Выбрать главу

De Cock knikte.

‘Daarom verzweeg hij dat ze waren verdwenen.’

Vledder grijnsde.

‘Hij had dan ook over dat verdwenen geld moeten praten… en dat kon hij niet. Daarmee zou hij hebben moeten toegeven, dat hij bij de moord op de profeet en mogelijk ook bij de moord op Belinda van de Bosch betrokken was geweest.’

De jonge rechercheur zweeg even, nadenkend.

‘Herinner jij je nog tot welke conclusie wij gisteren kwamen?’

De Cock knikte.

‘De man of de vrouw die Belinda en haar profeet vermoordde, behoorde vrijwel zeker tot hun intieme kennissenkring.’

Vledder grijnsde.

‘Vader Ambrosius.’

De Cock wreef zich achter in zijn nek.

‘Misschien heb je gelijk. Als Vader Ambrosius op een eerlijke manier aan die vijftigduizend gulden was gekomen, dan had hij zonder gewetensbezwaren de vermissing van die twee jonge vrouwen kunnen melden en tevens aangifte tegen hen kunnen doen terzake diefstal van het geld.’

Vledder kwam uit zijn stoel overeind.

‘Gaan we hem halen?’ vroeg hij uitdagend. ‘Hij woont op de Achterburgwal in het vroegere logement van Tante Marie, boven het zaaltje waar de profeet zijn bijeenkomsten hield.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Daar waren ook die twee meiden ondergebracht?’

‘Precies.’

‘En daar was dus ook het geld?’

Vledder knikte.

‘Als die Ansje van der Wiel,’ sprak hij grinnikend, ‘in Groningen jou de waarheid heeft verteld.’

De Cock trok zijn gezicht strak.

‘Dat deed ze.’

Vledder liep naar de kapstok. Met het hoedje van De Cock op zijn hoofd en de regenjas van de grijze speurder over zijn arm kwam hij terug.

‘Het is dichtbij,’ drong hij aan. ‘We hebben voor zijn arrestatie onze Golf niet nodig.’

De oude rechercheur aarzelde. De verlammende loomheid viel van hem af. Het mechanisme van zijn denken draaide weer op volle toeren. In zijn hoofd woedde ineens een hevige strijd tussen zijn verstand en zijn gevoel. Een innerlijke stem zei hem het niet te doen… nog niet… maar voor uitstel gaf zijn verstand geen redelijk motief.

Plotseling ging de deur van de grote recherchekamer open. In de deuropening stond een jongeman in een spijkerbroek en een groen rafelig jack met koorden. Schuifelend en met gebogen hoofd liep hij op De Cock toe. Het staartje in zijn nek stak omhoog.

De oude rechercheur stond van zijn stoel op. Er was iets in de houding van de jongeman dat hem alarmeerde. Hij deed een stap in zijn richting.

Jasper de Groot bleef voor hem staan en keek met zijn grote glanzende bruine ogen naar hem op.

‘Ze hebben haar vermoord,’ sprak hij zacht.

De Cock keek hem ontsteld aan.

‘Wie… wie hebben ze vermoord?’

Jasper de Groot antwoordde niet direct. Zijn onderlip trilde. Tranen rolden over de donkere huid van zijn gezicht.

‘Tante Evelien.’

Het hart van De Cock miste een slag.

‘Jouw tante?’ riep hij geschrokken.

Jasper de Groot knikte traag.

‘Ik… eh, ik heb nu niemand meer.’

De Cock beet op zijn onderlip. Het klonk zo verslagen, zo intriest, dat hem een brok in zijn keel schoot.

Jasper de Groot stak zijn beide handen naar voren… met de handpalmen naar boven.

‘Ik heb de stiletto dit keer laten zitten.’

Met Jasper de Groot tussen hen in liepen ze vanaf de Nieuwe Teertuinen via het oude klapbruggetje naar het Prinseneiland. Voor de Galgenstraat gingen ze linksaf.

De Cock blikte opzij.

‘Wanneer heb je haar ontdekt?’

‘Vanmorgen. Ik heb vannacht bij Peter Zandvliet geslapen… aan de Bloemgracht. Peter had niets in huis om te eten. Ik had honger en wilde tante Evelien vragen of ze een ontbijt voor me had en of ik bij haar een douche mocht nemen.’

‘Meer niet?’

Jasper de Groot schudde zijn hoofd.

‘Ik heb nog geld. Maar tante Evelien maakte altijd een lekker ontbijt voor mij klaar… als ik erom vroeg… eieren, gebakken met bacon.’

‘Hoe laat was je vanmorgen bij haar?’

Jasper de Groot haalde zijn schouders op.

‘Ik ben niet zo’n man van de klok. Ik denk een uur of tien.’

Ze liepen het pakhuis Vrede voorbij.

‘Heb je een sleutel van haar woning?’

Jasper de Groot knikte.

‘Van de buitendeur en van haar appartement.’

‘Heb je die gebruikt?’

Jasper de Groot tastte in zijn broekzak en hield een ring met sleutels omhoog. ‘Alleen de sleutel van de buitendeur. De deur van haar appartement stond op een kier. Dat vond ik al vreemd. Ik heb de deur bij haar nog nooit open aangetroffen.’

‘Opengebroken?’

‘Wat bedoelt u?’

‘Vertoonde die deur sporen van braak?’

Jasper de Groot schudde zijn hoofd.

‘De deur was gaaf. Ik heb er niets bijzonders aan gezien. Ook aan de deurstijl niet.’ De jongeman wees. ‘We moeten hier linksaf.’

Langs grote stapels tropisch hout liepen ze naar een pittoreske smalle houten voetgangersbrug. De Cock keek omhoog. Met witte letters in een zwart ovaal stond Drieharingenbrug.

Met Jasper de Groot voorop stapten ze vanaf de brug naar de Vierwindendwarsstraat.

De Cock haalde de jongeman in.

‘Je weet toch zeker,’ vroeg hij bezorgd, ‘dat tante Evelien dood was toen je haar vond? Ik bedoel, dat ze niet inmiddels aan haar verwondingen is bezweken?’

Jasper de Groot knikte.

‘Ze was dood,’ sprak hij overtuigend. ‘Absoluut. Ik heb haar kapspiegel voor haar mond gehouden. Ze ademde niet meer.’

Ze liepen rechts de Vierwindenstraat in.

‘Volgens mij,’ ging de jongeman verder, ‘is ze gisteren al vermoord… in de morgen. Haar ochtendkrant van de vorige dag vond ik vanmorgen ongelezen op haar tafel.’

‘Heb je binnen nog iets aangeraakt?’

Jasper de Groot schudde zijn hoofd.

‘Ik ben ook niet in paniek geraakt… zoals bij Barbara.’ Om zijn mond gleed een moede grijns. ‘Blijkbaar ga je aan die dingen wennen.’

Vierwindenstraat 705 lag op een steenworp afstand van het Jan Mensplein, genoemd naar Jan Mens, de grootste verteller die Amsterdam ooit heeft voortgebracht. Het waren drie aaneengesloten oude pakhuizen met kleine boograampjes achter zware tralies. De eens zo trotse veempanden waren in een vuile crèmekleur gesausd en boden een trieste aanblik.

Na een brede groene deur en een kleine hal bereikten ze een afgesloten glazen deur. Jasper de Groot nam opnieuw de ring met sleutels uit zijn broekzak en maakte de deur open.

Met de lift bereikten ze de derde etage.

Boven bij de halfgeopende deur van het appartement bleef de jongeman staan en gebaarde naar De Cock.

‘Gaat u maar naar binnen. Ik blijf hier. Ik wil haar niet nog eens zien.’

De oude rechercheur knikte begrijpend.

‘Ga niet weg, Jasper,’ gebood hij. ‘Ik moet nog een verklaring van je opnemen en een paar dingen met je regelen.’ Hij duwde met zijn elleboog de deur iets verder open en ging naar binnen.

In het appartement van Evelien de Groot heerste geen enkele wanorde. Op een tafel met een pluchen kleed lag De Telegraaf van de vorige dag… zoals Jasper de Groot al had opgemerkt… ongelezen.

Met Vledder in zijn kielzog liep De Cock verder. Op het glanzende parket, van een kamer met een schitterend uitzicht over de oude Realengracht, lag op haar buik een vrouw. Haar armen met geklauwde handen lagen schuin naar voren en tussen haar schouderbladen stak het heft van een groot model stiletto.

15

Toen de meute uit het appartement was verdwenen en de onaandoenlijke broeders van de Geneeskundige Dienst het lijk van Eveliena Petronella Maria de Groot hadden weggedragen, nam De Cock de situatie ter plekke nog eens in zich op.