Выбрать главу

De Cock liet zijn armen los. De jongeman streek met zijn beide handen over zijn rafelig vest. Er kwamen rode bloedvegen in het groen.

De Cock zag ze, maar reageerde niet. Hij wendde zich tot de beide agenten. ‘Breng hem naar de Warmoesstraat. Zorg dat hij onderwijl zijn handen niet schoonmaakt. Laat de wachtcommandant iemand van het laboratorium aan het hoofdbureau waarschuwen om dat bloed veilig te stellen. Vraag ook aan de wachtcommandant of hij de meute voor ons waarschuwt.’ Hij pauzeerde even. ‘En maak een proces-verbaal van aanhouding.’

De oudste agent keek hem vragend aan.

‘Terzake wat?’

De Cock hield zijn blik strak op de jongeman gericht.

‘Artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht… iemand opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven… moord.’

De jongeman schudde zijn hoofd.

‘U begaat een vergissing.’

De Cock knikte.

‘Dat weet ik,’ sprak hij gelaten. ‘Maar ik heb geen andere keus.’

De oude rechercheur keek toe hoe de jongeman tussen de beide agenten in, de trap afdaalde. Daarna draaide hij zich om en ging de woning binnen.

Hij trof Vledder in de kleine slaapkamer. Hij zat met gebogen hoofd geknield naast het ontzielde lichaam van Belinda van de Bosch. Ze lag… net als de profeet een dag tevoren… op haar buik naast het opengekerfde verenbed. Haar hoofd, gedeeltelijk bedekt door haar lange haren, was naar het raam gekeerd.

De aanblik wekte afschuw. Haar lichtgroene ogen staarden wijd opengesperd verschrikt in het niets. Tussen haar schouderbladen was op haar witte blouse een bijna ronde bloedvlek zichtbaar. Naast haar rechterarm, met vage bloedvegen op de mouw van haar blouse, lag een bebloede stiletto.

Vledder keek naar hem op. Het gezicht van de jonge rechercheur was verwrongen en in zijn beide ogen glansde een traan. Hij wees naar de dode vrouw voor zich. ‘Is dit een bewijs van haar onschuld?’ riep hij rauw. ‘Of heb je nog meer nodig?’

De Cock antwoordde niet. Het verdriet van zijn jonge collega deed hem pijn. Hij beduidde hem op te staan.

‘Ga maar vast naar de Kit,’ adviseerde hij vriendelijk. ‘Ik zie je straks wel.’

Vledder kwam langzaam overeind. Hij bleef even staan, wierp nog een blik op de dode Belinda van de Bosch en sjokte toen met gebogen hoofd de slaapkamer uit. De Cock hoorde hoe hij de woningdeur met kracht achter zich dichtsloeg.

De grijze speurder wreef zich in zijn nek en ademde diep. Hij wist uit eigen ervaring, dat er momenten waren dat een vermoorde man of vrouw voor een behandelend rechercheur meer was dan alleen maar het slachtoffer… meer was dan een object, waarmee men louter ambtelijk moest omgaan.

De Cock keek enige tijd op de dode vrouw neer. Uit de nevelen van zijn herinnering doemden flarden op van haar verhoor… haar reacties en expressies… haar wapperende haren toen ze half struikelend over de banken het zaaltje van de samenkomst binnenstormde om te vertellen dat haar profeet dood was.

Een gevoel van verbittering en woede kroop in zijn bloed, joeg als adrenaline door zijn aderen. Hij kneep zijn lippen op elkaar. De man of vrouw die voor de moord op de profeet en zijn vriendin verantwoordelijk was, kon op zijn onverzettelijkheid rekenen.

Met slepende tred verliet hij de slaapkamer. In het woonvertrek heerste geen wanorde meer. Hij schatte dat Belinda onmiddellijk na haar intrek begonnen was om de woning weer op orde te brengen.

Hij bekeek de toegangsdeur. De resten van zijn verzegeling waren niet verwijderd en de schootplaat van het klavierslot hing nog uit de versplinterde sponning.

Bram van Wielingen kwam de kamer binnen. Hij zette zijn aluminium koffertje op de vloer en keek rond.

‘Was ik hier al eens?’ vroeg hij verwonderd.

De Cock knikte.

‘Gisteravond.’

De politiefotograaf trok zijn neus iets op.

‘En ligt er nu weer een lijk?’

In zijn stem trilde ongeloof.

‘Ja, in de slaapkamer… net als gisteravond.

Bram van Wielingen grinnikte.

‘Het is hier ongezond wonen.’

De opmerking toverde een glimlach op het gezicht van De Cock. Het dreef iets van de woede uit zijn bloed.

‘Ik wil ongeveer dezelfde plaatjes als gisteren.’

Bram van Wielingen knikte begrijpend. Hij pakte zijn koffertje op en liep naar de slaapkamer.

De Cock draaide zich om. In de deuropening stond dokter Den Koninghe met achter zich de twee onafscheidelijke broeders van de Geneeskundige Dienst.

De Cock liep op de kleine lijkschouwer toe en begroette hem hartelijk.

Dokter Den Koninghe keek verwonderd om zich heen.

‘Wat is dit… een slachthuis?’

De Cock trok een grijns.

‘Het begint erop te lijken.’ Hij gebaarde achter zich. ‘Het is ditmaal een vrouw. Ik had graag dat u ook even onderzocht of ze drugs gebruikte.’

Den Koninghe trok zijn schouders iets op.

‘Ik kan alleen zien of er punctieplekjes zijn van het injecteren. Om echt vast te stellen of ze drugs gebruikte, is een toxicologisch onderzoek nodig. Vraag het morgen aan dokter Rusteloos. Dan kan hij daar bij de sectie rekening mee houden.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Ik ben voorlopig met punctieplekjes al tevreden. Ik had zelf haar armen wel kunnen bekijken, maar nu u er toch bent…’ Hij maakte zijn zin niet af.

Ben Kreuger kwam de woning binnen. De altijd wat trage dactyloscoop liet zijn blik door de woonkamer dwalen.

‘Wat moet ik hier?’ riep hij verbaasd. ‘Dat is voor mij onbegonnen werk. Het ziet overal nog grijs van de aluminiumpoeder.’

De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.

‘Het is een nieuwe moord. Ik heb nog geen idee of er enig verband bestaat met die moord van gisteren… ook al gebeurde het op dezelfde manier en op dezelfde plek.’

Hij monsterde het gezicht van de dactyloscoop.

‘Ik begrijp best,’ ging hij verder, ‘dat je er weinig heil in ziet, maar ik mag geen kans onbenut laten. Misschien heeft de dader van deze nieuwe moord ergens een prentje achtergelaten.’

‘En die naam, die ik je gisteren leverde?’

‘Peter Zandvliet?’

‘Ja.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik heb hem verhoord, maar ik hield aan die vingerafdruk geen bewijs over.’

Ben Kreuger keek nog eens rond, maakte zuchtend zijn koffertje open en begon te kwasten.

Bram van Wielingen kwam uit de slaapkamer terug.

‘Heb je nog wensen?’

De Cock wees om zich heen.

‘Maak nog een plaatje van deze kamer… opgeruimd.’

Terwijl het flitslicht van de fotograaf oplichtte, liep dokter Den Koninghe vanuit de slaapkamer op hem toe en startte zijn ceremonie.

Met trage bewegingen nam hij zijn bril af, pakte de pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste zijn glazen.

‘Ze is dood,’ sprak hij laconiek.

De Cock knikte. Zijn gezicht stond somber.

‘Het vreemde is dat ik mij een beetje verantwoordelijk voel voor haar dood.’

De oude lijkschouwer keek naar hem op.

‘Waarom?’ vroeg hij verrast. ‘Heb jij die stiletto in haar rug gestoken?’

De Cock schonk hem een matte glimlach.

‘Ik heb steeds het vage vermoeden gehad,’ sprak hij loom, ‘dat ze iets te maken had met de moord op die jongeman van gisteravond.’

Den Koninghe spreidde zijn handen.

‘Dat is jouw sores.’ Hij duimde over zijn schouder. ‘Ze heeft een paar punctieplekjes aan de binnenzijde van haar linkerarm… niet veel… wel recent.’

De Cock glimlachte.

‘Geen gouden arm?’[4]

Dokter Den Koninghe schudde zijn hoofd.

‘Zo lang is ze nog niet bezig. En ik heb mij laten vertellen, dat de prijs van de heroïne de laatste maanden flink is gedaald.’ De oude lijkschouwer draaide zich om en liep zwaaiend de kamer af.

вернуться

4

Spottende uitdrukking voor een arm waarin een vermogen aan heroïne is gespoten.