Hij zweeg even.
’Het heeft mij vandaag heel wat moeite en vooral heel veel overredingskracht gekost om alle kennissen en familieleden van de slachtoffers op een lijn te krijgen.’
De jonge rechercheur glimlachte.
’Het is mij gelukt.’
De Cock keek hem dankbaar aan.
’Ik had niet anders van je verwacht.’
Fred Prins vroeg om aandacht.
’De begrafenis van die meiden laat mij koud,’ sprak hij kil. ’Ik wil eindelijk wel eens weten waarom een of andere idioot mij in een bedwelmende walm van chloroform zette. Ik heb die lucht nog in mijn neus. Bij mijn thuiskomst die avond heeft Ann, mijn Ierse vrouw, de kleren die ik aanhad direct in de wasmachine gestopt. Toen ik haar vertelde wat mij was overkomen, riep ze…’
De Cock stak ter onderbreking zijn armen omhoog. ъ
’That dangerous old man again.’
Fred Prins knikte nadrukkelijk.
’Exact. Als het aan haar lag, verleende ik jou in de toekomst nooit meer assistentie.’
De Cock grijnsde.
’Ik stuur haar een bloemetje,’ sprak hij sussend.
De oude rechercheur vatte de fles cognac Napoleon, die hij speciaal voor dergelijke gelegenheden in voorraad hield, en vulde ruim de bodem van diepbolle, voorverwarmde glazen. Hij reikte die zijn vrienden aan. Daarna hield hij zijn glas omhoog.
’Een toost… toost op de misdaad.’
Mevrouw De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
’Op de misdaad?’ herhaalde ze.
De grijze speurder knikte.
’Ons bestaansrecht. In een wereld zonder misdaad hadden wij geen functie.’
Fred Prins boog zich naar voren.
’Je sprak van dwaze maagden… waarom? Gingen ze als maagd de dood in?’
De Cock nam een slok van zijn cognac.
’Het heeft met maagdelijkheid niets van doen. In de bijbel staat de parabel van de wijze en de dwaze maagden. De wijze maagden gingen goed voorbereid de bruidegom tegemoet. Hun lampen waren gevuld en zij hadden extra olie bij zich. De dwaze maagden hadden geen extra voorbereidingen getroffen. Toen de bruidegom wat lang op zich liet wachten, was hun olie opgebrand en misten zij de bruiloft.’
Fred Prins keek hem vragend aan.
’Je wilt daarmee zeggen dat de drie vrouwen die aan de Binnenkant werden vermoord, geen voorbereidingen hadden getroffen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Ze waren dom en voor hun misdadig streven onbekwaam. Hun persoonlijke lampen van hebzucht brandden wel, maar hun onzorgvuldigheid, hun gebrek aan een gepast wantrouwen, werd hen noodlottig. Zo kwam ik ertoe om deze affaire de zaak van de dwaze maagden te noemen.’
Appie Keizer zwaaide ongeduldig.
’Waar ligt het begin?’
De Cock zette zijn glas naast zich neer.
’Het begin ligt bij een fraaie en zeer kostbare schilderijenverzameling op het kantoor van de Real Dutch Continental Airlines op Schiphol. Ik heb die verzameling gezien en was geïmponeerd. Lubbert de Koning werkte al vele jaren op dat kantoor. Hij was hoofd van de personeelsafdeling en rechterhand van de directeur, de heer Van der Horst. Wanneer de directeur zelf niet aanwezig was, leidde Lubbert de Koning in zijn plaats de buitenlandse gasten rond.
Op een dag liet De Koning aan een Amerikaan de kostbare schilderijenverzameling zien. De rijke Amerikaan was onmiddellijk enthousiast en bood aan de verzameling in zijn geheel te kopen. De Koning beloofde de Amerikaan om de zaak met zijn directeur te bespreken.’
Vledder grinnikte.
’Dat deed hij niet?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Lubbert de Koning kwam tot een heel andere gedachte. Hij nam een van de schilderijen weg, ging daarmee naar Peter Karstens aan de Noordermarkt en vroeg hem of hij daarvan een kopie kon schilderen.’
Vledder maakte een grimas.
’En jouw vriend Peter Karstens kon dat wel.’
Het klonk spottend.
De Cock negeerde de spot.
’Peter Karstens kon dat. Inderdaad.’
Fred Prins kwam tussenbeide.
’Merkte niemand op het kantoor dat er een schilderij van de wand weg was?’
De Cock knikte.
’Zeker, maar Lubbert de Koning vertelde aan de mensen die het opviel, dat de schilderijen stuk voor stuk aan een schoonmaakbeurt toe waren, maar spoedig weer op hun oude plek zouden prijken.’
Vledder gniffelde.
’Ik begrijp het. Wanneer Peter Karstens een schilderij klaar had, dan hing De Koning de vervalsing op en stuurde de echte naar de man in Amerika.’
De Cock glimlachte.
’En ontving de kolossale bedragen die hij vroeg.’
Appie Keizer keek verrast op.
’Wanneer kwam er een kink in de kabel.’
De Cock zuchtte diep.
’Op het moment dat Lubbert de Koning… onwetend van haar achtergrond… Henriëtte de Waal in dienst nam.’
Appie Keizer keek hem niet-begrijpend aan.
’Wat was haar achtergrond?’
De Cock pakte zijn glas en nam nog een slok.
’Henriëtte de Waal,’ sprak hij bewogen, ’had voor zij een kantoorbaan bij de luchtvaartmaatschappij ambieerde, vele jaren gestudeerd aan de Amsterdamse Academie voor Beeldende Kunst.’
Vledder knikte begrijpend.
’Zij wist iets van kunst… van schilderijen.’
De Cock zette zijn glas weer neer.
’Op een kwade dag ontdekte Henriëtte de Waal dat tussen de verzameling schilderijen in de gang naar het kantoor van de directeur enkele vervalsingen hingen… terwijl eenieder… ook directeur Van der Horst… beweerde dat de schilderijen echt en onvervalst waren en een vermogen vertegenwoordigden.’ Fred Prins zwaaide ongeduldig.
’En toen?’
’Henriëtte wilde zekerheid. Om die zekerheid te krijgen stapte ze naar haar vroegere docent aan de Academie voor Beeldende Kunst.’
Vledder keek hem met glinsterend ogen aan.
’Matthias von Ravensburg.’
De Cock knikte.
’Henriëtte de Waal smokkelde Matthias het kantoor van de luchtvaartmaatschappij binnen en liet hem de collectie zien. Matthias von Ravensburg geldt in het wereldje van de kunst als een expert op het gebied van Oudhollandse meesters.’
’Hij deelde de conclusies van Henriëtte de Waal?’
De Cock knikte opnieuw.
’Matthias von Ravensburg was het volkomen met haar eens. Vrijwel alle schilderijen van de collectie waren vervalsingen.’ De Cock zweeg even.
’Toen beging Matthias von Ravensburg een grote fout. Henriëtte de Waal vroeg hem, als expert op zijn gebied, of hij haar een verklaring wilde geven dat hij had geconstateerd dat de schilderijen in het kantoor van de luchtvaartmaatschappij vervalsingen waren.’
Vledder keek hem verrast aan.
’Die verklaring gaf hij?’
In zijn stem trilde ongeloof.
De Cock knikte.
’Een prachtig document.’
’Wat deed ze ermee?’
De Cock maakte een verontschuldigend gebaar.
’Ik moet nu een stel gissingen maken. Ik weet niet wat er zich tussen die drie vrouwen aan de Herenmarkt heeft afgespeeld. Niemand kan mij er nog iets over zeggen. Ik neem aan dat Henriëtte de Waal haar bevindingen, haar waarnemingen, aan de anderen heeft verteld en dat zij gezamenlijk besloten om de luchtvaartmaatschappij te gaan chanteren.’
Appie Keizer keek hem peinzend aan.
’Waarmee?’
De Cock gebaarde in zijn richting.
’De kunstverzameling van de Real Dutch Continental Airlines had een internationale faam en het openbaar maken van het feit dat het slechts vervalsingen betrof, zou het aanzien en de reputatie van de maatschappij beslist geen goed doen.’