De oude rechercheur glimlachte.
’Maar ik wil het bij een volgende gelegenheid best eens van je overnemen. Ik lig er niet meer wakker van.’
Vledder keek naar hem op.
’Hoe ben jij gevaren? Was die Herman Frederiks thuis? Wat zei hij?’
De Cock wreef zich achter in zijn nek.
’Dat zijn drie vragen ineen.’
Hij zweeg even. Staarde nadenkend voor zich uit. Het beeld van de krachtig gebouwde jongeman met zijn machtige schouders doemde voor hem op.
’Herman Frederiks was thuis,’ ging hij verder, ’en liet mij binnen. Het was een prettig onderhoud. Ik denk dat ik een goed verhoor heb gedaan. Ik heb alleen zijn weerstandsvermogen, zijn geestelijke weerbaarheid, verkeerd ingeschat.’ Vledder keek hem wazig aan.
’Ik begrijp je niet.’
De Cock zuchtte.
’Ik ging voor het raam van zijn woning staan en bewonderde zijn uitzicht. Hij kwam naast mij staan en ik bracht het gesprek op die drie pandjes aan de Binnenkant. Herman Frederiks babbelde er ongedwongen over. Ik vertelde dat wij daar gisteren een lijk hadden gevonden. Herman Frederiks zei dat hem dat niets verbaasde, omdat er soms vreemd volk in die pandjes huisde.’ De oude rechercheur nam een kleine pauze.
’Toen zei ik: het was het lijk van Henriëtte de Waal, met een dichtgeknepen strot.’
Vledder schudde afkeurend zijn hoofd.
’Een beetje cru.’
De Cock knikte.
’Het was te veel, te veel voor Herman Frederiks. Hij keek mij lange seconden verbijsterd aan. Toen barstte hij los. Schreeuwde, gilde en jankte als een kind. Ik heb nog nooit een man zo zien huilen. Hij was niet tot bedaren te brengen, hij liet zich op de vloer vallen en brulde van verdriet. Ik heb nog een moment overwogen om het alarmnummer te draaien en te vragen om een ambulance. Gelukkig kwam kort daarna zijn oude moeder op bezoek. Die zag de situatie waarin haar zoon verkeerde, weet dat aan mij en schold mij uit voor rotte vis.’
Vledder lachte.
’Dat had ik mee willen maken. Hoe liep het af?’
De Cock ademde diep.
’Gelukkig kwam Herman Frederiks na enige tijd weer tot zichzelf. Toen zijn moeder hoorde wat de aanleiding van zijn verdriet was, toonde ze zich opgelucht. Wees blij, zei ze, dat je voorgoed van haar af bent.’
De oude rechercheur schudde het hoofd.
’Ook dat was verkeerd. Herman Frederiks begon opnieuw te brullen. Het was erbarmelijk om aan te zien. Die man werd door verdriet verscheurd. Op zijn eigen primitieve manier moet hij zielsveel van die Henriëtte de Waal hebben gehouden.’ Een tijdlang zwegen beiden. Het enige geluid kwam van gestommel beneden hen.
Ineens keek Vledder op en sloeg met de muis van zijn rechterhand tegen zijn voorhoofd.
’Ik heb je wat vergeten te vertellen.’
’Waarover?’
’De sectie. Dokter Rusteloos vond beschadigingen aan haar nieren en lever.’
’Was ze ziek?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Er moet nog een toxicologisch onderzoek komen, maar dokter Rusteloos meende de aard van de beschadigingen wel te kennen.’
’En?’
’Bedwelming.’
De Cock trok een vies gezicht.
’Bedwelming?’
Vledder knikte heftig.
’Volgens de patholoog-anatoom werd Henriëtte de Waal kort voor haar dood bedwelmd met chloroform.’
7
De Cock krabde zich achter het oor.
’De zaak wordt steeds mysterieuzer, steeds geheimzinniger. Er is geen touw meer aan vast te knopen. Henriëtte de Waal werd bedwelmd voordat ze werd gewurgd?’
Vledder knikte.
’Daar gaat dokter Rusteloos voorlopig van uit. Hij zegt dat hij beschadigingen van lever en nieren na bedwelming door chloroform in de praktijk wel meer is tegengekomen, in andere moordzaken uit het verleden. De beschadigingen die kunnen voorkomen, zijn ook de redenen waarom chloroform vrijwel niet meer voor anesthesie wordt gebruikt.’
De Cock wreef over zijn kin.
’Ik kan mij niet herinneren,’ sprak hij nadenkend, ’dat ik de combinatie bedwelming en verwurging wel eens tegen ben gekomen.’
’Heeft het zin?’
’Bedwelmen?’
’Ja.’
De Cock knikte.
’Een bewusteloos, weerloos slachtoffer is uiteraard gemakkelijker te verwurgen dan iemand die nog tegen kan spartelen.’
’Hebben wij iets aan dat gegeven?’
De Cock glimlachte.
’We moeten gewoon iemand zoeken die over chloroform kan beschikken. Ik denk niet dat het eenvoudig is om het spul in Nederland legaal te verkrijgen. Je moet eens informeren…’ De oude rechercheur stokte.
’Ik bedenk plotseling dat Matthias von Ravensburg niets over chloroform heeft gezegd. Hij beweerde dat Henriëtte nog warm aanvoelde toen hij haar in dat krot aan de Binnenkant vond. Hij had in een poging om haar te reanimeren mond op mond beademing toegepast. Volgens mij had hij die weeïg zoete geur van chloroform moeten opmerken.’
Vledder gromde.
’Jij liet hem onbelemmerd gaan,’ sprak hij afkeurend, ’maar Matthias von Ravensburg heeft vele van onze vragen onbeantwoord gelaten. Dat heb jij getolereerd. Als hij haar zelf heeft vermoord, is het begrijpelijk dat hij zweeg over chloroform.’ De Cock proefde de terechtwijzing.
’Hij komt nog wel eens aan de beurt.’
Het klonk dreigend. Vledder keek hem gespannen aan. ’Annette van Dijk.’
’Wat is er met Annette van Dijk?’
Vledder grabbelde in een lade van zijn bureau en nam daaruit een notitie.
’Hier heb ik het. Omdat Annette van Dijk had gelogen over Etienne Vandenbosch, de nieuwe vriend van Henriëtte de Waal, die ze blijkbaar wel kende, heb ik haar eens nagetrokken. Ik kon in onze administratie niets ten nadele van haar vinden, maar ze werkt als verpleegster in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam.’
De Cock knikte begrijpend.
’En zou wellicht in het bezit van chloroform hebben kunnen zijn.’ De oude rechercheur keek hem schattend aan.
’Zie jij in haar een dader?’ vroeg hij ongelovig.
’Zolang het motief voor ons nog duister is,’ antwoordde Vledder geprikkeld, ’blijft iedereen verdacht. Als Annette van Dijk liegt over Etienne Vandenbosch, dan kan haar bewering dat zij het adres aan de Binnenkant niet kende, ook een leugen zijn. Het zou mij niets…’
Vledder stokte.
Er werd op de deur geklopt en de jonge rechercheur riep:
’Binnen.’
De deur werd geopend en Herman Frederiks kwam groot, breed en met dreunende tred de recherchekamer binnen. Hij stapte naar het bureau van De Cock en liet zich onmiddellijk op de stoel naast zijn bureau zakken.
’Ik heb erover nagedacht,’ sprak hij gehaast. ’Ik wil u helpen. Ik wil u helpen om de moordenaar van Henriëtte te vinden. Ik beschouw dat als mijn plicht. Vanmiddag heb ik…’ De Cock stak afwerend zijn hand op.
’Wacht even, Herman. Ik wil je eerst voorstellen aan mijn jonge collega Dick Vledder. Hij was naar de sectie toen ik bij jou op bezoek was.’
Herman Frederiks stond op, gaf Vledder een hand en ging weer zitten.
’Is dat uw hulpje?’
De Cock lachte.
’Mijn collega.’
’Aardige jongen.’
De Cock knikte instemmend.
’Voor je mij uiteen gaat zetten op welke wijze je mij wilt helpen, eerst een vraag die ik jou vanmorgen vergat te stellen. Heb jij Henriëtte wel eens met de dood bedreigd?’
Herman Frederiks keek hem geschrokken aan.
’Met de dood bedreigd?’
De Cock knikte.
’Heb jij wel eens gedreigd haar iets te zullen aandoen?’ Herman Frederiks maakte een wegwerpgebaar.
’Ach… met de dood bedreigd,’ sprak hij achteloos. ’Ik heb wel eens tegen Henriëtte gezegd: als je nog eens met vreemde kerels sjanst, sla ik de kop van je romp. Maar dat meende ik niet. Dat is zo’n kreet, weet je. Je zegt ook wel een krijg de tyfus. Daar denk je toch niet bij na dat het een vreselijke ziekte is.’ De Cock wuifde het onderwerp weg.