‘Nog maar kort. Zijn lichaam is nauwelijks afgekoeld en het bloed op zijn hemd is nog vrijwel niet verkleurd.’ Hij zette zijn bril weer op en plooide zijn pochet terug in het borstzakje van zijn jacquet.
‘Inwendige bloedingen,’ legde hij uit. ‘Je kunt er wel vanuit gaan dat een van de kogels zijn hart heeft geraakt.’
De Cock knikte.
‘Wilt u nog even naar de hond kijken?’
‘Is die tegelijk met het slachtoffer gedood?’
‘Ja.’
‘Hoe?’
‘Een paar schoten in zijn lijf.’
De kleine lijkschouwer schudde zijn hoofd.
‘Ik ben niet geïnteresseerd in dode honden,’ sprak hij verveeld. ‘Het is ook mijn taak niet om de dood van honden vast te stellen.’ Hij duimde over zijn schouder. ‘Er ligt volgens jouw collega’s ergens in de Indische buurt nog een lijk op mij te wachten. Het is druk vanavond. Komt zeker door het weer.’
Hij draaide zich gehaast om en wuifde ten afscheid.
De Cock wendde zich tot de fotograaf, die zijn fraaie Hasselblad behoedzaam in zijn koffertje teruglegde.
‘Ben je klaar?’
Bram van Wielingen knikte.
‘Ik heb alles keurig voor je vastgelegd, compleet met dode hond.’
De Cock schonk hem een glimlach.
‘Bedankt. Bel de dactyloscopische dienst maar af. Er is hier voor hen toch niets te kwasten.’
De fotograaf klapte zijn koffertje dicht.
‘Doe ik.’ Hij zwaaide joviaal. ‘Nou, ajuus. Tot je volgende klus… liefst overdag.’
De Cock reageerde niet. Hij wenkte de broeders van de Geneeskundige Dienst naderbij. Ze legden hun brancard naast het lichaam van Peter Karstens.
De Cock gebaarde naar de leonberger.
‘Ik wil dat jullie ook die dode hond meenemen naar Westgaarde. Er is in de wagen naast het slachtoffer nog wel een plekje voor hem vrij.’
De broeders knikten als een tweeling.
‘Moet hij ook in de koeling?’
De Cock knikte.
‘Dokter Rusteloos zal morgen ook sectie op de hond verrichten.’
Een van de broeders grinnikte.
‘Dat heb ik nog niet meegemaakt.’
De Cock keek hem aan.
‘Ik wel.’
De oude rechercheur bezag hoe de broeders wat onwennig en met zichtbaar veel moeite de zware hond naar de ambulancewagen droegen. Eerst daarna legden ze het slachtoffer op de brancard, drapeerden een laken over hem heen en sloegen de canvasfl appen dicht.
Toen ze het lichaam van Peter Karstens zacht wiegend naar de ambulancewagen droegen, slofte De Cock met gebogen hoofd aan hun zijde mee. Hij keek toe hoe zij de brancard voorzichtig naar binnen schoven. De oude rechercheur deed een stapje terug. Het beeld van de dode hond liggend naast de brancard trof hem.
De broeders sloten de achterdeuren, stapten in en reden weg. De Cock bleef staan en tuurde de wagen na tot het rode achterlicht in de avondnevel oploste.
Zwijgend en in een bedrukte stemming reden ze met hun Golf van de hervormde kerk weg.
Het begon weer zachtjes te regenen. Het was Vledder die het zwijgen verbrak.
‘De deur van zijn atelier was op slot,’ rapporteerde hij. ‘Er waren ook geen sporen van braak.’
De Cock blikte opzij.
‘Patroonhulzen?’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Die waren er niet. Het moordwapen was vrijwel zeker een revolver.[2]
De jonge rechercheur gebaarde voor zich uit.
‘De moord heeft volgens mij ook niets met roof te maken. Ik vermoed dat de dader enige tijd de gangen van Peter Karstens heeft nagegaan en wist dat de schilder op een bepaald tijdstip zijn hond uitliet.’
‘Rond de klok van elf uur,’ antwoordde De Cock. ‘Ik vind het een akelige gedachte. Misschien stond de man, of de vrouw, die Peter Karstens vermoordde al klaar toen ik met mijn Claude Monet onder de arm van het huis van Peter wegliep.’
‘Jou is niets bijzonders opgevallen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Ik was op dat moment wellicht niet alert genoeg. Het gesprek met Peter en het geschenk dat hij mij gaf hadden mij wat verward.’
‘Heb jij een idee over de dader?’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
‘Het is moeilijk om nu al een daderprofi el te maken. Volgens mij was het in elk geval geen professional.’
‘Waarom niet.’
‘De dader heeft de reactie van de leonberger niet voorzien… of verkeerd ingeschat.’
Vledder gromde.
‘Hopelijk wordt die hond zijn of haar ondergang,’ sprak hij grimmig.
De Cock knikte.
‘Neem morgen voordat dokter Rusteloos met zijn sectie begint, uit de kleding van Peter Karstens zijn huissleutels mee. Ik wil toch eens zien of we íéts kunnen vinden dat enig licht op de zaak werpt.’
Vledder blikte even opzij.
‘En de kogels uit zijn lijf?’
De Cock reageerde wat geschokt.
‘Allicht… de kogels uit zijn lijf. Maar wees voorzichtig. Er kunnen ook uitgetreden kogels in de kleding van het slachtoffer zijn blijven hangen. Dat is mij in het verleden na een schietpartij al een paar keer overkomen.’
Vledder grijnsde.
‘Ik zal erop letten.’
De jonge rechercheur parkeerde de oude Golf op de steiger achter het bureau. Ze slenterden door de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat. Toen ze de hal van het politiebureau binnenstapten wenkte Jan Rozenbrand hen met een kromme vinger.
De Cock liep op hem toe.
‘Nog een lijk en ik ga gillen.’
De wachtcommandant schudde zijn hoofd.
‘Boven zit een jonge vrouw op je te wachten… een bloedmooie vrouw. Ze kwam hier een paar minuten geleden huilend binnen en vroeg naar jou.’
De Cock besteeg opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage.
Vledder volgde lichtvoetig.
Op de bank bij de toegangsdeur tot de grote recherchekamer zat een jonge vrouw. De Cock herkende haar onmiddellijk: Maria, de beeldschone vriendin van Peter Karstens.
Ze kwam van de bank overeind en liep huilend op hem toe.
‘Hij is dood, hè… hij is dood.’
De Cock sloeg zijn armen om haar heen… voelde hoe haar lichaam schokte. Daarna hield hij haar iets van zich af, keek in haar betraande gezicht en knikte.
3
De Cock nam haar zacht dwingend vanuit de gang mee naar de grote recherchekamer. Hij zwiepte zijn oude hoedje missend naar de kapstok, leidde haar naar de stoel naast zijn bureau en liet haar plaatsnemen.
Met zijn regenjas nog aan ging hij achter zijn bureau zitten. Achteroverleunend keek hij haar scherp onderzoekend aan. Hij wachtte geduldig tot ze wat rustiger werd en boog zich daarna vertrouwelijk naar haar toe.
‘Je wist het al?’ vroeg hij vriendelijk.
Maria schudde haar hoofd. Haar lange zwarte haren golfden over haar schouders.
‘Ik vermoedde het.’
‘Waarom?’
Maria verschoof iets op haar stoel.
‘Peter liet zijn hond altijd ’s avonds om elf uur voor de laatste maal uit. De afspraak was, dat ik hem daarna nog even zou bellen… voor het contact… om elkaar goedenacht te wensen.’
De Cock knikte traag.
‘Ik begrijp het. Jij belde maar Peter nam de telefoon niet op.’
Ze schudde opnieuw haar hoofd.
‘Nee. Peter reageerde niet. Ik heb het steeds opnieuw geprobeerd… met kleine tussenpozen. Na de vijfde poging groeide in mij de absolute zekerheid dat er iets ernstigs met hem was gebeurd.’
De Cock knikte begrijpend.
‘Toen ben je naar de Warmoesstraat gestapt.’
Maria liet haar hoofd iets zakken.
‘Ik wist dat Peter voor vanavond een afspraak met u had gemaakt.’
‘Je weet ook waarom?’
Ze knikte.
‘Om over zijn angst te spreken.’
De Cock hield zijn hoofd iets schuin.
‘Jij kende die angst?’
Maria zuchtte diep.
2
Een pistool werpt de patroonhulzen uit. Bij een revolver blijven ze in de kamers achter.