Выбрать главу

De Cock reageerde niet direct. Hij liet zich in een fauteuil zakken. Het ontwijkende gedrag van Peter Karstens tastte zijn humeur aan.

De kunstenaar wees naar de fl essen op de ruwhouten tafel.

‘Een verrukkelijke bourgogne,’ sprak hij mat. ‘Een Savignyles-Beaune van een gezegend wijnjaar.’ Hij pakte een schoon glas en schonk behoedzaam in. Daarna keek hij op. ‘Je drinkt toch een glas mee?’

De Cock knikte nadrukkelijk.

‘Graag.’

De schilder zette de fl es op tafel terug en ging tegenover hem op de bank zitten.

‘Je weet,’ begon hij loom, ‘dat ik niet geloof in het wereldse recht, in het systeem waaraan jij jouw formidabele krachten verspilt.’

De Cock glimlachte. Hij pakte zijn glas op en proefde. De wijn was voortreffelijk.

‘Formidabele krachten,’ herhaalde hij een tikkeltje overdreven. Hij zette zijn glas terug op de tafel en spreidde zijn handen.

‘Peter Karstens,’ sprak hij bezwerend, ‘jouw gedrag vanavond bevalt mij niet, totaal niet. Er is iets met je. Je bent veranderd. Het lijkt alsof je gebukt gaat onder een of andere slopende ziekte. Ik zie in jou niets meer terug van de vrijbuiter, de boekanier met een onverwoestbare kunstenaarsziel die mijn hart verwarmde als ik hier op bezoek was. Je maakt vanavond op mij de indruk van een uitgebluste, uitgedoofde oude man.’

De schilder liet zijn hoofd iets zakken.

‘Zo voel ik mij ook, uitgeblust en uitgedoofd.’

De Cock boog zich naar voren.

‘Hoe… eh, hoe heb je over mij gedacht toen je mij vanmiddag uitnodigde voor dit bezoek. Was dat als vriend of als rechercheur, vertegenwoordiger van het gezag, dat jij zo verafschuwt.’

‘Beide.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Beide?’

Peter Karstens knikte.

‘Ik ben bang, De Cock. Voor het eerst van mijn leven voel ik mij in mijn bestaan bedreigd.’ Hij streelde met een bevende hand de zwarte hondenkop. ‘Ik heb dit beest niet voor niets aangeschaft.’

‘Om je te beschermen?’

Peter Karstens knikte opnieuw.

‘Precies, om mij te beschermen. En ik wil, daarom heb ik jou vanavond uitgenodigd, dat jij… als mij iets overkomt… als mijn vriend en als bekwaam rechercheur het onderzoek naar de dader of daders doet.’

De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

‘Wat kan jou overkomen?’

Peter Karstens schudde zijn hoofd.

‘Over de aard en de aanleiding laat ik mij niet uit. Ik hoop nog steeds dat er oplossingen komen en dat ik mij voor niets zorgen heb gemaakt.’

‘Uit welke hoek komen die bedreigingen?’

Peter Karstens sloot even zijn ogen.

‘Die vraag beantwoord ik niet. Als er na enige tijd niets met mij is gebeurd, vergeet dan dit gesprek. Vergeet dan dat ik jou ooit heb verzocht om een onderzoek naar mogelijke daders te doen.’

De Cock knikte traag.

‘Dat beloof ik.’

Peter Karstens stond op.

‘Ik heb boven nog een presentje voor je.’

De kunstenaar ging De Cock voor door de smalle gang en besteeg de wenteltrap naar het hoge, schemerige vertrek. Vanachter een ezel pakte hij een in wit linnen gewikkeld schilderij en reikte dat De Cock aan.

‘Bekijk het als je thuis bent.’

De oude rechercheur glimlachte.

‘Door jou geschilderd?’ vroeg hij hoopvol.

Peter Karstens knikte.

‘Ik heb je al dikwijls gezegd dat ik niet in het recht geloof… maar ik geloof wel in jou.’

Met het schilderij onder zijn arm geklemd wandelde De Cock terug naar de Kit. Halverwege begon het zachtjes te regenen. De oude rechercheur knoopte zijn regenjas los, schoof het schilderij voor zijn borst en knoopte zijn jas eroverheen weer dicht. Met zijn handen gevouwen voor zijn buik liep hij verder.

In de hal van het politiebureau haalde hij het schilderij onder zijn jas vandaan.

Jan Rozenbrand, de wachtcommandant, leunde over de balie en lachte.

‘Heb je je laten omkopen?’

De Cock trok een grijns.

‘Daar lijkt het op.’

Zonder verdere uitleg besteeg hij de twee trappen naar de grote recherchekamer. Vledder was nog aan het werk. De jonge rechercheur liet zijn vingers rusten en schoof het toetsenbord van zich af.

‘Wat heb je?’

De Cock nam de linnen wikkeling van het doek en staarde er even naar. Zijn gezicht klaarde op en van verrukking sloeg hij zijn handen ineen.

‘Een Claude Monet!’ riep hij verrast. ‘Ik herken het… uit zijn Hollandse periode.’

‘Heb je dat gekregen?’

‘Ja.’

‘Wat wilde Peter Karstens van je?’

‘Dat ik naar de daders zou zoeken in het geval hem iets overkwam.’

‘Wat verwacht hij? Ik bedoel, wat zou hem kunnen overkomen?’

‘Daar wilde hij zich niet over uitlaten.’

Vledder grinnikte vreugdeloos.

‘Dat is toch inconsequent.’

De Cock keek hem niet-begrijpend aan.

‘Hoe bedoel je… inconsequent?’

‘Peter Karstens gelooft niet in het recht, maar hij wil wel dat jij naar daders gaat zoeken als hem iets overkomt.’

De Cock trok zijn schouders iets op.

‘Ik heb het verzoek niet als inconsequent ervaren.’

Vledder zuchtte.

‘Jij kijkt met verkeerde ogen naar die man. Je bent ten opzichte van die schilder niet objectief meer. Jouw ambtelijke achterdocht ontbreekt volkomen als het die man betreft. Peter Karstens is een bedrieger, een gore vervalser, meer niet.’

De Cock plooide zijn lippen in een tuitje.

‘In artikel twee van de Politiewet staat dat wij hulp moeten verlenen aan hen, die dat behoeven. Daar zijn bedriegers en gore vervalsers niet van uitgesloten.’

Vledder reageerde niet.

De Cock wikkelde de Monet met haast tedere gebaren zorgvuldig weer in de witte linnen doek.

De telefoon op zijn bureau rinkelde.

Dick Vledder boog zich ver naar voren en nam de hoorn op.

De Cock keek naar zijn gezicht en zag dat het verbleekte toen hij de hoorn op het toestel teruglegde.

‘Wie was dat?’

‘De wachtcommandant.’

‘En?’

Vledder slikte.

‘Op de Noordermarkt is een man neergeschoten toen hij zijn hond uitliet.’

2

Ze reden met hun oude Golf vanaf de houten steiger achter het politiebureau naar de Oudebrugsteeg en vandaar naar het Damrak. Het regende. De felle lichtreclames van het Damrak spiegelden in het natte asfalt. De Cock had er geen oog voor. Om het zicht op de zwiepende ruitenwissers te vermijden had hij zich diep onderuit laten zakken en zijn hoedje naar voren geschoven met de rand tot op zijn neus.

Naar het gevoel van De Cock reed Vledder veel te hard, maar hem ontbrak de moed om daar iets over te zeggen. Hoewel de oude rechercheur vurig hoopte dat de neergeschoten man die zijn hond uitliet niet Peter Karstens was, groeide in zijn hart de overtuiging dat hij zijn dierbare vriend had verloren. Na de snelle rit parkeerde Vledder de wagen bij de hervormde kerk.

Ze stapten uit en sloften met lome tred naar de Noordermarkt. Agenten van een surveillancewagen hadden de omgeving met rood-wit lint afgezet. Op het trottoir voor de deur van het hol van de schilder lag onder het bruine dekzeil van de surveillancewagen het lichaam van een man. De Cock liep er schoorvoetend heen. Hij tilde het zeil op en keek in het verstarde gelaat van Peter Karstens.

Een enkele blik was voldoende om te zien dat de kunstenaar niet meer leefde. Toen de oude rechercheur het zeil verder wegtrok zag hij op de glanzende zwartzijden blouse van Peter Karstens ter hoogte van zijn borst een grote donkere vlek. Met trillende handen dekte hij het lichaam van zijn vriend weer toe.

Iets verderop, bijna op de hoek van de Noorderkerkstraat, lag een verstilde leonberger. Met een door tranen versluierde blik sjokte De Cock naar de dode hond en knielde bij hem neer. Het dier was duidelijk met kogelschoten afgemaakt. De Cock bekeek de zwarte kop, die hij een uur tevoren nog had geaaid. Terwijl hij zijn tranen de vrije loop liet, deed hij het opnieuw… zacht, voorzichtig, alsof het dier zijn hand nog kon voelen. Daarna tilde hij de wangen van het beest iets op, zodat zijn kaken zichtbaar werden. Aan de scherpe tanden kleefde bloed.