Выбрать главу

’Niet waar.’

De Cock gebaarde naar de telefoon.

’Ik raad u aan hem even te bellen met de vraag of de heer Kauwenaar mij dat motief even wil openbaren… en wel onmiddellijk.’

Buitendam stond op. Hij zag rood tot diep in zijn nek en zijn neusvleugels trilden. Bevend wees hij naar de deur.

’Eruit.’

De Cock ging.

Toen De Cock in de grote recherchekamer terugkwam, keek Vledder hem onderzoekend aan.

’Was het weer zover?’

De Cock knikte.

’Hij was woest en stuurde mij zijn kamer af.’

’Wat wilde hij van je?’

De Cock gniffelde.

’Dat ik commissaris Kauwenaar in Hilversum mijn excuses aanbood voor mijn onbehoorlijk en onaanvaardbaar gedrag van gistermorgen.’

’Excuses?’

’Ja.’

’En?’

De Cock schudde zijn hoofd.

’Ik zie geen reden voor excuses. Mijn gedrag was niet onbehoorlijk en wat ik deed was in het belang van het onderzoek.’

’En nu?’

De Cock trok zijn schouders op.

’Buitendam zoekt het maar uit.’

De oude rechercheur zweeg even.

’Het is feitelijk te gek voor woorden,’ ging hij verbolgen verder. ’In ons district worden drie jonge vrouwen vermoord… moorden die nog onopgelost zijn. Onze commissaris praat daar niet over… informeert niet eens naar de stand van ons onderzoek. Nee, een collega-commissaris, een kopie van Buitendam, voelt zich in zijn wiek geschoten en dat heeft dan al zijn interesse… daarvoor moet ik bij hem op het matje komen.’ De Cock liet zich in zijn stoel zakken.

’Buitendam… een lieve man… maar hij had beter broodbezorger kunnen worden.’

Vledder lachte.

’Laat hij het niet horen… kun je echt je excuses aanbieden.’ Rond de mond van de grijze speurder dartelde een glimlach. ’Dat zou ik dan deemoedig doen.’

Vledder lachte.

’Ik zie het voor me. Jij met gebogen hoofd, een trek van onderdanigheid op je gezicht en…’

De jonge rechercheur stokte.

Mariandel von Liechtenstein kwam de grote recherchekamer binnenstappen. Ze liep op De Cock toe, omhelsde hem en gaf hem en zoen op beide wangen. Daarna ging ze schuifelend op de stoel naast zijn bureau zitten.

’Ik heb hem.’

’Wie?’

Mariandel von Liechtenstein wuifde.

’Matthias. Hij ligt in ons bed, slaapt en snurkt als een os.’ Op haar gezicht kwam een glans van vertedering.

’Een heerlijk gezicht… een heerlijk gehoor. Ik heb het zo lang moeten missen.’

De Cock keek haar onderzoekend aan.

’Gaf commissaris Kauwenaar,’ vroeg hij ongelovig, ’zomaar zijn medewerking?’

Mariandel von Liechtenstein schudde haar hoofd.

’Niet zomaar. In het begin zei hij dat hij geen Matthias von Ravensburg kende, dat hij niet begreep wat ik van hem, de commissaris, verlangde. Eerst toen ik hem vertelde dat u mij had aangeraden om me met hem in verbinding te stellen, werd hij soepeler.’

De Cock knikte begrijpend.

’Hebt u commissaris Kauwenaar ook gezegd dat ik het aandeel van Matthias kende in de wurgmoorden op de vrouwen aan de Binnenkant?’

Mariandel von Liechtenstein knikte.

’Ik geloof dat die mededeling de doorslag gaf. Hij werd plotseling heel galant en vriendelijk. Ik zal u naar Matthias brengen, zei hij.’

’En dat heeft hij gedaan?’

Mariandel von Liechtenstein knikte opnieuw.

’Hij bracht mij met zijn wagen naar zijn villa aan de Oud Blaricummerweg in Naarden. Achter die villa is een grote tuin met een kolossaal tuinhuis… een soort opbergplaats voor tuingereedschap.’

’Daar zat Matthias?’

Mariandel von Liechtenstein sloeg haar handen voor haar gezicht.

’Wat zag hij eruit… verschrikkelijk. Matthias had zich al die tijd niet geschoren, had bijna niets gegeten en had nauwelijks geslapen. Toen Matthias mij zag, begon hij te huilen… als een kind… als een groot hulpeloos kind. Hij heeft zeker een half uur in mijn armen gelegen voor hij wat tot bedaren kwam.’ De Cock knikte begrijpend.

’Hoe bent u thuisgekomen?’

Mariandel von Liechtenstein gebaarde.

’Commissaris Kauwenaar heeft een taxi voor ons gebeld. Die heeft ons naar Amsterdam gebracht. Thuis heeft Matthias zich geschoren. Hij heeft wat gegeten en viel toen als een blok in slaap.’

Ze boog zich ver naar De Cock toe. Haar knap, lief gezicht was dichtbij.

’Zonder u,’ sprak ze zwoel, ’had ik hem misschien nooit teruggekregen. Ik ben u hoogst dankbaar.’ Ze schudde haar hoofd. ’Ik laat hem nooit meer gaan.’

De Cock trok zijn gezicht strak.

’Matthias von Ravensburg is mij iets schuldig,’ sprak hij plechtig. ’Een soort ereschuld. Zo voel ik dat. Als hij straks is uitgeslapen, brengt u hem persoonlijk naar mij toe. Geen aarzelingen, geen uitstel, geen uitvluchten. Die duld ik niet. Matthias moet mij zijn verhaal te vertellen… volledig… en voor mij een telefoongesprek voeren met een tekst die ik voor hem zal opstellen. Daarna gaan wij vanavond samen op pad. En als alles goed gaat, krijg je hem terug… om verder de nacht met hem door te brengen.’

Mariandel von Liechtenstein keek hem verschrikt aan. ’En als iets niet goed gaat?’

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

’Als politieman loopt men risico’s.’

’En Matthias?’

De oude rechercheur negeerde de vraag. Hij knikte haar bemoedigend toe.

’Vertrouw op mijn ervaring.’

13

Rechercheur De Cock zat naast Vledder in de donkere laadruimte van een oude gammele bestelbus met op de buitenkant als opschrift de naam van een niet bestaand aannemersbedrijf. Hij had de bestelauto tijdelijk van het hoofdbureau te leen. En dat was niet voor de eerste keer.[7] Het onooglijke busje werd door de rechercheurs van kamer 119 zo nu en dan als geheime observatiepost gebruikt. De Cock onderkende de waarde daarvan en wanneer hij het noodzakelijk achtte, eiste hij het busje op. Middels wijkagent Joep de Groot had hij aan het water op de Binnenkant tegenover het bewuste kraakpand een parkeerplaats voor het busje gereserveerd. Via kijkgaten aan de achterkant van het busje had hij een goed zicht op de ingang met de scheefhangende toegangsdeur. Vledder hield het uitzicht over de gracht. De Cock had opnieuw een beroep gedaan op zijn collega’s Appie Keizer en Fred Prins. Zoals steeds hadden zij blijmoedig hun medewerking toegezegd. Appie Keizer acteerde als een onopvallende in lompen gehulde oude zwerver, terwijl De Cock de sterke en zwaargebouwde Fred Prins in het kraakpand had geposteerd. De grijze speurder had zijn aanvankelijk plan om Matthias von Ravensburg als lokaas in het krot op de tweede etage op te sluiten, laten varen. De oude rechercheur vond het risico te groot. Het leek hem onmogelijk om de man voldoende bescherming te bieden wanneer hij met de opdoemende dader zou worden geconfronteerd. Een bedwelming met chloroform was snel gebeurd. En een vierde slachtoffer in hetzelfde kraakpand onder zijn toezicht kon hij zich niet permitteren.

Hij had Matthias von Ravensburg samen met Mariandel von Liechtenstein, met toestemming van beiden, tot afloop van de actie in een celletje opgesloten. Jan Kusters zou voor enig toezicht zorgen.

Als het inzicht van de grijze speurder juist was, droeg de dader voldoende attributen bij zich om tot een afdoende bewijsvoering te komen. Hij dacht daarbij aan een flesje met chloroform en een passende sleutel van de toegangsdeur tot de ruimte waar de drie vrouwen de dood hadden gevonden. Moordenaars en inbrekers, zo was zijn ervaring, weken zelden van een eenmaal gevolgde werkwijze af.

Toch was De Cock er niet helemaal gerust op dat zijn plan zou slagen. Er kon nog van alles misgaan. De gehele opzet berustte op zijn theorie, dat Matthias von Ravensburg als laatste een bedreiging voor de moordenaar vormde. Na de dood van die man had hij van niemand meer iets te duchten.

вернуться

7

Zie: De Cock en de geur van rottend hout.