Выбрать главу

‘Peter was bang dat hem iets zou overkomen. Hij had signalen opgevangen dat men hem van het leven wilde beroven. Omdat hij er ernstig rekening mee hield dat ook ik daarbij betrokken zou kunnen raken, heeft hij tijdelijk een appartementje voor mij gehuurd op het Prinseneiland… weg, zoals hij dat noemde, uit de gevarenzone.’

‘Tijdelijk,’ vulde De Cock aan, ‘tot de dreigende wolken aan de horizon waren verdwenen.’

‘Precies.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Dat heeft Peter mij vanavond verteld. Maar wat hij mij niet vertelde was… uit welke hoek dat gevaar dreigde. Hoe de dreigende wolken contouren hadden gekregen. Hij wilde daar absoluut niets over kwijt. Hij weigerde ook iedere vorm van bescherming.’

Om de fraaie lippen van Maria gleed een matte glimlach.

‘Zo is, zo was Peter. Ook ik heb hem dikwijls om opheldering gevraagd, maar nooit uitleg gekregen. Dat weigerde hij pertinent. Hij zei altijd: waarom zou ik jou met mijn zorgen opzadelen?’

De Cock keek haar secondelang zwijgend aan.

‘Maria,’ sprak hij zacht, bijna fl uisterend, ‘ik weet niets van je. Ik heb nooit een woord met je gesproken. Ik heb je, wanneer ik Peter op de Noordermarkt bezocht, een paar maal in het halfduister bij kaarslicht ontmoet… en je schoonheid bewonderd.[3] Maria, maar ik weet niet eens hoe je verder heet.’

Ze schonk hem een glimlach.

‘Van Overloon… Maria van Overloon.’

‘Hoe jong ben je?’

Er gleed een grijns over haar gezicht.

‘U bedoelt hoe oud ik ben… tweeëndertig.’

‘Hoe lang was je met Peter samen?’

Maria van Overloon beet even op haar onderlip.

‘Ruim vijftien jaar. Ik was zeventien toen ik, tot paniek van mijn ouders, smoorverliefd bij hem introk.’

Ze zweeg even. Ook De Cock bleef verzonken in zijn eigen gedachten. Ineens keek ze weer op.

‘Sindsdien heb ik genoten van elke dag, elk uur en elke minuut die ik in zijn nabijheid was.’

De Cock knikte traag.

‘Ik begrijp dat.’

Maria ademde diep.

‘Hoe… eh, hoe stierf Peter?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

‘Snel, heel snel. Hij heeft niet geleden. Iemand schoot hem van dichtbij een paar kogels in zijn borst.’

‘Hij was direct dood?’

‘Vrijwel.’

‘Waar is de hond nu?’

Om tijdwinst wreef De Cock zich even in zijn nek.

‘De leonberger,’ sprak hij aarzelend, ‘moet om zijn baas te beschermen de moordenaar of moordenares in woede zijn gevolgd. Ik neem aan dat de dader door de actie van de hond is geschrokken. Wellicht heeft de hond hem gebeten. Er zat bloed in zijn bek. In ieder geval werd het dier met een paar kogelschoten afgemaakt.’

Maria kneep haar lippen samen.

‘Schoft.’

De Cock streek met zijn vlakke hand over zijn brede kin.

‘Vanavond, eh… Peter vroeg mij vanavond om persoonlijk het rechercheonderzoek te doen wanneer er iets met hem zou gebeuren. Ik heb hem uiteraard die toezegging gedaan. Ik beschouwde Peter als mijn vriend.’

Maria keek naar hem op.

‘Geloof me… dat was wederkerig. Peter was erg op u gesteld. Hij begreep alleen niet — zo drukte hij zich uit — dat een beslist intelligente kerel er zich ervoor leende om dat stomme politiewerk te doen.’

Om de lippen van De Cock dartelde een vage glimlach.

‘Peter was een kunstenaar. De rechtlijnigheid van wetten was Peter een gruwel.’

De oude rechercheur pauzeerde even en zuchtte.

‘Maria, ik beloof je,’ ging hij ernstig verder, ‘dat ik alles zal doen om de mensen die verantwoordelijk zijn voor zijn dood te ontmaskeren.’

Hij maakte een hulpeloos gebaar.

‘Maar ik sta met lege handen. Ik heb geen enkel aanknopingspunt naar de dader, of naar de mensen die mogelijk een opdracht tot die moord hebben gegeven.’

De oude rechercheur boog zich nog dichter naar haar toe.

‘Maria,’ sprak hij bijna smekend, ‘jij móét toch iets weten, je moet toch íéts hebben vermoed?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Ik heb geen fl auw idee voor wie of wat Peter bang was en wie hem bedreigde. Ik kan mij geen incidenten voor de geest halen die daarop kunnen duiden.’

De Cock gebaarde heftig.

‘Maar voor Peter,’ sprak hij geëmotioneerd, ‘was het gevaar reeel, heel wezenlijk.’

‘Dat is ook de reden,’ sprak Maria nadrukkelijk, ‘dat hij niet wilde dat ik nog langer op de Noordermarkt verbleef.’

De Cock kneep zijn ogen even dicht.

‘De gevarenzone.’

Maria liet haar hoofd zakken. Haar lange zwarte haren gleden als een gordijn voor haar gezicht. Toen ze opkeek had ze tranen in haar ogen.

‘Gevarenzone,’ lispelde ze zacht. ‘Gevarenzone voor Peter en mij. Hij heeft dat goed ingeschat. Maar Peter is dood en ik leef.’

‘Dankzij hem.’

‘Ja.’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Je moet verder, zonder hem. Als knappe jonge vrouw moet dat lukken.’

Om haar volle lippen dwarrelde een grijns.

‘Dat betwijfel ik.’

De Cock waagde nog een laatste poging om uit de impasse van zijn verhoor te raken.

‘Wat… eh, wat deed Peter de laatste tijd?’

Maria trok haar schouders iets op.

‘Wat hij altijd heeft gedaan… intens… met hartstocht en liefde schilderen… duplicaten maken van schilderijen die als kunstwerken te boek staan.’

‘En daar is een markt voor?’

‘Absoluut.’

Ze zweeg en De Cock vroeg niet verder.

Na enige tijd kwam ze langzaam uit haar stoel overeind, trok haar rok recht en gleed met kammende vingers door haar lange haren.

De Cock stond ook op.

‘Hoe ben je hier gekomen?’

‘Te voet.’

‘Vledder brengt je naar huis.’

Maria stapte dichter op hem toe.

‘Heeft Peter jou dat schilderij nog gegeven?’

‘Een fraaie Monet,’ sprak De Cock stralend. ‘Volgens mij de beste Franse impressionist. Ik ben er erg blij mee. Ik zal hem op een passende wijze laten inlijsten.’

Maria van Overloon glimlachte.

‘Doe dat. Bekijk het doek zorgvuldig. Peter kende jouw liefde voor Monet. Hij heeft het speciaal voor jou geschilderd en er erg zijn best op gedaan. Het is, volgens hem, nog beter dan het origineel.’

Met zijn handen diep in de zakken van zijn regenjas slenterde De Cock de volgende morgen over het brede trottoir van het Damrak. Hij was, komend van huis, op het Stationsplein uit de tram gestapt en volgde de stroom wandelaars in de richting van de Dam.

Een felle zuidwesterstorm was na enkele verwoestende uren in de nanacht weer gaan liggen. Windvlagen hadden de laatste regenwolken naar het noordoosten verjaagd. De hemel was strakblauw en een vriendelijk laaghangend zonnetje toverde goud op de geveltjes.

De Cock schoof zijn vilten hoedje ver naar achteren en blikte schuin omhoog. Links over het water lagen de achtergevels van de Warmoesstraat in de schaduw.

Bij de Oudebrugsteeg sprintte hij voor een aanstormende tramtrein van lijn 9 de rijbaan van het Damrak over. Een jong, hem tegemoetkomend hoertje lachte vrijuit. De Cock in draf was een koddig gezicht.

De oude rechercheur blies hijgend de lucht uit zijn longen en krulde zijn lippen in een zoete grijns. In het voorbijgaan lichtte hij beleefd zijn hoedje voor haar en slenterde verder langs de schippersbeurs naar de Warmoesstraat.

Hoe dichter hij bij het politiebureau kwam, hoe scherper de werkelijkheid tot hem doordrong, dat hij de avond tevoren een vriend had verloren. Gedurende de nacht had die gedachte hem niet gekweld, maar nu, met de uitgesleten stoep van het politiebureau aan zijn voeten, drong het besef tot hem door dat de dood van Peter Karstens hem voor een vrijwel onmogelijke opgave had geplaatst. Met een sombere trek op zijn gezicht liep hij in de hal aan de wachtcommandant voorbij en besteeg de stenen trappen naar de tweede etage.

вернуться

3

Zie De Cock en de dwaze maagden.