Выбрать главу

‘U bedoelt iemand van buiten. Een onbekende?’

‘Misschien niet zo onbekend. Iemand, die hier wel eens is geweest… hier heeft gelogeerd.’

Mevrouw Van Blijendijk keek hem grijnzend aan.

‘En zo’n man loopt direct naar de kast met een nieuwe vooraad strychnine om mijn ganzen te vergiftigen?’

Ze gebaarde met beide handen. ‘Dat klinkt toch bespottelijk.’

Ze schoof iets naar achteren en drukte haar rug tegen de hoge rugleuning van haar stoel. ‘Ik herhaal mijn eis: arresteer mijn tuinman.’

De Cock schudde zijn hoofd.

‘Ik arresteer uw tuinman niet.’ Hij keek haar scherp onderzoekend aan. ‘Tenzij u aanwijzingen hebt dat ouwe Willem de man is, die u nu al maandenlang bedreigt.’

Mevrouw Van Blijendijk klemde haar handen om de uiteinden van de leuningen. De Cock zag haar knokkels wit worden.

‘Die aanwijzingen heb ik.’ Haar stem klonk hees. Met een wilde blik in haar ogen keek ze schuin omhoog naar Ivo. ‘Pak de brieven,’ siste ze.

Neef Ivo liep naar een fraai houten cilinderbureau in een hoek van de salon. Hij draaide het sleuteltje om, schoof de latten omhoog en trok een lade open. Met een stapel langwerpige blauwe enveloppen, bijeengehouden door een paars lint, kwam hij terug.

Mevrouw Van Blijendijk nam het stapeltje van hem aan en reikte het De Cock met een theatraal gebaar aan.

‘Kijk naar het poststempel,’ sprak ze streng. ‘De brieven zijn alle in Ouderkerk aan de Amstel gepost en wel exact op die dagen dat Willem voor mij inkopen deed.’

7

Vledder, aan het stuur van de oude Volkswagen, keek zijn oude collega aan. Op zijn jong gezicht lag een trek van ongeloof. Hij klapte met zijn rechterhand op het dashboard.

‘Waarom arresteerde je die oude tuinman niet?’ Zijn stem trilde van woede en verbazing. ‘Daar was toch alle reden toe. Mevrouw Van Blijendijk is in alle staten. Terecht, naar ik meen. Ik wed dat ze nu weer stad en land afbelt. Je moet eens zien wat er gebeurt. Volgens mij krijg je straks de hele justitie op je nek… wegens plichtsverzuim.’

De Cock reageerde niet. Hij zat diep onderuitgezakt met een norse trek op zijn gezicht. Het leek alsof de kritiek van zijn jonge collega hem niet deerde, of zijn woorden ongehoord langs hem gleden.

Vledder snoof. ‘Het is toch bijzonder opmerkelijk… die poststempels. Het was haar direct al opgevallen dat ze steeds brieven kreeg wanneer de tuinman in Ouderkerk aan de Amstel boodschappen had gedaan. Daarna heeft ze het precies bijgehouden. Brief voor brief.’ Hij zweeg een paar seconden. ‘Ten aanzien van de dood van de ganzen vond ik jouw theorie over een man van buiten… een onbekende, ook uiterst discutabel.’ Hij schoof zijn onderlip vooruit en schudde zijn hoofd. ‘Ik kan niet beweren dat je vanmiddag in het grote huis een beste beurt maakte. Ik heb je eerlijk gezegd nog nooit zo zwak zien acteren.’

Vledder bepaalde zijn aandacht weer bij het verkeer. Het zwijgen van De Cock zinde hem niet, het maakte hem onzeker. Hij wist dat de grijze speurder soms onberekenbaar was en onnavolgbaar in zijn gedachtespel. Hij probeerde het nog eens, nu wat vriendelijker.

‘Dat kan toch geen toeval zijn? Ik bedoel, van die poststempels.’

De Cock drukte zich zuchtend omhoog.

‘Ik geloof niet dat de tuinman het heeft gedaan.’

Vledder grijnsde spottend.

‘Je spreekt met twee tongen, De Cock,’ zei hij fel. ‘Het is voor een rechercheur niet zo belangrijk wat hij gelooft of niet gelooft. Belangrijker is wat hij wettelijk kan bewijzen.’

De Cock herkende zijn eigen woorden. Het toverde een glimlach op zijn lippen.

‘Ik ga een beetje af op de mensenkennis die ik in de loop der jaren heb vergaard. Ouwe Willem is volgens mij niet de man die wij zoeken… niet de man die mevrouw Van Blijendijk belaagt. Integendeel, hij heeft haar lief.’

Vledder draaide zich met een ruk naar hem toe.

‘Wat?’ riep hij. ‘Verliefd… op een invalide vrouw?’

De Cock keek zijn jonge collega aan. Zijn gezicht toonde geen expressie.

‘En? Kan dat niet?’

Vledder parkeerde de Volkswagen op de houten steiger in het Damrak. De Cock stapte moeizaam uit en sloeg het portier dicht. Leunend op het dak van de auto keek hij omhoog naar het rijtje gevels, waarachter in de Warmoesstraat sinds mensenheugenis de politie huisde. Het leek hem een moment of alle hartstochten en emoties die daar nog aan de muren kleefden, zich over hem uitstortten. Hij bleef kijken, onbewogen, naar het verlichte raam van de kamer van de commissaris en wist dat die op hem wachtte.

Met zijn volle rechterhand wreef hij over zijn brede kin en grijnsde. Toen Vledder de wagen had afgesloten, slenterde hij met hem mee, via de Oudebrugsteeg naar de Warmoesstraat. Ze gingen het politiebureau binnen en stapten langs de balie. Meindert Post, de stoere Urker wachtcommandant, keek van zijn dienstboek op en riep hen terug.

‘Er zit boven een man op jullie te wachten,’ bulderde hij. ‘Een zekere Maffe Kees. Hij zegt dat hij informatie heeft over een mokkeltje, waarvoor jullie belangstelling hadden. Ik zei: zeg het mij maar, dan geef ik het wel door. Maar hij wilde de informatie alleen maar aan jullie kwijt.’ Hij kwam lui vanachter zijn bureau vandaan en veranderde van toon. ‘Ik zou eerst maar even naar de commissaris stappen,’ sprak hij bijna fluisterend. ‘Zo’n minuut of tien geleden kwam hij hier binnenvallen… samen met meester Schaaps, de officier van justitie. Ze waren zichtbaar narrig.’ Hij knikte naar De Cock. ‘Jij moest onmiddellijk bij hem komen. Zodra ik je zag of contact met je had, moest ik je dat zeggen.’

De Cock wuifde joviaal. Hij wilde de Urker niet laten merken dat hij zich innerlijk toch wat ongerust maakte en dat hij zich bij voorbaat opwond over een mogelijke inmenging in zijn beleid.

Samen met Vledder liep hij de trap op.

‘Hoor jij eens wat Maffe Kees te vertellen heeft, dan stap ik even naar de commissaris.’

Vledder keek hem schuins aan.

‘Maak het niet te bont.’

‘Hoezo?’

De jonge rechercheur glimlachte.

‘Zo slecht is Buitendam ook weer niet.’

De Cock klopte op de deur van de kamer en wachtte geduldig op een reactie. Daarna stapte hij schoorvoetend binnen. Zijn hoofd gebogen. Hij koos bewust voor die houding. Hij voelde weinig voor een hooglopend twistgesprek. Hij had zich voorgenomen om eventuele kritiek gelaten over zich te laten gaan. Ze kregen van hem gelijk… als ze dat per se wilden.

Commissaris Buitendam zat wat bleek achter zijn immense bureau. Met zijn slanke rechterhand wuifde hij naast zich, waar een kleine parmantige man op een stoel zat.

‘Ik behoef,’ begon hij met zijn geaffecteerde stem, ‘meester Schaaps, onze geachte heer officier van justitie, niet aan je voor te stellen. Jullie kennen elkaar van vorige gelegenheden.’ Hij kuchte even om indruk te maken. ‘De reden, dat wij hier vanavond bij elkaar zijn, ligt in de informatie, die zowel de officier van justitie als ik hebben gekregen over jouw optreden ten huize Blijemeer aan de Amstel. Mevrouw Van Blijendijk heeft ons bericht dat jij hebt geweigerd haar tuinman te arresteren, terwijl daarvoor voldoende wettelijke gronden aanwezig waren.’ Hij zweeg en strekte zijn wijsvinger beschuldigend naar de grijze speurder. ‘Dat is een omissie, De Cock,’ ging hij verder, ‘een zeer ernstige nalatigheid. Mevrouw Van Blijendijk heeft vele invloedrijke relaties bij het Openbaar Ministerie… relaties die ons onder meer de suggestie deden om jou wegens verzuim van plichten disciplinair te straffen.’

De Cock liet zijn hoofd wat dieper zakken.

‘Als… eh, als die relaties daarmee bevredigd worden… dan straft u toch.’

Commissaris Buitendam liet zijn beschuldigende arm zakken. Het antwoord van de grijze speurder had hem verrast. Hij had op een grotere weerstand gerekend. Hij kuchte opnieuw.

‘Je begrijpt zelf wel, De Cock,’ sprak hij wat onzeker, ‘dat ik jou, met jouw staat van dienst, niet zonder meer voor een tuchtcommissie kan dagen.’