Выбрать главу

Vledder snoof.

‘Geschilderd door Peter Karstens.’

‘Dat moet nog blijken.’

Vledder zwaaide heftig.

‘Daar kun je toch vergif op innemen,’ riep hij geëmotioneerd.

‘Het veilinghuis Brilliance of Art aan de Lijnbaansgracht deed uitgebreid zaken met Peter Karstens.’

De Cock knikte.

‘Peter Karstens… een man van wie men wist dat hij een geniaal vervalser was.’

‘En?’

De Cock spreidde zijn handen.

‘Als Paul van Eldersloo weet,’ sprak hij nadrukkelijk, ‘dat de Renoir die hij aan de muur van zijn huis in Blaricum heeft hangen, een door Peter Karstens geschilderde vervalsing is, dan mist hij het motief voor moord. Er is dan geen sprake van misleiding of bedrog.’

De oude rechercheur zweeg even.

‘Ik heb nu,’ ging hij rustig verder, ‘twee door Peter Karstens vervalste schilderijen van Monet in mijn bezit. Ik weet dat. En ik ben er blij mee. Ik koester geen haat of wraakgevoelens jegens Peter. Integendeel… ik ben hem dankbaar.’

Vledder trok een bedenkelijk gezicht.

‘Toch voel ik wel wat voor de stelling van Alfred van der Broek.’

De Cock gebaarde voor zich uit.

‘Je bedoelt, dat iemand die in de absolute overtuiging leeft dat hij een kostbare oude meester in zijn bezit heeft en tot de ontdekking komt dat het slechts een waardeloze vervalsing is, wel gevoelens van wraak en haat jegens de vervalser koestert?’

‘Ja.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Wanneer een vervalser — Peter Karstens in dit geval — alleen maar vervalst, speelt hij in het spel van list en bedrog slechts een ondergeschikte rol.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

‘Een ondergeschikte rol?’

De Cock glimlachte.

‘Iedereen mag toch proberen om de Nachtwacht na te schilderen. Het gedrag van een vervalser wordt eerst laakbaar en verwerpelijk, wanneer hij zijn vervalsingen als echt en onvervalst presenteert.’

Vledder grinnikte.

‘Of als hij verzwijgt dat het vervalsingen zijn.’

De Cock stak zijn beide handen naar voren.

‘Dat is exact de kern van de zaak. Wat weet de koper, de ontvanger, de verkrijger, op het moment dat hij in het bezit van een kunstwerk komt. Weet hij dat het een vervalsing is of een replica, of acht hij het kunstwerk echt, onvervalst en authentiek?’

Vledder knikte begrijpend.

‘Met andere woorden, wat is hem of haar bij de koop, bij het verkrijgen van het kunstwerk gesuggereerd, wat is hem voorgespiegeld?’

‘Precies.’

Vledder keek De Cock onderzoekend aan.

‘Verkocht Peter Karstens zijn vervalsingen wel eens als echt en onvervalst?’

De Cock zuchtte.

‘Ik heb een paar maal een aangifte tegen hem in behandeling gehad.’

‘En?’

De oude rechercheur schudde zijn hoofd.

‘Ik heb in het verleden nooit kunnen bewijzen dat hij bedrog had gepleegd. In het wereldje van de kunsthandel weet eenieder dat Peter Karstens erkende kunstwerken imiteert. Dat is geen geheim. Iemand die een doek van Peter Karstens koopt, kent de oorsprong.’

Vledder boog zich iets naar voren.

‘Peter Karstens was dus volgens jou eerlijk, brandschoon en onbevlekt?’

De Cock keek hem bestraffend aan.

‘Onbevlekt vind ik in dit verband bezoedeld taalgebruik.’

Vledder grinnikte om het woord bezoedeld.

‘Acht jij,’ ging hij ernstig verder, ‘Peter Karstens op een of andere manier schuldig aan zijn eigen dood?’

De Cock liet zijn hoofd iets zakken.

Hij begon aarzelend.

‘Ik weet,’ formuleerde hij voorzichtig, ‘dat ik in jouw visie nu een hachelijke uitsprak doe… Peter Karstens heeft, zo is mijn overtuiging, het vertrouwen dat iemand, wie dan ook, in hem stelde, nooit beschaamd.’

Vledder stak in een gebaar van wanhoop zijn beide armen omhoog.

‘Wat is dan het motief? Waarom schoot iemand zijn revolver op hem leeg?’

De Cock knikte traag.

‘Een zinnige vraag, waarop ik spoedig een antwoord hoop te vinden.’

De Cock kwam uit zijn stoel overeind.

‘Heb jij gisteravond met onze Golf de knappe Maria van Overloon naar haar appartementje op het Prinseneiland gebracht?’

‘Ja.’

‘Heeft ze onderweg nog iets gezegd?’

‘Je bedoelt over de moord op Peter Karstens?’

‘Uiteraard.’

Vledder trok zijn schouders iets op.

‘Niets van belang. Ze was alleen erg verdrietig en huilde voortdurend. Ik heb nog een moment overwogen om met haar mee naar binnen te gaan, om haar te troosten.’

‘En?’

De jonge rechercheur glimlachte.

‘Het leek mij als gezagsdrager niet verstandig.’

De Cock slofte naar de kapstok en greep zijn hoedje. Vledder stond op en kwam hem na.

‘Waar ga je heen?’

De Cock draaide zich half om.

‘Ik ga met je mee.’

‘Waar naartoe?’

‘Westgaarde.’

Vledder fronste zijn wenkbrauwen.

‘Wil je toch de sectie bijwonen?’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik wil alvast de huissleutels van Peter Karstens.’

‘Waarvoor?’

De Cock gebaarde.

‘Terwijl jij bij dokter Rusteloos de gerechtelijke sectie bijwoont, snuffel ik wat rond in zijn atelier aan de Noordermarkt. De zaak is nog zo mistig. Misschien vind ik een of andere aanwijzing.’

Vledder keek hem schuins aan.

‘Heb je daar,’ vroeg hij grijnzend, ‘de huissleutels van Peter Karstens bij nodig?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Je hebt toch jouw apparaatje van Handige Henkie?’

De Cock keek zijn jonge collega verrast aan.

‘Dat gebruik ik alleen als ik geen andere mogelijkheden zie om ergens binnen te komen. Ik kan nu over de echte sleutels van het atelier van Peter Karstens beschikken.’

Vledder trok een beteuterd gezicht.

‘Daar was ik graag bij.’

‘Waarbij?’

‘Dat snuffelen in laden en kasten laat je in de regel aan mij over. Ik heb daar ervaring in.’

De Cock glimlachte.

‘Je hebt gelijk, doen wij dat “snuffelen” straks, na afl oop van de sectie, nog eens dunnetjes over… samen.’

Vledder reageerde opgewekt.

‘We kunnen het combineren met een summier buurtonderzoek. Misschien heeft iemand gisteravond vanuit het raam van zijn woning de dader gezien. Het is toch opmerkelijk dat zich nog geen enkele getuige van de schietpartij heeft gemeld.’

‘Zo rond de klok van elf uur ’s avonds is er op de Noordermarkt niet veel meer te beleven.’

Ze verlieten de grote recherchekamer en liepen binnendoor naar de houten steiger achter het bureau. Voor ze in hun Golf stapten, bleef Vledder aarzelend staan.

‘Hoe kom jij straks van Westgaarde naar de Noordermarkt?

Neem je de Golf mee?’

De Cock maakte een grimas.

‘Autorijden in een stad als Amsterdam lokt mij niet. Ik ga vanaf Westgaarde wel met de tram.’ Hij stak waarschuwend zijn wijsvinger omhoog. ‘En vergeet niet dokter Rusteloos er op te wijzen dat hij een monster neemt van het bloed op het gebit van de hond.’

‘dna.’

De Cock knikte.

‘Dee-en-aa. Een toverformule van het vrijwel onuitspreekbare Engelse Desoxyribo Nucleic Acid.’

Vledder stapte soepel naast De Cock in de Golf.

‘Hoe… zei je?’

De Cock grijnsde.

‘Desoxyribo Nucleic Acid, om je tong te breken.’

De oude rechercheur wreef grijnzend over zijn brede kin.

‘Voor ons recherchewerk is in feite alleen van belang het zogenoemde dna-patroon, het voor elk individu unieke, in alle lichaamscellen voorkomende patroon van dna-structuren, waarmee iemand aan de hand van een haar, speeksel, bloed enzovoort geïdentifi ceerd kan worden.’