Выбрать главу

Her en der stonden dranghekken van de dagen tevoren gehouden manifestatie Uitmarkt. Links van het plein was een uit stalen buizen opgetrokken platform nog niet geheel verwijderd. Ook de feestverlichting hing nog in bogen.

Voor nummer 248 bleef de jonge vrouw staan en wachtte tot De Cock haar was genaderd. Ze wees naar een bordes.

‘Daar,’ hijgde ze. ‘Op de eerste etage… daar ligt de profeet.’

De Cock knikte begrijpend.

‘Is de deur op slot?’

De jonge vrouw schudde haar hoofd.

‘Sjoerd… de profeet deed de deur van zijn woning nooit op slot.’

De Cock keek haar verwonderd aan.

‘Waarom niet?’

De jonge vrouw gebaarde voor zich uit.

‘Sjoerd… eh, ik bedoel de profeet… vond dat beledigend voor de mensen die hem wilden bezoeken. Ook wilde hij niet dat iemand aanklopte voordat hij of zij bij hem binnentrad. Ik ben er… zo liet hij steeds weten… voor iedereen… en altijd.’

De Cock trok een grijns.

‘Tamelijk lichtzinnig,’ reageerde hij achteloos, ‘in een stad als Amsterdam.’

De jonge vrouw reageerde fel.

‘Dat was juist de kracht van Sjoerd,’ sprak ze overtuigend. ‘Hij geloofde oprecht in het goede in de mens. Toon uw vertrouwen, zei hij altijd. En trouw zal uw deel zijn.’

De Cock negeerde de opmerking. Hij wees omhoog.

‘Hebt u boven in de woning van de profeet iets aangeraakt… vastgepakt… verplaatst?’ vroeg hij zakelijk.

De jonge vrouw antwoordde niet. Haar weerstand scheen weggeëbd. Ze zette trillend haar tanden in haar onderlip en haar ogen vulden zich met tranen. Met een van smart vertrokken gezicht legde zij haar hoofd op de schouder van de oude man in het zwart. ‘Vader Ambrosius,’ snikte ze. ‘Vader Ambrosius… waarom moest dit?’

De oude man ademde diep. Op zijn asgrauw gelaat met ingevallen wangen kwam een expressie van diepe devotie. Hij klopte met zijn vlakke hand een paar maal zachtjes op de rug van de jonge vrouw. ‘De Heere,’ sprak hij gedragen, ‘zal het hebben gewild.’

De Cock keek met gemengde gevoelens naar het tweetal. Het beeld ontroerde hem niet. Het was naar zijn gevoel onecht… te mild, te weinig emotioneel. Bovendien voelde de oude rechercheur weinig voor een vruchteloze discussie over ‘de wil van Onze Heer’.

Hij wendde zich tot Vledder.

‘Waarschuw de meute,’[1] gebood hij strak.

Wat bruusk draaide De Cock zich om en liep het bordes op.

De deur van de woning op de eerste etage stond op een kier. De Cock drukte hem met de neus van zijn schoen verder open en ging naar binnen. Via een kleine hal met een kapstok en een manshoge spiegel, bereikte hij de woonkamer.

Geschrokken bleef hij staan.

In de betrekkelijk kleine woonruimte heerste een verschrikkelijke ravage. Laden en kasten waren overhoop gehaald en doorzocht. Een groot gedeelte van de inhoud lag over de vloer verspreid. Een houten cilinderbureau was ruw opengebroken. Het verwrongen slot hing aan een enkele schroef.

De Cock nam de situatie secondenlang in zich op. De oude rechercheur kon dat. Hij bezat een bijna fotografisch geheugen, met liefde voor het detail. Voorzichtig stapte hij over de voorwerpen heen.

Rechts leidde een deur naar een kleine slaapkamer. Aan het hoofdeinde van een oud ijzeren ledikant met vergulde spijlen, stonden in zwart viltstift haastig neergekrabbelde notities op het behang. Naast het ledikant, gedeeltelijk bedekt door een opengekerfd verenbed, lag een lange slanke man. Zijn voeten, in grove trimschoenen met loshangende veters, lagen ruim een halve meter uiteen. Zijn linkerhand was verscholen onder zijn lichaam. Zijn rechterhand reikte met geklauwde vingers naar de muur. Een groot model stiletto stak uit de rug van zijn colbert.

De Cock knielde bij hem neer en bekeek het wapen. Hij kende het model van de stiletto en schatte dat zeker vijftien centimeter van het lemmet in het lichaam van de profeet was gedrongen.

De oude rechercheur trachtte iets van de gelaatstrekken van de dode te onderscheiden, maar zijn gezicht rustte met neus en voorhoofd op de vloer en de zijkanten van het gelaat werden door een donkere, warrige haardos aan het oog onttrokken.

De Cock hoorde enig rumoer. Hij kwam overeind en liep terug naar de woonkamer. In de deuropening stond Bram van Wielingen. Zijn aluminium koffertje bungelde aan zijn rechterhand. De rug van zijn linkerhand gleed langs zijn bezwete voorhoofd. De politiefotograaf grinnikte.

‘Ik was hier pal bij toen jouw bericht over de mobilofoon kwam. Maar het is hier in de buurt de laatste jaren zo veranderd dat ik eerst verkeerd reed. Ik heb echt even moeten zoeken.’

De Cock trok een grijns.

‘Turf-draagster-pad,’ sprak hij smalend. ‘Hoe verzinnen ze het.’

Bram van Wielingen liet zijn blik door de kleine kamer dwalen.

‘Ze hebben hier wel huisgehouden,’ sprak hij zuchtend. ‘Mensen, mensen wat een rotzooi.’ Hij keek op. ‘Roofmoord?’

De Cock knikte traag.

‘Daar lijkt het op.’

‘Weet je waarnaar ze hebben gezocht?’

De Cock glimlachte.

‘Geen idee.’

De politiefotograaf zwaaide voor zich uit.

‘Waar ligt het lijk?’

De Cock wees over zijn schouder.

‘In de slaapkamer. Maar ik wil dat je eerst hier een paar plaatjes maakt.’

Bram van Wielingen knikte instemmend. Hij bukte zich, legde zijn koffertje op de vloer, klikte het open en nam daaruit zijn Hasselblad. ‘Wie woonde hier?’ vroeg hij overeind komend.

‘Een profeet.’

De fotograaf keek hem niet-begrijpend aan.

‘Een profeet?’ herhaalde hij vragend.

De Cock spreidde zijn beide handen.

‘Zo werd hij genoemd… de profeet. Hij schijnt vooral hier in de oude binnenstad van Amsterdam al vele volgelingen… discipelen te hebben.’

Bram van Wielingen gniffelde.

‘Discipelen,’ herhaalde hij spottend.

De Cock knikte. Zijn gezicht stond ernstig.

‘Zo worden volgelingen van een profeet toch genoemd?’

Bram van Wielingen gebaarde achteloos.

‘Weet ik veel. Wat profeteerde hij?’

De Cock trok zijn schouders iets op.

‘Een betere wereld… denk ik.’

Bram van Wielingen veinsde verbazing.

‘Een betere wereld… is de onze dan niet goed genoeg?’

De Cock glimlachte.

‘Ik kan mij heel goed voorstellen,’ formuleerde hij bedachtzaam, ‘dat er mensen zijn, die zich in onze huidige wereld niet echt gelukkig voelen, en daarom hangen aan de lippen van een man die hen in heerlijke visioenen een betere wereld voorspelt… voorspiegelt… belooft. Ik denk dat er altijd opnieuw profeten zullen opstaan… en discipelen krijgen.’

Bram van Wielingen bromde.

‘Profeten of niet… het zal in de wereld wel altijd een rotzooitje blijven.’ Met een brede armzwaai wuifde de fotograaf naar de enorme ravage om zich heen. ‘Kijk,’ sprak hij cynisch, ‘dat is nu het loon van een profeet: chaos.’

De Cock reageerde niet. Hij keek zwijgend toe hoe de fotograaf in een reeks routinegebaren een flitslicht op zijn Hasselblad monteerde en de omgeving flitsend in beeld bracht. Toen hij dokter Den Koninghe in de deuropening ontwaarde, liep hij van Bram van Wielingen weg.

Voorzichtig, stappend over papieren, huisraad en kledingstukken, bereikte hij de kleine lijkschouwer.

Achter hem torenden twee onaandoenlijke broeders van de Geneeskundige Dienst met een brancard.

De Cock lachte blij en drukte dokter Den Koninghe hartelijk de hand. De oude rechercheur had een zwak voor de excentrieke dokter met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwarte jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed.

‘Hoe maakt u het?’ vroeg hij opgewekt.

Door zijn ronde brilletje met metalen montuur keek de dokter naar de grijze speurder op.

вернуться

1

Spottend: mensen die bij de behandeling van een moord ter plekke dienen te komen.