Annette van Dijk keek hem verschrikt aan.
’Met de dood bedreigd?’
In haar stem trilde ongeloof.
De Cock knikte.
’Dat heeft ze gezegd.’
Annette grinnikte.
’Het zal een grap van Henriëtte zijn geweest om iemand te plagen.’
De Cock liet het onderwerp rusten.
’Zegt u de naam Matthias von Ravensburg iets, heeft u die naam wel eens horen noemen?’
Annette van Dijk keek hem schuins aan.
’Hoe was de naam?’
’Matthias von Ravensburg.’
Annette van Dijk schudde haar hoofd.
’De naam komt mij niet bekend voor. Had hij iets met Henriëtte?’
Voor De Cock kon antwoorden, kwam Vledder in de woonkamer terug. Hij hield een enveloppe in zijn hand.
’Lag in haar nachtkastje,’ verduidelijkte hij.
De jonge rechercheur nam een brief uit de enveloppe en las hardop.
Henriëtte,
je kunt mij niet als oud vuil aan de kant zetten. Dat heb ik niet aan je verdiend. Blijf je weigeren mij te ontvangen, dan zul je de gevolgen daarvan wel ondervinden, voor eeuwig de jouwe…
Annette van Dijk sloeg in een reflex haar rechterhand voor haar mond.
’Herman, haar ex-verloofde. Hij heeft al een paar maal gedreigd haar om te brengen.’
5
Na Annette van Dijk op het hart te hebben gedrukt om Josine Wijngaarden bij thuiskomst onmiddellijk naar de Warmoesstraat te sturen, althans contact met hen op te nemen, slenterden de beide rechercheurs vanaf de Herenmarkt terug naar de gezellige Haarlemmerstraat en vandaar naar de Nieuwendijk. De Cock stak zijn handen in de steekzakken van zijn oude regenjas en huiverde.
’Het is koud,’ jammerde hij. ’Ik had de door mijn vrouw gebreide wollen trui nog wel een maand langer onder mijn colbertje kunnen houden.’
Vledder reageerde niet.
’Van die Annette van Dijk,’ bromde hij, ’zijn we ook niet veel wijzer geworden. Henriëtte de Waal moet een gesloten type zijn geweest. Over haar affaires met mannen liet ze niet veel los.’
De Cock blikte opzij.
’Heb je de brief bij je gestoken?’
’Van die Herman Frederiks?’
De Cock knikte.
’Informeer straks als we in de kit zijn bij het hoofdbureau of hij in onze administratie voorkomt. Hebben wij hem niet, dan ga je morgen met die brief naar de dactyloscopie en laat hem behandelen met jodiumdampen.[5] Wees verder voorzichtig met de enveloppe. Indien nodig kunnen we die gebruiken om zijn DNA vast te stellen.’
’Zijn DNA?’
De Cock knikte.
’Zijn DNAfingerprint.’
’Hoe?’
’Via zijn speeksel waarmee hij die enveloppe heeft dichtgelikt. We mogen dat DNA tegenwoordig als bewijs gebruiken.’
’Oké chef.’
’Ik ben je chef niet.’
Vledder lachte.
’Volgens Annette van Dijk was die Herman Frederiks een gewelddadige jongeman. Hij heeft op de Herenmarkt eens de ruiten ingegooid toen Henriëtte de Waal weigerde naar buiten te komen om met hem mee te gaan. Een man met dergelijke impulsen is tot alles in staat.’
De Cock keek hem van terzijde grijnzend aan.
’Ga je switchen?’
’Hoe bedoel je?’
’Laat je Matthias von Ravensburg varen en kies je voor Herman Frederiks?’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Ik hou het voorlopig nog op Matthias von Ravensburg. Van dat idee stap ik niet af. Ik zie in hem de moordenaar van Henriëtte de Waal. Absoluut. Zonder enige twijfel.’
De jonge rechercheur zweeg even.
’Maar ik wil de mogelijkheid van die Herman Frederiks niet uitsluiten.’
De Cock knikte hem vriendelijk toe.
’Hou alle opties open,’ sprak hij laconiek.
Toen Vledder na een lang gesprek met de politieadministratie de hoorn op het toestel teruglegde, keek De Cock hem vragend aan. ’Komt hij voor?’
Vledder knikte.
’Duidelijk. Herman Frederiks is eenendertig jaar, van beroep barkeeper en heeft al vijf veroordelingen terzake mishandeling achter de rug. Bij de meeste mishandelingen was sprake van ernstig letsel.’
De jonge rechercheur raadpleegde de notities die hij had gemaakt.
’En weet je wie in begin december jongstleden aangifte tegen hem heeft gedaan?’
De Cock keek hem onverstoord aan.
’Henriëtte de Waal?’
Vledder knikte instemmend.
’Precies. Henriëtte de Waal, met als haar getuigen Annette van Dijk en Josine Wijngaarden.’
’Ik neem aan dat die mishandeling plaatsvond op de Herenmarkt.’
’Inderdaad.’
’Waar woont die… eh, die Herman Frederiks?’
’Oude Waal 847. Op de tweede etage.’
De Cock keek hem geschrokken aan.
’Oude Waal 847, dat is bijna recht tegenover dat pandje aan de Binnenkant waar wij Henriëtte de Waal hebben gevonden, de overkant van het water.’
’Weet je dat zeker?’
De Cock knikte traag.
’Daar zal niet veel aan mankeren. Vanuit het raam van zijn woning kan hij dat pandje aan de overkant van het water voortdurend in het oog houden.’
Vledder begon een betoog:
’We kunnen ervan uitgaan dat Herman Frederiks heeft geweten dat zij daar soms bivakkeerde. Het is heel goed mogelijk dat hij haar wel eens dat pandje heeft zien binnengaan. Misschien zelfs meerdere keren.’
De jonge rechercheur staarde somber voor zich uit.
’Op een dag zag hij zijn kans schoon. Hij overrompelde haar en kneep haar keel dicht.
’Uit wraak?’
Vledder knikte.
’Denk aan dat briefje dat die idioot haar schreef: Blijf je mij weigeren te ontvangen, dan zul je de gevolgen daarvan wel ondervinden. En dan: voor eeuwig de jouwe. Die vent is toch een geflipte vogel. Dat schrijf je toch niet aan een vrouw die de verloving met jou heeft verbroken.’
De jonge rechercheur wees naar de grote klok boven de toegangsdeur van de grote recherchekamer. Het was kwart voor elf.
’Zullen we nog?’
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
’Naar de Oude Waal?’
’Ja.’
De oude rechercheur schudde zijn hoofd.
’Die man is barkeeper. Die werkt op dit moment en ik heb vanavond geen zin meer in een opgewekte kroegentocht door de oude binnenstad.’
De Cock stond van zijn stoel op.
’Morgen is een nieuwe dag. Voor ik vanavond ga slapen neem ik een kwartiertje om mij bezig te houden met de vraag die mij vanaf het begin kwelt.’
’En die vraag is?’
De Cock stak gebarend zijn wijsvinger omhoog.
’Waarom verbleef Henriëtte de Waal in dat pandje. Hoe gebruikte ze het. Als een geheime plek om iemand te beminnen? Er was een bed en…’
De grijze speurder stokte. Een jongeman kwam zonder te kloppen de recherchekamer binnen. De Cock schatte hem op achter in de twintig. Hij droeg een beige regenjas, waarvan de ceintuur om zijn middel was dichtgeknoopt.
Lange blonde haren wapperden langs zijn hoofd. Hij liep met dreunende stappen op De Cock toe.
’Is het waar?’ riep hij opgewonden. ’Is het waar?’
De oude rechercheur keek hem secondenlang onbewogen aan, monsterde zijn groene ogen, zijn knap, bijna jongensachtig gezicht en bezag zijn iets te weke mond. Hij gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.
’Ga zitten,’ sprak hij kalm. ’En… eh, wat moet waar zijn?’ De jongeman nam plaats.
’Is Henriëtte dood?’
’Wie zegt dat?’
’Annette… Annette van Dijk. Ze belde mij op en zei dat u bij haar op de Herenmarkt was geweest en dat u had gezegd dat Henriëtte was vermoord.’