‘Vraag het Izaak.’
De Cock kneep zijn lippen samen.
‘Izaak is dood,’ reageerde hij scherp.
Inge verstarde. Haar ogen werden groot en angstig.
‘Dood,’ herhaalde ze verschrikt.
De Cock knikte.
‘Iemand sloeg hem vannacht zijn hersens in.’
Een moment leek het alsof ze flauw zou vallen. Ze waggelde, maar herstelde zich. In paniek bracht ze beide handen voor haar gezicht en schreeuwde. ‘Nee… nee… nee.’
Vledder kwam vanuit de gang de kamer binnenstormen. Zijn gezicht zag bleek.
‘Wat is er?’ vroeg hij geschrokken.
De Cock joeg hem bruut en zonder antwoord de kamer uit. Hij pakte Inge bij haar schouders en schudde haar heftig heen en weer.
‘Waarover hebben Izaak en Igor gesproken?’
Ze gilde opnieuw, luider nog.
‘Nee… nee.’
De Cock pakte haar bij de polsen en trok zachtjes de handen van haar gezicht. Hij keek haar vriendelijk aan. ‘Het is belangrijk, Inge,’ fluisterde hij. ‘Erg belangrijk.’ Hij nam een schone zakdoek uit zijn broekzak en bette haar betraand gezicht. Daarna sloeg hij zijn arm om haar schokkende schouders en leidde haar terug naar het bed.
‘Je hebt het gesprek toch gehoord?’
Ze knikte vaag.
‘Het ging om een erfenis…’
‘Ja?’
‘De erfenis van Izaak. Igor zou daarvan een deel krijgen.’
‘Wanneer?’
Duitse Inge slikte.
‘Als Igor… als Igor zijn rijke tante om zeep hielp.’
13
De Cock had moeie voeten. De pijn kroop van zijn tenen over zijn wreef langs zijn enkels omhoog. Daar leek het alsof duizend kleine duiveltjes met evenzo vele spelden geniepig in zijn kuiten prikten.
Het stemde hem droevig. Hij wist wat die pijn betekende. Telkens wanneer een onderzoek slecht verliep, wanneer hij het onbehaaglijke gevoel had steeds verder van de oplossing weg te drijven, gaven zijn voeten acte de présence en speelden de duiveltjes hun satanisch spel.
Met een verwrongen gezicht tilde hij zijn beide benen omhoog en legde ze voorzichtig op een punt van zijn bureau. Een zucht van verlichting ontsnapte aan zijn mond.
Vledder keek hem bezorgd aan. Hij kende het beruchte kwaaltje van zijn oudere collega.
‘Is het weer zover?’
De Cock antwoordde niet, maar kneep met duim en wijsvinger zachtjes in zijn kuiten. Soms hielp het.
‘Ik had vanmiddag medelijden met Duitse Inge,’ sprak hij nadenkend. ‘Ik vond haar eigenlijk best aardig. Het was jammer dat ik haar zo moest aanpakken. Het kind raakte totaal overstuur. Toen ze na een poosje weer tot bezinning kwam, sloeg haar de angst in het lijf, dat Igor Stablinsky zou horen dat ze tegen mij had gekletst.’
Vledder staarde voor zich uit.
‘Igor kennende… zou het wel eens haar einde kunnen betekenen.’
De Cock knikte instemmend.
‘Ik heb haar dan ook plechtig beloofd dat ik haar verklaring nooit officieel in een proces-verbaal zal gebruiken.’
De jonge rechercheur keek hem verwonderd aan.
‘Waarom niet? Je hebt die verklaring op een rechtmatige wijze verkregen. Het is toch bewijs.’
‘Waarvan?’
‘Dat Izaak van Blijendijk Igor Stablinsky aanzette tot moord op tante Isolde.’
‘Izaak is dood.’
‘Igor leeft.’
De Cock knikte.
‘Maar hij doodde tante Isolde niet.’
Vledder keek hem fronsend aan.
‘Je bedoelt dat Igor niet op de uitlokking van Izaak van Blijendijk is ingegaan?’
‘Precies.’
Vledder schudde zijn hoofd. Koppig.
‘Zo is het niet,’ sprak hij verbeten. ‘Ik zei het je aclass="underline" het is een regiefout. Geloof me, nicht Irmgard en de beide neven zijn op de erfenis van tante Isolde uit. Dat is het kerngegeven… het motief waar alles om draait. Vanmiddag is gebleken dat neef Izaak zelfs bereid bleek om een deel van zijn erfenis op te offeren om een ordinaire moordenaar te huren.’
‘Igor Stablinsky.’
Vledder knikte enthousiast.
‘Zo is het,’ riep hij uitgelaten. ‘En niet anders. Er sluipt in de opzet een schoonheidsfoutje… Igor Stablinsky mept de verkeerde op de schedel.’
‘Wel erg dom.’
‘Hoezo?’
De Cock spreidde zijn beide handen.
‘Izaak van Blijendijk was zijn opdrachtgever… de man die hem eerst later, na afwikkeling van de erfenis, voor zijn activiteiten moest betalen.’ Hij schudde zijn grijze hoofd. ‘Nee, zo dom is Igor Stablinsky niet.’
Vledder keek wat beteuterd naar hem op.
‘Hoe is het dan?’
‘Als ik dat wist,’ zei De Cock grinnikend, ‘dan had ik nu geen moeie voeten meer.’ Hij leunde in zijn stoel achterover en tilde zijn benen weer van het bureau. ‘Ik geloof niet in een vergissing of, zoals jij dat noemt een regiefout. Ik denk dat neef Izaak heel koelbloedig en ook heel doelbewust is neergeslagen.’ Hij zweeg een tijdje en gebaarde toen wat wrevelig voor zich uit. ‘De moord heeft een paar markante facetten, die je bij het trekken van conclusies niet uit het oog mag verliezen. Ik noem: het ontbreken van sporen van braak; het op de slaapkamerdeur geprikte briefje met het verzoek om hem voor het ontbijt niet te wekken; het onbeslapen bed en het feit dat hij nog vrijwel geheel gekleed was. Hij moet vrij kort na zijn late thuiskomst, het was al over drieën, in het grote huis zijn neergeslagen. Denken we aan het ontbreken van braaksporen, door iemand die hij zelf binnenliet, of iemand die al binnen op hem zat te wachten.’ De grijze speurder bracht zijn opgestoken wijsvinger voor zijn neus. ‘En dan nog iets… Izaak van Blijendijk was geen oude man, die op het moment van de moord wat in zijn stoel zat te suffen. Integendeel, hij was jong, vitaal en nog klaar wakker. Hij zal iemand die onverhoeds zijn slaapkamer binnendrong, zeker hebben opgemerkt.’
Vledder likte aan zijn lippen.
‘De moordenaar kwam dus niet onverhoeds.’
‘Nee.’
‘Toch werd Izaak vermoord.’
‘Door iemand voor wie hij niet bevreesd was en van wie hij geen aanval verwachtte,’ zei De Cock peinzend.
Vledder hijgde. ‘Een lid van de familie.’
De Cock reageerde niet. Hij stond van zijn stoel op en liep naar de kapstok.
Vledder keek hem na. ‘Waar ga je heen?’
De Cock draaide zich half om. ‘Naar Lowietje… mijn keel dorst naar een cognackie.’
De Cock wandelde op zijn gemak door de Lange Niezel. Het was er druk. Kille wind en regen waren tijdelijk naar andere oorden vertrokken. Een mild voorjaarszonnetje lokte de mensen uit hun huizen. Ondanks het vroege uur waren de seksbioscopen al in vol bedrijf. Ook de schunnige etalages van de seksshops trokken veel bekijks.
Schuin voor hem uit liep Vledder. De jonge rechercheur had altijd wat moeite met de gezapige slentergang waarmee De Cock zich gewoonlijk voortbewoog.
De oude rechercheur lichtte in het voorbijgaan zijn hoedje voor Tante Marie, een hoerenwaardin die hij al een eeuwigheid kende. Ze was oud geworden, vond hij. Het te zwartgeverfde haar gaf daaraan nog een extra accentje. Toen hij als jong rechercheur aan het bureau Warmoesstraat begon, was Marie de mooiste vrouw die op de Walletjes was te consulteren. Ze was fel en vurig, temperamentvol, van een exotische schoonheid en werd nog geen ‘tante’ genoemd.
De Cock bekeek zijn eigen spiegelbeeld in een caféruit en grijnsde. De jaren waren ook aan hem niet ongemerkt voorbijgegaan. Hij bezag het met enige gelatenheid. Het maakte hem niet somber of verdrietig. Hij was op den duur massaler geworden, compacter. Na zijn veertigste was alles wat dieper op zijn heupen gezakt en in het grijs waren de laatste zwarte haren verbleekt. Maar zijn hart klopte nog onstuimig en de wil om op zijn eigen wijze de misdaad te bestrijden, tintelde tot in zijn vingertoppen.
Smalle Lowietje begroette de beide rechercheurs uitbundig. Hij veegde zijn kleine handjes aan zijn morsig vest. ‘Zo, zo,’ kirde hij opgewekt. ‘Ik ben blij jullie weer te zien.’ Hij blikte naar De Cock op. Zijn spichtig muizensmoeltje glom van pure genegenheid. ‘Alles goed?’