‘Ze vroeg of wij de jongeling “zachtkens” wilden behandelen.’
‘Ze bedoelde Peter Zandvliet?’
Vledder knikte. ‘Ze had hem in haar hart al vergeven, zei ze.’
De Cock staarde voor zich uit. Zijn breed gezicht was een stalen masker. ‘Ik weet het,’ verzuchtte hij. ‘Zeventig maal zevenmaal.’
Een tijdlang zwegen ze. Boven hun hoofden zoemde een defecte tl-balk en buiten in de Warmoesstraat zong een dronken sloeber een droevig lied van een verloren liefde. Het waren de geluiden die bij de grote recherchekamer hoorden, wanneer de nacht de oude binnenstad in haar armen sloot. De oude rechercheur vroeg zich af of hij die geluiden zou missen… over een paar jaar als de pensioengerechtigde leeftijd hem dwong om zijn plek achter zijn bureau op te geven.
Vledder verbrak zijn overpeinzingen.
‘Ik heb zijn huidige adres van Belinda van de Bosch gekregen. Ze wist dat uit haar hoofd. Zullen we hem vannacht nog arresteren?’
‘Wie?’
‘Peter Zandvliet.’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik weet niet,’ sprak hij weifelend, ‘of ik wel zo snel tot zijn arrestatie zal overgaan.’
Vledder keek hem verrast aan.
‘Waarom niet?’ vroeg hij verbaasd. ‘Ben Kreuger was heel beslist. De vingerafdruk op de ladeknop was van Peter Zandvliet. Daarover bestond, volgens hem, geen enkele twijfel.’
De Cock knikte traag voor zich uit.
‘Die twijfel heb ik ook niet,’ sprak hij nadenkend. ‘Maar in die woning van Sjoerd van Obergum aan het Turfdraagsterpad wemelde het van de vingerafdrukken. Ben Kreuger vond steeds weer nieuwe greepjes… overal… aan de ramen, aan de deuren, de deurstijlen, aan dat houten cilinderbureau. Ik heb niet het idee dat Belinda van de Bosch en haar profeet veel aan interieurverzorging deden.’
Vledder grijnsde.
‘Ze waren viespeuken?’
De Cock maakte een schouderbeweging.
‘Dat is wat overdreven,’ antwoordde hij vergoelijkend, ‘maar kraakzindelijk waren ze niet. Dat paste volgens mij ook niet bij hun stijl van leven.’
Vledder gebaarde heftig.
‘Maar die gevonden vingerafdruk zat wel op de knop van de lade waarin dat vele geld werd bewaard. Die jongen zal ons toch verrekt goed duidelijk moeten maken waarom hij met zijn handen aan die lade heeft gezeten.’
De Cock knikte instemmend.
‘Zeker… en als hij daarvoor een aannemelijke verklaring heeft, arresteer ik hem niet.’
‘Niet?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Het clubje waartoe hij behoorde, kwam tweemaal per week in de woning van de profeet bijeen. Het is heel goed mogelijk dat zijn vingerafdruk niet recent op die knop terecht is gekomen, maar al dateert van een vorig bezoek. Dan heeft die vingerafdruk als bewijsvoering geen enkele waarde meer.’
Vledder grinnikte vreugdeloos.
‘De vingerafdrukken van Peter van Zandvliet komen in ons bestand voor,’ betoogde hij hartstochtelijk. ‘Begrijp dat goed. Anders had Ben Kreuger ze niet zo snel kunnen identificeren. Die jongen heeft ongetwijfeld een strafblad… wie weet… misschien wel voor inbraak… voor moord. Onze huidige rechters zijn barmhartig als het jongeren betreft.’
De Cock zuchtte.
‘Ik denk dat alle leden van het clubje van de profeet in onze administratie zijn terug te vinden. Ik wil eerst een overzicht hebben van…’
Vledder onderbrak hem.
‘Zal ik zijn strafblad opvragen?’
De Cock keek omhoog naar de klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer. Het was tien over halfeen. De grijze speurder stak zijn beide armen rekkend omhoog. Zijn stramme botten kraakten een protest.
‘Morgen,’ kreunde hij, ‘morgen is er weer een dag.’
Langzaam kwam de oude rechercheur uit zijn stoel overeind en sjokte naar de kapstok.
Achter hem rinkelde de telefoon op zijn bureau. Vledder reikte ver naar voren en nam de hoorn op. Al na enkele seconden legde hij de hoorn op het toestel terug.
De Cock draaide zich om.
‘Wie was het?’
‘Jan Kusters.’
‘En?’
‘Beneden aan de balie van de wachtcommandant staat Belinda van de Bosch. Ze heeft een lange jongeman bij zich en wil nu onmiddellijk met ons praten.’
De Cock keek hem onderzoekend aan.
‘Een lange jongeman?’
Vledder knikte.
‘Peter Zandvliet.’
4
Belinda van de Bosch bleef voor het bureau van De Cock staan. Haar lange zwarte haren hingen half voor haar gezicht en haar mond stond strak. Ze wuifde wat bruusk naar een slungelige jongeman, die in een verschoten spijkerpak schuin achter haar stond.
‘Peter Zandvliet.’
Haar stem klonk schor.
De Cock reageerde niet direct. Hij beduidde de jongeman om achter Belinda vandaan te komen en zich naast haar op te stellen. Scherp onderzoekend keek hij hem aan. Hij was lang, vond hij, en te mager.
De oude rechercheur schatte hem op negentien, twintig jaar. Hij had een klein vlasbaardje en lang blond haar, dat in zijn nek tot een staartje was samengebonden. Zijn grote voeten staken in een paar splinternieuwe dure basketbalschoenen.
De blik van de grijze speurder gleed van de jongeman terug naar Belinda van de Bosch. Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Ik dacht,’ sprak hij op verbaasde toon, ‘dat mijn collega Vledder u bij de zusters Augustinessen had ondergebracht?’
De jonge vrouw knikte.
‘Ik ben daar weggelopen.’
‘Waarom?’
Belinda van de Bosch maakte een verontschuldigend gebaartje. ‘Het had geen enkele zin om al naar bed te gaan. Ik zou toch niet kunnen slapen. Ik was veel te onrustig.’
De Cock glimlachte.
‘Toen bent u maar vast op onderzoek gegaan.’
Belinda van de Bosch schudde haar hoofd.
‘Het vinden van de moordenaar van Sjoerd is uw taak,’ reageerde ze kalm. ‘U werkt aan een soort gerechtigheid, waarmee ik mij liever niet bemoei. Ik was echter bang dat u een soort klopjacht op Peter zou openen… met alle mogelijke gevolgen.’
‘Zoals?’
Belinda van de Bosch zuchtte diep. Ze wees over haar schouder. ‘Ik ken Peter Zandvliet nu al ruim een halfjaar. Hij is een emotionele knaap, die zich gauw bedreigd voelt en dan snel… heftig… meestal ongecontroleerd reageert. Ik wilde een stuitende confrontatie met u… uw mannen… en Peter vermijden.’ Ze zweeg even. Nadrukkelijk. ‘Begrijpt u mij goed… in het belang van Peter.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
‘Uw genegenheid is eenzijdig.’
Het gezicht van Belinda van de Bosch verstarde.
‘U hebt mijn genegenheid niet nodig,’ reageerde ze bits. ‘Als u wilt, kunt u over een heel politieapparaat beschikken. Peter niet. Hij is een eenling… onbeschermd en… onschuldig.’
Vledder boog zich met een ruk naar voren.
‘Onschuldig?’ vroeg hij scherp.
Belinda van de Bosch knikte.
‘Absoluut.’
De jonge rechercheur grinnikte.
‘Waar haalt u die zekerheid vandaan?’
Belinda van de Bosch stak haar beide handen omhoog.
‘Peter zegt dat hij onschuldig is.’
Het klonk alsof ze geen tegenspraak duldde.
Over het gezicht van de jonge rechercheur gleed een grijns. ‘Onze gevangenissen zitten vol met lieden die zeggen onschuldig te zijn.’
Belinda van de Bosch reageerde niet. Ze wendde zich tot De Cock. ‘Ik heb op de gang een bank zien staan. Ik blijf daar wachten tot u met Peter klaar bent. Dan neem ik hem weer onder mijn hoede.’
Vledder kwam wild overeind.
‘En dacht u echt,’ snauwde hij onbeheerst, ‘dat u hem meekreeg?’
Belinda van de Bosch wierp een korte blik op de jonge rechercheur. Haar lichtgroene ogen vonkten en haar mond vormde opnieuw een strakke lijn. Zonder iets te zeggen draaide ze zich om en schreed met opgeheven hoofd de kamer uit.