Выбрать главу

Vledder blikte speels opzij. Er dartelde een glimlach om zijn lippen.

’We waren het weer eens niet met elkaar eens,’ sprak hij wat verlegen.

De Cock knikte met een grijns op zijn gezicht.

’Dat houdt mij jong. Maar ik zei al, ik voel best wat voor jouw theorie.’

In de Warmoesstraat, in de hal van het politiebureau, liep de oude rechercheur naar de balie en boog zich half over de zittende Jan Kusters.

’Nog nieuwe meldingen?’

De wachtcommandant schudde zijn hoofd.

’Gelukkig niet,’ verzuchtte hij. ’Het heeft hier vandaag al genoeg gespookt.’

De Cock glimlachte.

’Wanneer spookt het niet aan de Warmoesstraat?’

Hij duimde opzij naar zijn jonge collega.

’Wij hebben weer eens een lijk gevonden. Een jonge vrouw. Vledder zal dat onmiddellijk in jouw mutatierapport vermelden. Dan ben je weer volkomen op de hoogte.’

’Waar?’

’Wat bedoel je?’

’Waar was dat lijk?’

’Binnenkant zeven-vijf-drie.’

’Daar hadden we er toch al een?’

De Cock knikte.

’Dit is nummer twee.’

’Een ongezond adres.’

’Dat kun je wel zeggen. De mooie Mariandel von Liechtenstein ging daar met een sleutel in haar hand een kijkje nemen en stuitte op een dode vrouw.’

De wachtcommandant fronste zijn wenkbrauwen.

’Zij was toch ook min of meer betrokken bij dat eerste lijk op dat adres?’

De Cock keek even waarschuwend naar Vledder.

’Door haar vonden wij op de Binnenkant, puur bij toeval, de dode Henriëtte de Waal.’

’Ik herinner mij zoiets.’

’Heb je die mooie vrouw naar huis laten brengen?’ Jan Kusters knikte.

’Ik zei tegen de diender die haar naar huis bracht: breng tijdens de rit dat lijk op de Binnenkant eens ter sprake. Dat heeft die diender keurig gedaan.’

’En?’

De wachtcommandant maakte een grimas.

’Mariandel von Liechtenstein liet zich niet uithoren. Ze zei alleen: ”Het waren allebei sletten.” Verder commentaar wilde ze niet leveren.’

Van achter de schrijfmachine van de wachtcommandant keek Vledder naar De Cock op.

’Sletten, een uiting van jaloezie?’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Van haat.’

Ze slenterden vanuit de Warmoesstraat via de Oudebrugsteeg naar de Nieuwendijk. Vledder keek op zijn polshorloge.

’Het is al tien uur. Wil je per se nu nog naar de Herenmarkt?’ De Cock knikte.

’Zeker. Ik wil eindelijk wel eens een doorbraak in deze zaak.’ Vledder gniffelde.

’En dacht je die op de Herenmarkt te vinden?’ vroeg hij spottend.

De Cock trok zijn schouders op.

’Van de drie vriendinnen zijn er nu twee gesneuveld. Ik wil de derde waarschuwen voor de gevaren die er, zo lijkt het, voor haar op de Binnenkant bestaan.’

Vledder schudde zijn hoofd.

’De gevaren schuilen niet op de Binnenkant, maar in een relatie met Matthias von Ravensburg.’

De Cock keek opzij.

’Jij denkt,’ vroeg hij peinzend, ’dat net als Henriëtte de Waal ook Annette van Dijk een relatie had met Matthias von Ravensburg?’

Vledder knikte nadrukkelijk.

’Die had ze. Daarom kwam Mariandel von Liechtenstein in het geweer.’

De Cock grinnikte.

’Ik heb er nog eens over nagedacht, maar dat is toch puur speculatief. Er is geen enkele indicatie dat Annette van Dijk iets met Matthias von Ravensburg had of dat Mariandel von Liechtenstein van zo’n relatie wist. Mariandel zegt dat ze de dode vrouw die zij in dat krot aan de Binnenkant aantrof, in het geheel niet kende.’

Vledder grijnsde.

’Die ontkenning was toch haar redding!’ riep hij luid en overtuigend. ’Als Mariandel von Liechtenstein had gezegd dat ze Annette van Dijk kende… wel eens in gezelschap van haar Matthias von Ravensburg had gezien, dan was jij vermoedelijk wel met graagte op mijn jaloezie-theorie ingegaan.’

De jonge rechercheur staarde bars voor zich uit.

’Ik moet die Mariandel von Liechtenstein niet. Ze doet zich voor als een vrouw die alles wil doen om haar geliefde Matthias bij haar terug te krijgen, maar bij elke gelegenheid suggereert zij ons dat Matthias von Ravensburg de man is die de wurgmoorden op zijn geweten heeft.’

De Cock gaf geen weerwoord. Zwijgend liepen ze verder van de Nieuwendijk via de Haarlemmerstraat naar de Herenmarkt. De Cock belde. Na ongeveer een minuut opende Josine Wijngaarden de deur. Ze droeg een slobberig lichtblauw joggingpak. Het jack van het pak had diagonale witte strepen en een geborduurd embleem op het borstzakje. Met een blik van verbazing in haar helgroene ogen keek ze van De Cock naar Vledder en terug.

’Is er wat?’

Opnieuw viel het De Cock op hoe onvrouwelijk haar stem klonk.

’Wij wilden even met u praten.’

Josine Wijngaarden keek hem kort aan.

’Duurt het lang?’ vroeg ze geprikkeld. ’Ik heb nog een afspraak.’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Hoe sneller u ons binnen laat, hoe sneller wij weer weg zijn.’ Josine deed een stap opzij en liet de rechercheurs langs zich heen gaan. Daarna deed ze de deur dicht.

De Cock en Vledder liepen inmiddels door naar de gezellig ingerichte woonkamer met de vele schemerlampen. Zonder daartoe te zijn uitgenodigd liet De Cock zich in een van de fauteuils zakken. Hij nam zijn hoedje af en legde dat naast zich op het vloerkleed. Vledder bleef achter haar staan, als een trouwe adjudant.

Josine Wijngaarden nam tegenover hem op de bank plaats.

’Hebt u de moordenaar van Henriëtte al gevonden?’ vroeg ze hard.

De Cock schudde zijn hoofd.

’Wij doen ons best.’

Josine Wijngaarden grinnikte vreugdeloos.

’Dat zal wel.’

De Cock negeerde de opmerking.

’Ik heb u vanmorgen gevraagd of u wel eens een adres aan de Binnenkant hebt horen noemen. U hebt toen ontkennend geantwoord. Ik stel die vraag nog eens: hebt u wel eens een adres aan de Binnenkant horen noemen of kent u zelf zo’n adres?’ Josine Wijngaarden keek hem verstoord aan.

’Waarom zou ik op die vraag nu anders antwoorden dan vanmorgen?’

De Cock weifelde even.

’Omdat wij,’ sprak hij strak, ’vanavond op dat adres na Henriëtte de Waal nu ook een dode Annette van Dijk hebben aangetroffen.’

Josine Wijngaarden sloeg haar rechterhand voor haar mond.

’Annette… dood?’

De Cock knikte.

’Op eenzelfde wijze gewurgd als Henriëtte de Waal.’ Josine Wijngaarden zuchtte diep.

’Verschrikkelijk.’

De Cock keek haar onderzoekend aan.

’Is dit voor u een reden om uw antwoorden van vanmorgen te wijzigen?’

Josine Wijngaarden keek naar hem op. Op haar gezicht lag een verbeten trek.

’Nee.’

Het klonk hard, onverzettelijk.

’U kent geen Matthias von Ravensburg?’

’Nee.’

’U hebt nooit van ene Mariandel von Liechtenstein gehoord?’

’Nee.’

’U kunt mij inzake de moorden op Henriëtte de Waal en Annette van Dijk geen aanwijzingen geven?’

’Nee.’

De Cock boog zich iets naar haar toe.

’Josine Wijngaarden,’ sprak hij vriendelijk, ’ik weet niet waarom Henriëtte de Waal en Annette van Dijk werden vermoord, ik tast daarover nog volkomen in het duister, maar mijn gevoel zegt mij, dat u alledrie betrokken bent bij iets dat tot die twee moorden heeft geleid.’

De oude rechercheur zweeg even, toen veranderde hij van toon.

’In dat kader acht ik het niet onmogelijk dat u het derde slachtoffer wordt.’

Josine Wijngaarden schudde haar hoofd.

’Ik ben niet bang.’

De Cock nam haar scherp op.

’Ik denk,’ sprak hij zacht, ’dat Henriëtte de Waal en Annette van Dijk ook niet bang zijn geweest. Toch werden zij verrast en vonden een wurgende hand om hun hals.’