Выбрать главу

De Cock boog zich iets naar de man toe.

‘Bent u bereid om ons verder behulpzaam te zijn?’

Van der Laar reageerde wat verward.

‘Hoe?’

‘We hebben aan het hoofdbureau van politie een Herkenningsdienst. Daar willen wij u een paar foto’s laten zien.’

‘Wanneer?’

‘Nu.’

Hannes van der Laar fronste zijn wenkbrauwen.

’Nu?’

De Cock knikte.

‘Als het u schikt?’

‘Moet ik Mien wel even waarschuwen.’

De Cock glimlachte.

‘Uiteraard. We rijden even bij haar langs en we brengen u na afl oop ook weer thuis.’

Toen De Cock en Vledder met Hannes van der Laar in hun gezelschap op het hoofdbureau de Herkenningsdienst binnenstapten, keek Hans Rijpkema verrast op. Hij kwam uit zijn bureaustoel overeind en liep breed lachend naar De Cock toe.

‘Ik heb jou,’ grinnikte hij, ‘in geen jaren hier bij de Herkenningsdienst gezien.’

De oude rechercheur grijnsde.

‘Ik los mijn zaakjes ook zonder jullie op.’

Hans Rijpkema blikte naar Hannes van der Laar.

‘Hij moet wel een verrekt belangrijke getuige zijn, dat jullie hem met z’n tweeën naar het hoofdbureau begeleiden.’

De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

‘Dat is de heer Hannes van der Laar. We hopen via hem de moord op Peter Karstens op te lossen.’

Rijpkema liet zijn hoofd iets zakken.

‘Ik hoorde vanmorgen,’ sprak hij somber, ‘van Bram van Wielingen dat Karstens op de Noordermarkt pal bij zijn atelier is neergeschoten. Jammer. Ik was net als Bram van plan om een van mijn kinderen door hem te laten schilderen.’

Rijpkema zweeg even. Hij legde zijn hand vertrouwelijk op de schouder van Hannes van der Laar.

‘Ik neem hem onder mijn hoede. Gaan jullie maar terug naar de Kit. Ik bel wel als ik klaar ben.’

De Cock wees naar de oude Van der Laar.

‘Hij moet wel naar zijn woning worden teruggebracht. Dat heb ik zijn vrouw beloofd.’

Rijpkema knikte.

‘Daar zorg ik voor.’

Vledder legde de hoorn op het toestel terug en overzag zijn reeks aantekeningen.

De Cock keek hem gespannen aan.

‘En?’

Vledder keek op.

‘Hannes van der Laar heeft iemand herkend. Positief, zonder enige bedenking.’

‘Wie?’

Vledder raadpleegde zijn aantekeningen.

‘Ene Matthijs van Slooten, oud negenentwintig jaar, wonende in de Haarlemmer Houttuinen nummer achthonderdzevenenzeventig, op de derde etage.’

De Cock gebaarde om zich heen.

‘Binnen ons eigen district.’

Vledder knikte.

‘Rijpkema heeft een vrij recente politiefoto van die Matthijs van Slooten meegegeven aan de politieman die Hannes van der Laar naar huis brengt. Hij zal die foto beneden bij de wachtcommandant afgeven.’

De Cock glimlachte.

‘Rijpkema is een goede collega. Handig. Ik heb jaren geleden hier aan de Warmoesstraat nog met hem samengewerkt.’

De oude rechercheur trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Antecedenten?’

‘Van die Van Slooten?’

‘Uiteraard. Niet van Hans Rijpkema.’

Vledder trok zijn aantekeningen naar zich toe.

‘Ongeoorloofd wapenbezit,’ las hij hardop. ‘In het begin van dit jaar is Matthijs van Slooten door personeel van het derde district gearresteerd als verdacht van poging tot moord. Hij zou’s nachts bij een disco op iemand hebben geschoten.’

De Cock fl oot tussen zijn tanden.

‘Toe maar.’

‘Die poging heeft men niet kunnen bewijzen,’ zei Vledder.

‘Bleef ongeoorloofd wapenbezit over,’ was de conclusie van De Cock.

‘Het wapen is hem afgenomen.’

‘Wat was het?’

‘Een revolver van het merk Webley & Scott.’

De Cock grijnsde.

‘Zes schoten en een vrije worp.[5]

De Cock stond van zijn bureaustoel op en slenterde naar de kapstok.

Vledder kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

‘Neem je pistool mee. We gaan hem halen.’

De twee rechercheurs stapten op de houten steiger achter het politiebureau in hun oude Golf en reden weg.

Ondanks het late uur was het nog druk op het Damrak. Voor de vele eettentjes die daar de laatste jaren waren opgedoken, was nog ruime belangstelling.

De Cock blikte opzij.

‘Heb je de foto bij de wachtcommandant opgehaald?’

Vledder knikte.

‘Zo op het oog een gluiperig gozertje,’ sprak hij nadenkend.

‘Vuurgevaarlijk. Het is misschien verstandiger om het arrestatieteam in te schakelen.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘We kenden vroeger geen arrestatieteams,’ sprak hij geprikkeld. Die hadden we niet. Voor onze oude garde gold: dop je eigen boontjes.’

Vledder voelde niets voor een twistgesprek over een heikel onderwerp. Hij reed de Golf de Haarlemmer Houttuinen in. De straat leek stil, uitgestorven. Rechts van hen, hoog over een viaduct, gleed een eenzame trein naar het Centraal Station. Ruim voorbij nummer 877 parkeerde Vledder aan de rand van het trottoir. Ze stapten uit en slenterden terug. De toegangsdeur tot perceel 877 was gesloten. Naast de deurstijl waren verlichte naambordjes met een bouton. Het naambordje van de derde etage was leeg. De Cock pakte uit de steekzak van zijn regenjas het apparaatje dat hij eens, lang geleden, van zijn vriend en inbreker Handige Henkie had gekregen toen die besloot voortaan het smalle pad van de deugd te bewandelen. Met kennersoog koos de oude rechercheur uit het apparaatje de juiste sleutelbaard en in luttele seconden had hij de deur geopend.

Op het moment dat hij naar binnen wilde stappen, drukte Vledder hem opzij. De jonge rechercheur pakte zijn pistool uit de holster om de enkel van zijn rechterbeen en hield het wapen omhoog.

‘Ik ga voor,’ sprak hij gebiedend. ‘Gezien ons leeftijdsverschil reageer ik in noodgevallen sneller dan jij. Bovendien ga ik ervan uit dat jij, gewoontegetrouw, geen wapen bij je hebt.’

De Cock zweeg. Vledder volgend hees hij zijn negentig kilo aan een vettige trapleuning omhoog.

De deur van de woning op de derde etage stond bijna geheel open. Uit de keuken viel licht op het portaal. Met zijn pistool in de aanslag stapte Vledder de keuken in. De Cock liep in zijn kielzog. Links leidde een deur naar het woonvertrek. Ook hier brandde volop licht. De kamer leek verlaten. Geen van de fauteuils was bezet. Voorzichtig schuifelden de rechercheurs verder het vertrek binnen. Voor een geknutselde open haard aan de linkerzijde van de kamer lag, geheel gestrekt, het lichaam van een lange jongeman, zijn armen iets gespreid naast zijn lichaam. De handen staken klauwend omhoog. In een uitdrukking van stomme verbazing staarden zijn wijd opengesperde blauwe ogen in het niets. Rond zijn hartstreek was zijn witte overhemd rood van het bloed. De Cock knielde met krakende knieën bij de man neer. Hij hield de rug van zijn hand tegen de linkerwang van de jongeman. Daarna blikte hij omhoog naar Vledder.

‘Hij is nauwelijks afgekoeld.’

Vledder drukte hem een foto in zijn hand.

‘Kijk,’ sprak hij hees. ‘Geen vergissing mogelijk. Het is Matthijs van Slooten.’

De Cock knikte.

‘Iemand heeft hem al bestraft.’

6

Vledder keek zijn oudere collega verwonderd aan.

‘Wat zei je… bestraft?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Zo zie ik dat.’

Vledder kneep zijn ogen halfdicht.

‘Denk jij dat deze Matthijs van Slooten werd neergeschoten als vergelding voor de moord op Peter Karstens?’

De Cock kwam steunend uit zijn geknielde houding omhoog.

‘Persoonlijk zie ik de moord op deze Matthijs van Slooten als een vergelding… een bestraffi ng… wellicht zelfs een vorm van gerechtigheid.’

вернуться

5

Spottende benaming, omdat na het afvuren van zes kogels het geruime tijd vergt om het wapen opnieuw te laden. Blijft de mogelijkheid om met de revolver te gooien.