Vledder negeerde de opmerking.
’Zal ik toch maar een ooaaveetje over hem versturen, als verdacht van moord?’
De Cock glimlachte om Vledders enthousiasme.
’Ik voel er nog niets voor,’ sprak hij hoofdschuddend. ’Bedenk dat hij zelf heeft gezegd: als er iets met ”mij” gebeurt. Hij verwacht blijkbaar iets, iets wat hem kan overkomen.’ De oude rechercheur maakte een weids gebaar.
’Het is volgens mij nog veel te vroeg om hem te laten arresteren. Wat heb ik er aan als ik Matthias von Ravensburg na een paar dagen weer los moet laten. Laten we rustig wachten tot onze bewijsvoering een hechtere basis heeft. En misschien maakt hij vandaag of morgen een foutje.’
Terwijl Vledder mokte, stond De Cock van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok.
Vledder kwam hem na.
’Waar ga je heen?’
De Cock draaide zich half om.
’Kijken hoe Henriëtte de Waal onder normale omstandigheden woonde en leefde. Misschien vinden we bij haar thuis brieven, bescheiden, die ons wat wijzer maken.’
In de toch nog kille avondlucht van mei slenterden ze via de Oudebrugsteeg en de Nieuwendijk naar de Haarlemmerstraat. Het was er gezellig druk. Sinds grotendeels het verkeer uit de smalle straat was geweerd, hadden zich er steeds meer kleine horecabedrijfjes gevestigd. Vaak met een exotische keuken. In een zoete walm van steeds wisselende geuren sloften ze bij het oude West Indisch Huis naar de Herenmarkt.
Voor het huis van Henriëtte de Waal bleven ze staan. De Cock bekeek de witte plastic drukbouton, waaronder de emaillen naamplaatjes van Annette van Dijk en Josine Wijngaarden. In het hout was een afdruk te zien waar een derde naamplaatje bevestigd was geweest. De oude rechercheur wees ernaar.
’Iemand heeft het naamplaatje van Henriëtte de Waal hier losgeschroefd en op de Binnenkant aan de deur van dat krot bevestigd.’
Vledder snoof.
’Matthias von Ravensburg.’
De Cock reageerde niet. Hij drukte op de bouton en hoorde het geluid van een bel. Na enkele seconden werd de deur geopend door een jonge vrouw. De Cock schatte haar op rond de vijfentwintig jaar. Ze droeg een rode blouse op een blauwe spijkerbroek. Haar voeten staken in een paar pantoffels. Met verbazing in haar ogen keek ze de beide mannen aan.
De grijze speurder lichtte beleefd zijn hoedje.
’Mijn naam is De Cock met… eh, met ceeooceekaa.’ Hij duimde opzij. ’En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn als rechercheur verbonden aan het politiebureau in de Warmoesstraat.’ De jonge vrouw fronste haar wenkbrauwen.
’Recherche?’
De Cock knikte. Hij gleed met de wijsvinger van zijn linkerhand langs de naamplaatjes aan de deur.
’Wie bent u, Annette van Dijk of Josine Wijngaarden?’
’Annette van Dijk.’
’Als ik goed ben geïnformeerd, dan woont hier toch ook ene Henriëtte de Waal?’
Annette van Dijk knikte.
’Haar naamplaatje is gestolen.’
’Door wie?’
’Geen idee.’
De Cock gebaarde voor zich uit.
’Kunnen we binnen even praten?’
Annette van Dijk deed de deur verder open en liet de rechercheurs langs zich heen gaan. Daarna deed ze de deur dicht en leidde hen naar een gezellig ingerichte woonkamer met veel schemerlampen, een lage bank en twee fauteuils om een ronde tafel. Verder waren er een paar lederen poefs en een breedbeeld televisietoestel.
Annette van Dijk beduidde de rechercheurs dat ze in de fauteuils konden plaatsnemen. Zelf ging ze tegenover hen op de bank zitten.
’Is er wat?’ vroeg ze onzeker. ’Ik zie niet graag recherche bij ons aan de deur.’
De Cock negeerde de vraag. Hij legde zijn hoedje naast zich op het vloerkleed.
’Hoe lang wonen jullie hier al met z’n drieën?’
’Een paar jaar.’
’En het gaat goed?’
Annette van Dijk toonde verwondering.
’Waarom zou het niet goed gaan?’
De Cock glimlachte.
’Onder jonge vrouwen komen gemakkelijk strubbelingen voor, verschil van inzichten… jaloezie… nieuwe liefdes.’ Annette van Dijk schudde haar hoofd.
’Dat speelt bij ons niet.’
Het klonk overtuigend.
De Cock blikte om zich heen.
’Heeft Henriëtte de Waal in deze woning een eigen slaapvertrek?’
Annette van Dijk knikte.
’Uiteraard heeft ze die. We hebben alledrie ons eigen slaapvertrek.’
De Cock stond op.
’Mogen we daar even kijken.’
Annette van Dijk kwam ook overeind en schudde haar hoofd.
’Daar kan ik u geen toestemming voor geven,’ sprak ze pertinent. ’Henriëtte is er niet. Ze is al een paar dagen weg. Als zij het zelf goed zou vinden, dan…’
Ze maakte haar zin niet af.
De Cock ging weer zitten.
’Enig idee waar Henriëtte is?’
Ook Annette van Dijk nam opnieuw plaats en trok haar schouders op.
’Ze had een nieuw vriendje. Henriëtte deed daar nogal geheimzinnig over. Misschien is ze bij hem.’
’U weet niet wie dat vriendje is?’
Annette van Dijk schudde haar hoofd.
’Josine en ik hebben haar daarover wel gepolst, maar Henriëtte liet niets los. Ze was op dat punt toch nooit erg mededeelzaam. Liefdes, zo vond zij, waren een privé-aangelegenheid. Daar hadden Josine en ik niets mee te maken.’
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
’Hebt u in verband met Henriëtte wel eens iets gehoord over een adres aan de Binnenkant?’
Annette van Dijk keek hem verrast aan.
’Binnenkant?’
De Cock knikte.
’Binnenkant 753.’
’Wat is daar?’
De Cock vouwde zijn handen.
’Daar… eh, daar,’ sprak hij gedragen, ’hebben wij vanmorgen Henriëtte de Waal gevonden… vermoord.’
Annette van Dijk verstijfde. Met halfopen mond staarde ze naar de oude rechercheur.
’Vermoord?’
De Cock knikte.
’Iemand kneep haar keel dicht en hield dat een tijdje vol.’ Het was opzet dat hij zich zo cru uitdrukte.
Annette van Dijk slikte.
’Gewurgd?’
’Inderdaad.’
’Door wie?’
De Cock wreef zich achter in zijn nek.
’Het is onze taak haar moordenaar te ontmaskeren. Vandaar mijn vraag of wij haar slaapkamer mogen bekijken. Misschien vinden wij daar iets wat enig licht op de affaire werpt.’ Annette van Dijk bleef secondenlang besluiteloos zitten. Toen stond ze op en ging de rechercheurs voor naar een kleine slaapkamer aan de achterzijde van de woning.
Het kamertje was schaars gemeubileerd. Er stond een oude robuuste glanzend gepolitoerde kledingkast en een kleine kaptafel met een stoel. Naast het bed was een nachtkastje met een glazen plaat waarop een elektrische wekker stond.
Vledder doorzocht het kamertje systematisch. Onderzoeken in een woning was zijn specialiteit. Hij was daarin zeer nauwkeurig.
De Cock liep met Annette van Dijk terug naar de woonkamer. De jonge vrouw zag nog bleek van de schok.
’Hoe heeft dit kunnen gebeuren?’
De Cock trok zijn schouders op.
’We nemen aan dat Henriëtte de Waal op dat adres aan de Binnenkant haar moordenaar zelf heeft binnengelaten. Hoewel de woningdeur niet erg solide was, hebben wij geen sporen van braak gevonden.’
Annette van Dijk gebaarde met een trillende rechterhand.
’De moordenaar moet dus een bekende van haar zijn geweest.’ De Cock knikte traag.
’Althans iemand die zij vertrouwde en die dat adres aan de Binnenkant kende.’
’Hebt u al aanwijzingen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’We hebben vandaag al heel wat afgesjouwd, maar zijn nog geen steek verder gekomen.’
De oude rechercheur zweeg even. Nadenkend.
’Henriëtte heeft vermoedelijk kort voor haar dood met haar werkgever gebeld en gezegd dat ze voorlopig niet op kantoor kwam omdat zij met de dood werd bedreigd. Kunt u daar iets over zeggen?’