Выбрать главу

’U bent Josine Wijngaarden?’

’Inderdaad.’

De Cock nam een kleine pauze.

’Mijn collega Vledder en ik hebben de taak om de moordenaar van Henriëtte de Waal te vinden. In dit verband heb ik twee belangrijke vragen: hebt u met betrekking tot Henriëtte de Waal wel eens een adres aan de Binnenkant horen noemen, door haarzelf of door anderen?’

Josine Wijngaarden schudde haar hoofd.

’Is dat in Amsterdam?’

De Cock antwoordde niet.

’Zegt de naam Matthias von Ravensburg u iets?’

Josine Wijngaarden weifelde even. Daarna schudde ze opnieuw haar hoofd.

’Zegt mij niets.’

’Hebt u die naam wel eens horen noemen?’

’Nee.’

’Henriëtte had sinds kort een nieuwe vriend. Hebt u die vriend wel eens ontmoet?’

Josine Wijngaarden schudde haar hoofd.

’Henriëtte deed nogal geheimzinnig over hem. Ze vertelde ons niets. Ze heeft hem nooit aan ons voorgesteld.’

’U kent ook zijn naam niet?’

’Nee.’

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

’Annette heeft hem gisteren gebeld en hem gezegd dat Henriëtte werd vermoord.’

Josine Wijngaarden toonde verbazing.

’Dan weet Annette kennelijk meer dan ik.’

De Cock boog zich iets naar haar toe.

’U hebt Henriëtte de Waal goed gekend?’

Josine Wijngaarden trok haar linkerschouder iets op.

’We woonden al een paar jaar samen,’ sprak ze toonloos. ’Maar echt goed heb ik haar nooit gekend. Daarvoor was Henriëtte te gesloten.’

De Cock glimlachte.

’Heeft ze u nooit in vertrouwen genomen, nooit iets gezegd over zaken die haar bezighielden?’

Josine Wijngaarden weifelde even.

’Haar… eh, haar relatie met die barkeeper, met Herman Frederiks, was nogal heftig. Daar heeft ze mij wel eens iets over verteld. Ze wilde van hem af. Annette en ik drongen daar ook op aan. Er was steeds heibel voor onze deur op de Herenmarkt. Dan eiste die vent haar op. Die heibel wilden wij niet. Het was ook gênant voor de buren. Maar ondanks ons aandringen durfde Henriëtte de relatie niet te verbreken.’

’Waarom niet?’

Josine Wijngaarden kauwde trillend op haar onderlip. De Cock zag op haar gezicht voor het eerst tekenen van emotie, van bewogenheid, van beroering.

’Henriëtte was bang,’ lispelde ze. ’Josine, zei ze tegen mij, Josine, dat… eh, dat wordt dan mijn dood.’

6

Toen Josine Wijngaarden klossend op haar rode laarsjes de grote recherchekamer had verlaten, steunde De Cock met zijn ellebogen op het blad van zijn bureau, maakte van zijn handen een kommetje en liet zijn hoofd daarin zakken. Met een zoete grijns op zijn gezicht keek hij naar Vledder.

’Mag ik gokken wat jij denkt?’

De jonge rechercheur keek hem argwanend aan.

’Gokken wat ik denk?’ herhaalde hij.

’Ja.’

’Dat mag.’

De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus.

’Jij denkt, waarom arresteren wij die Herman Frederiks niet.’ Vledder knikte traag.

’Je hebt gelijk, waarom arresteren wij die vent niet? Die vraag houdt mij inderdaad bezig.’

De Cock glimlachte.

’Ik kon het raden.’

Vledder maakte een afwerend gebaar.

’Het is ook logisch,’ sprak hij strijdbaar. ’Henriëtte de Waal was bang voor Herman Frederiks… doodsbang. Ze durfde de relatie met hem niet te verbreken. Ze wist aan den lijve hoe gewelddadig hij was en vreesde voor haar leven. Eerst toen Annette van Dijk en Josine Wijngaarden toezegden voor haar te getuigen en Herman Frederiks een paar maanden gratis logies in de Bijlmerbajes kreeg aangeboden, maakte ze de verloving uit.’ De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.

’Wanneer is hij vrijgekomen?’

’Ongeveer een maand geleden.’

’Van wanneer dateert de brief die je in haar nachtkastje hebt gevonden?’

’Begin januari. Hij schreef die brief vanuit de Bijlmerbajes.’ De Cock dacht even na.

’Herman Frederiks heeft al een maand de tijd gehad om zijn snode plannen, zo hij die al had, uit te voeren.’

Vledder reageerde heftig.

’Hij had niet eerder de kans,’ riep hij emotioneel. ’Zolang Henriëtte de Waal netjes bij haar vriendinnen aan de Herenmarkt verbleef, was ze betrekkelijk veilig. Herman Frederiks zal niet het risico hebben willen lopen om opnieuw met de getuigenissen van Annette van Dijk en Josine Wijngaarden te worden geconfronteerd.’

’Dat klinkt redelijk.’

Vledder gebaarde voor zich uit.

’Herman Frederiks zag zijn kans schoon toen hij ontdekte dat Henriëtte de Waal wel eens in dat pandje aan de Binnenkant verbleef.’

De Cock reageerde niet direct. Het mechanisme van zijn denken draaide op volle toeren. Na enige tijd schudde hij zijn hoofd. Onder zijn huid kroop ergernis.

’Er klopt iets niet.’

Vledder keek hem verrast aan.

’Wat klopt er niet?’

De Cock strekte zijn armen en wees met beide wijsvingers in de richting van zijn jonge collega.

’We kunnen in alle gemoedsrust aannemen,’ betoogde hij, ’dat Henriëtte de Waal wist waar haar ex-verloofde woonde. Als zij zo bang voor hem was als Annette van Dijk en Josine Wijngaarden ons willen doen geloven, dan ging ze toch niet alleen en onbeschermd in een pandje recht tegenover zijn woning zitten?’ Vledder keek hem secondenlang verbijsterd aan.

’Dat… dat…’ stotterde hij, ’dat is een verrekt goede opmerking. Je hebt gelijk. Het een valt niet met het ander te rijmen. Men zou het gedrag van Henriëtte de Waal zelfs uitlokking kunnen noemen. Ze presenteerde zich als slachtoffer.’

De Cock schudde opnieuw zijn hoofd.

’Henriëtte de Waal zal in het verleden best wel eens een optater van haar vroegere verloofde hebben gekregen, maar in wezen was ze niet bang voor hem.’

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

’Waarom duwen Annette van Dijk en Josine Wijngaarden ons onderzoek dan zo nadrukkelijk in de richting van die Herman Frederiks?’

De Cock grinnikte.

’Een hele goede vraag, waarop ik het antwoord niet ken. Net zomin als ik snap wat Henriëtte de Waal in dat pandje aan de Binnenkant had te zoeken. Ik kan er geen enkele logica in ontdekken. Het was er vies, smerig. Ook het bed was vuil.’ De oude rechercheur liet zich achterover zakken.

’Hoe laat is de sectie?’

Vledder zuchtte.

’Om half twee moet ik op Westgaarde zijn.’

De jonge rechercheur maakte een hulpeloos gebaar.

’Ik heb de laatste jaren al zoveel gerechtelijke secties op gewurgde vrouwen meegemaakt, dat ik nu al uit mijn hoofd het sectierapport van dokter Rusteloos zou kunnen schrijven.’ Hij zweeg even.

’Wat ga jij intussen doen?’

’Een babbeltje maken met Herman Frederiks.’

’Alleen?’

De Cock glimlachte.

’Ik ben, net als Henriëtte de Waal, niet bang voor gewelddadige mannen.’

Vledder snoof.

’Maar ze werd wel vermoord.’

De Cock boog zich uitdagend naar hem toe.

’Door een man?’

De Cock slofte in een druilerige regen vanuit de Binnen Bantammerstraat naar de Oude Waal. Hij trok de kraag van zijn regenjas omhoog, schoof zijn oude hoedje naar voren en genoot. De oude rechercheur hield van Amsterdam en hij hield van de regen. En Amsterdam in de regen was in zijn ogen het summum van schoonheid. Wanneer de bomen aan de grachtenrand dropen en de oude geveltjes spiegelden in het natte asfalt, was er ondanks alle criminaliteit geen stad in de wereld zo bekoorlijk, zo beminnelijk als Amsterdam.