Выбрать главу

‘Hier moet ik morgenmiddag om twee uur pas zijn.’

Vledder glimlachte.

‘Je viel hier naast mij zo vredig in slaap, dat ik besloot eerst een klein ommetje te maken voordat we naar de Herengracht reden.’

De Cock strekte zijn rug, ademde diep en glimlachte.

‘Bedankt voor het korte dutje. Ik droomde glashelder van een vredige, lieve wereld zonder criminaliteit. Blijkbaar moet ik diep in mijn hart misdaad verafschuwen.’

Vledder snoof.

‘Wij leven ervan.’

‘Inderdaad… heel bescheiden.’

Bij de begraafplaats draaide Vledder de Golf en reed terug naar de binnenstad. Op de Herengracht vond hij nog een redelijk parkeerplaatsje aan de wallenkant tussen de bomen. Toen ze uitstapten scharrelde een eenzame rat tussen hun voeten. Perceel 1127 bleek een prachtig grachtenpand met een imposante halsgevel. Vledder keek omhoog.

‘Handel in kunst schijnt een lucratief bedrijf te zijn. Het kost nogal wat om in zo’n pand te wonen.’

De Cock reageerde niet. Hij besteeg de blauwstenen trap naar het bordes. Vledder volgde.

Naast een zware donkergroen gelakte deur hing een koperen naambord met ‘Justus van Rijsbergen — antiquair’ in zwarte verzonken letters.

Onder het naambord trok De Cock aan een bewerkte koperen knop.

In het inwendige van het pand klok een bel.

De oude rechercheur wachtte een paar minuten. Toen op het bellen niet werd gereageerd, belde hij voor de tweede maal. Opnieuw nam hij een wachttijd van een paar minuten. Toen er nog geen reactie kwam, tastte hij in een steekzak van zijn regenjas naar het apparaatje dat hij eens van Handige Henkie had gekregen.

‘Misschien is hij niet thuis,’ sprak Vledder gehaast. ‘Misschien slaapt hij al en hoort hij de bel niet. Misschien is hij al op weg naar de Warmoesstraat om bij jou een bekentenis af te leggen.’

De Cock luisterde niet. Hij koos met kennersblik uit het koperen houdertje de juiste sleutelbaard en in luttele seconden had hij de groene deur van het slot. Met zijn knie duwde hij de deur open en ging naar binnen.

Vledder volgde mopperend.

Via de hal bereikten ze een brede marmeren gang met een eikenhouten lambrisering. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het lichtovaal voor zich uit dansen. Even scheen hij omhoog naar wulpse engeltjes aan het plafond. Daarna schuifelde hij voorzichtig verder.

Ongeveer in het midden van de gang stond links een deur op een kier. De Cock duwde de deur met zijn knie verder open en stapte behoedzaam de kamer erachter binnen. Het was aardedonker in het vertrek. De Cock bleef staan. Het ovaal van zijn zaklantaarn gleed over een zestal lederen fauteuils om een grote ronde tafel. Aan een wand van het vertrek was een monumentale schouw. De oude rechercheur aarzelde. Even overwoog hij of hij naast de deurstijl in de kamer naar een schakelaar van het licht zou zoeken. Hij besloot daarmee te wachten. Langzaam schuifelde hij verder in de richting van de schouw.

Naast een van de fauteuils trof hij het lichaam van een man. Hij lag op zijn rug. Zijn voeten iets uit elkaar. Zijn armen vrijwel gestrekt langs het lichaam. De handen geklauwd omhoog. De Cock hield het gezicht van de man in het licht van zijn zaklantaarn gevangen. Vledder hijgde in zijn nek.

‘Justus van Rijsbergen.’

De Cock vulde aan:

‘Met revolverschoten afgemaakt.’

13

Ze stapten op de houten steiger achter het politiebureau in hun oude Golf. Vledder keek naar het in linnen gewikkelde pak dat De Cock onder zijn arm gekneld hield.

‘Wat heb je daar?’

‘Herken je het niet?’ vroeg De Cock verwonderd. ‘Je was er toch bij toen Maria van Overloon mij gisteren aanraadde om de Monet die ik van Peter Karstens had gekregen, te laten inlijsten door ene Gerard Verbruggen?’

Vledder maakte een nonchalant gebaar

‘Ik had niet gedacht,’ sprak hij loom, ‘dat jij op die invitatie zou ingaan.’

De Cock maakte een schouderbeweging.

‘Volgens Maria is die Gerard Verbruggen een voortreffelijke lijstenmaker en een vriend van Peter.’

Vledder glimlachte.

‘Neem hem straks even apart. Misschien kent hij als vriend wel achtergronden van de moord op Peter Karstens.’

‘Ik zal het proberen,’ reageerde De Cock gedwee. Ze reden zonder veel oponthoud via de Rozengracht, Nassaukade en Stadhouderskade naar de Amsteldijk. Rechtop gezeten genoot De Cock intens van het panorama dat het uitzicht over de Amstel bood.

Vledder parkeerde de oude Golf pal bij de ingang van de begraafplaats Zorgvlied. De jonge rechercheur keek op zijn polshorloge.

‘Dokter Rusteloos verwacht mij om halfdrie op Westgaarde. Zal ik je na het bijwonen van de sectie op het lijk van Alfred van der Broek hier ophalen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik verwacht niet dat de begrafenis van Peter Karstens lang zal duren. Ik kom wel op eigen gelegenheid naar de Kit. Misschien is Maria van Overloon bereid om mij een lift te geven.’

‘Als ze een auto heeft…’

De Cock glimlachte.

‘Welke moderne vrouw heeft tegenwoordig geen auto?’

De oude rechercheur stapte uit de Golf en slenterde met het schilderij onder zijn arm de begraafplaats op. Het grove grind knerpte onder zijn voeten. Hij trok de kraag van zijn regenjas iets op. Het was koud voor de tijd van het jaar. Een snijdende wind kriebelde aan zijn oren.

Ineens herinnerde hij zich dat hij jaren geleden op diezelfde begraafplaats Zorgvlied, te midden van een kring belangstellenden rond het graf van ene Hendrik-Jan van Assumburg, een merkwaardige ontdekking deed. Daar stond Ronald Kruisberg, een man van wie hij wist dat hij twee jaar tevoren was gestorven.[7]

De Cock drukte de herinnering uit zijn gedachten. Hij keek naar een paar mannen en vrouwen die steunend tegen de muur van de aula enige beschutting zochten tegen de wind. Onder hen ontdekte de oude rechercheur Hannes van der Laar, de gepensioneerde man van de gemeentetram, die hem op het spoor van Matthijs van Slooten had gebracht. Hij liep blij lachend op de man toe.

‘Komt u de begrafenis van Peter Karstens bijwonen?’ vroeg hij vriendelijk.

Hannes van der Laar knikte.

‘Maria zei dat ze het op prijs zou stellen als ik ook zou komen.’

‘Kent u Maria?’ De Cock was verrast.

Hannes van der Laar knikte opnieuw.

‘Ik wist dat ze het vriendinnetje van die kunstschilder was. Toen ik haar de volgende dag op de Noordermarkt zag, heb ik haar aangesproken en haar gecondoleerd met het verlies van… eh, van haar man.’

‘Dat was vóór u naar ons, naar de recherche aan de Warmoesstraat kwam?’

Hannes van der Laar schudde zijn hoofd.

‘Kort daarna.’

‘En u hebt haar hetzelfde verteld als hetgeen u aan ons hebt verklaard?’

Hannes van der Laar keek De Cock enigszins geschrokken aan.

‘Was… eh, was dat niet goed?’

De Cock haastte zich om de man gerust te stellen. Voor hij verder kon vragen, tikte iemand hem op zijn schouder. De oude rechercheur draaide zich om. Voor hem stond een vriendelijk ogende man met grijs golvend haar.

‘U bent rechercheur De Cock?’ vroeg hij.

De grijze speurder knikte.

‘De Cock met…’

Hij slikte de rest in.

De man stak hem zijn hand toe.

вернуться

7

Zie De Cock en de moord op de Bloedberg.