aangeboden krijgt… je weet waar de Kit staat.’

De caféhouder trok een bedenkelijk gezicht.

‘Ik verwacht niet dat ze bij mij komen. Ze weten in het penozewereldje dat ik niet zo kapot ben van juwelen. Ze zijn door de eigenaar vrijwel altijd te herkennen en als foks[1] brengt het bijna niets op.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Ken je ene Clarisse?’ veranderde hij van onderwerp. ‘Een hoertje dat voor een uitzendbureau werkt.’

Smalle Lowietje knipoogde.

‘Klaartje Paardestaart.’

‘Heet ze zo?’

De caféhouder gniffelde.

‘Ik weet dat ze zich tegenwoordig Clarisse laat noemen, maar ze heet gewoon Klaartje en van kinds af aan draagt ze het rode haar in een staart. Begrijp je? Maffe Kee weet wel waar ze woont.’ De Cock knikte hem dankbaar toe, pakte zijn glas op en dronk het genietend leeg.

‘Schenk nog eens in.’

Lowietje reageerde met de snelheid van een kastelein. ‘Is die dode clown ook van jou?’ vroeg hij.

De Cock glimlachte.

‘Je bedoelt… of ik die moord behandel?’

De caféhouder knikte.

‘Ze hebben jou bij de Schreierstoren zien staan.’

‘Dat klopt. Iets gehoord?’

Smalle Lowietje trok een grijns.

‘Er gaan altijd geruchten.’

‘Wat voor geruchten?’

‘Dat ze failliet waren.’

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

‘Wie waren failliet?’

‘Dat variétégroepje.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Die… eh, die clown van de Schreierstoren behoorde bij een variétégroepje?’

‘Ja.’

‘Hoe groot was die groep?’

‘Een man of tien, twaalf.’

‘Geen vrouwen?’

Lowietje lachte.

‘Natuurlijk waren er vrouwen. Variété zonder vrouwen is ondenkbaar. En het waren mooie vrouwen. Als ze in Amsterdam optraden, kwamen ze hier wel eens een afzakkertje nemen. Vooral Vlindertje was een schoonheid.’

De Cock verslikte zich bijna in zijn cognac.

‘Vlindertje?’

Lowietje knikte nadrukkelijk.

‘Ze had een soort dansnummer met plastic vleugeltjes op haar rug. Daarbij zat ze vast aan een kabel met een katrol en dan lieten ze haar over de bühne zweven.’

De Cock zette zijn glas neer.

‘Vlindertje,’ lispelde hij verbijsterd. ‘Vlindertje.’ In een opwelling nam hij het muizensmoeltje van de caféhouder tussen zijn beide handen. ‘Soms, Lowie,’ sprak hij teder, ‘soms zeg je van die mooie dingen.’

6

Vanuit het café van Smalle Lowietje trokken de beide rechercheurs de Achterburgwal op en slenterden in de richting van de Oudekennissteeg. Ondanks een miezerige motregen, die de gracht in een grauwe sluier hield, was het er druk. Drommen vakantiegangers, in verkreukeld plastic, sjokten zich vergapend langs de in mild rood uitgestalde prostituees. Voor een sekstheater stonden mannen in een rij.

De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en drukte zijn hoedje naar voren. Een jong knap heroïnehoertje, met een wat vertroebelde blik in de grote bruine ogen, klampte hem aan. Haar zwarte haren plakten nat op haar voorhoofd.

‘Moet je even?’

De Cock keek op haar neer.

‘Wat?’ vroeg hij onnozel.

Ze schudde haar hoofd. Het troebele in haar blik trok even weg. ‘Als ik je dat op jouw leeftijd nog moet uitleggen,’ sprak ze meewarig, ‘dan hoeft het niet meer.’

Grijnzend glipte ze langs hem heen en verdween in de massa. Vledder barstte in lachen uit.

‘Het zal je maar gezegd worden,’ proestte hij.

De Cock trok gelaten zijn schouders op. Verder reageerde hij niet. Het voorval gaf hem van binnen een triest gevoel. Het feit dat het jonge hoertje hem had aangeklampt, duidde erop dat ze hem niet kende, dat ze niet wist dat hij, De Cock, van de politie was. Dat betekende tevens dat ze nog maar kort op de Walletjes opereerde en vrijwel geen business-ervaring had. Het viel hem de laatste tijd toch op. Er kwamen er steeds meer en ze werden steeds jonger… het waren kinderen nog… door de heroïne in de prostitutie gedreven. Vanuit de Oudekennissteeg liepen ze de brug over naar het Oudekerksplein. Op de hoek van de Sint Annendwarsstraat drukte De Cock een donkergroene deur open en hees zijn negentig kilo een smalle, stijle en krakende trap op.

Vledder kwam hem na.

‘Wat doen wij hier?’ vroeg hij verbaasd.

Zijn oude collega klom hijgend verder.

‘Kijken of Maffe Kee al wakker is.’

Op het portaaltje van de eerste etage voelde De Cock aan de kruk van de woningdeur. Toen die meegaf, duwde hij de deur open en stapte meteen via het keukentje de woonkamer binnen. In een lage rotanstoel, haar corpulente lichaam gehuld in een zwarte glimmende peignoir met vuurspuwende draken in glanzend borduursel, zat Maffe Kee en las. Met een half brilletje op het einde van haar stompe neus en een rood hoofd vol papillotjes zag ze er lachwekkend uit.

Het plotselinge bezoek van de beide mannen bracht haar niet uit haar evenwicht. Ze legde kalm het boulevardblaadje waarin ze las, in haar schoot, deed haar brilletje af en keek op. Toen ze De Cock herkende, grijnsde ze breed.

‘Hee… ouwe dievenvanger.’

De Cock trok zijn gezicht in een beminnelijke plooi. ‘We kwamen eens kijken of je al wakker was.’

‘Nog voor ik opstond.’

De Cock duimde grinnikend naar Vledder.

‘Ken je hem al?’

Maffe Kee knikte traag.

‘Nieuwe lichting.’ Het klonk misprijzend. ‘Ik vraag mij af of ze het ook zo goed zullen doen.’

‘Hoe bedoel je?’

вернуться

1

Bargoens; verzamelnaam voor goud, zilver en uit hun zetting genomen edelstenen.