De grijze speurder grinnikte. ‘Jouw bezorgdheid ontroert, Lowie. Soms doe je mij aan mijn oude moeder denken.’
De tengere caféhouder hield zijn hoofd iets scheef.
‘Nou ja, het aantal gekken dat voor minder dan een geeltje een eindje staal tussen je ribben duwt, groeit met de dag.’
De Cock hees zich op een kruk.
‘We zullen ermee moeten leren leven. De tijd dat onze rechters een messentrekker nog als een gevaarlijk individu beschouwen, ligt heel ver achter ons.’ Hij grijnsde droevig. ‘Als ze bij ons aan de Kit iemand fouilleren, dan vinden ze wapens. Als ze geen stiletto bij zich hebben, dan is het wel een revolver of een pistool.’
Smalle Lowietje knikte meewarig.
‘Hetzelfde recept?’
Zonder op antwoord te wachten, dook hij aalglad onder de tapkast en griste de fles cognac Napoleon bij de hals weg. Met precieze routinegebaren vulde hij de bodem van drie diepbolle glazen.
‘Proost… op een betere wereld.’
De Cock keek hem zoet fronsend aan.
‘Zonder misdaad, Lowie?’
De caféhouder grinnikte.
‘Nou ja… niet helemaal.’ Hij hield zijn muizensmoeltje wat scheef. ‘Kijk, De Cock,’ sprak hij vertrouwelijk, ‘laten we eerlijk zijn… zonder een beetje misdaad had jij ook geen emplooi meer.’
‘Ik heb een huis, een vrouw, een hond en sinds kort ook nog een parkiet.’
Smalle Lowietje grijnsde.
‘En dacht je daar je dag mee te vullen?’
De grijze speurder stak zijn kin iets vooruit.
‘Ik zou ook nog mijn memoires kunnen gaan schrijven. Dat is grote mode, weet je?’
Smalle Lowietje keek hem vrolijk aan.
‘En zou ik daarin voorkomen?’
‘Beslist.’
‘Hoe?’
‘Wat dacht je?’
De tengere caféhouder trok zijn muizensmoeltje strak. ‘Als de heilige Lowietje… net als de Saint… met zo’n auriooltje om mijn hoofd.’
De Cock lachte hartelijk. Hij nam zijn glas op, schudde het zachtjes in de hand en liet de cognac genietend langs zijn keel glijden.
‘Verrukkelijk.’ Het kwam uit de grond van zijn hart.
Lowietje zette zijn glas neer. ‘Ben je nog bij Maffe Kees geweest?’
‘Ja.’
‘En?’
De Cock nam nog een slok van zijn cognac. ‘We hebben het niese van Igor gevonden.’ Hij schonk de caféhouder een trieste glimlach. ‘We hebben alleen Igor nog niet.’
Smalle Lowietje gebaarde. ‘Hij is hier geweest.’
‘Wie… Igor?’
‘Inderdaad.’
‘Wanneer.’
‘Gisteren.’
De Cock keek hem verbaasd aan. ‘Waarom heb je niet gewaarschuwd?’ Hij slikte. ‘Je weet hoe verrekte gevaarlijk die vent is. Elk uur dat hij vrij rondloopt…’
Hij maakte zijn zin niet af.
Lowietje stak zijn beide armen omhoog. Zijn gezicht droop van onschuld. ‘Ik had een volle bak, De Cock. Hartstikke vol. Ik kon niet weg, geloof me. En de telefoon was steeds bezet. Ik had ook niemand die het even van mij kon overnemen. Bovendien is hij hier maar heel kort geweest. Ik gaf hem het telefoonnummer. Hij pakte een pilsje, slurpte het leeg en vertrok.’
De Cock keek hem peinzend aan. ‘Een telefoonnummer?’
‘Ja.’
De rechercheur reageerde fel. ‘Wat voor een telefoonnummer?’
Smalle Lowietje schoof de bolle glazen wat opzij en boog zich vertrouwelijk naar De Cock. ‘Gistermorgen,’ begon hij fluisterend, ‘kwam hier een man in de zaak. Een echte heer zo te zien. Goed in het pak, nette spraak. Hij vroeg waar hij Igor Stablinsky kon bereiken. Ik zei, die zal je niet gemakkelijk vinden, die wordt al door de politie gezocht. Dat scheen de man niet te interesseren. Hij zei dat hij graag met Igor Stablinsky in contact wilde komen en of ik daar iets aan doen kon. Meteen duwde hij mij een meier tussen mijn vingers.’
De Cock keek hem gespannen aan. ‘En toen?’
Lowietje haalde zijn smalle schouders op. ‘Ik zei dat het niet zou meevallen, maar dat ik zou kijken wat ik voor hem doen kon. Toen gaf hij mij een kaartje met een enkel telefoonnummer. Laat Igor mij bellen, zei hij.’
De Cock zuchtte.
‘En dat telefoonnummer heb je Igor gegeven?’
De tengere caféhouder knikte.
‘Een kleine moeite, vind je niet, voor een meier? Het was stom toeval dat hij dezelfde dag nog in mijn zaak kwam. Zo vaak zie ik hem niet.’
‘Weet je het telefoonnummer nog?’
De Smalle glimlachte geheimzinnig.
‘Ik heb het even overgeschreven. Ik dacht, misschien wel leuk voor meneer De Cock.’ Hij draaide zich om, scharrelde tussen de flessen achter de bar en kwam terug met een briefje.
De Cock nam het aan.
‘Nul, negenentwintig, drieënzestig,’ las hij hardop. ‘Vijftien, zevenhonderdvierentachtig.’
Vledder keek over zijn schouder mee.
‘Dat is het kengetal van Ouderkerk aan de Amstel.’
De Cock knikte traag.
‘En het abonneenummer van Izaak van Blijendijk.’
14
Vanuit het café van Smalle Lowietje liepen ze over de Achterburgwal naar het Oudekerksplein. Beiden zwijgend en in gedachten verzonken. Het was Vledder die het zwijgen verbrak. ‘Izaak van Blijendijk moet op een of andere manier de reputatie van Igor Stablinsky als moordenaar van oudere mensen hebben gekend.’
De Cock knikte.
‘Dat neem ik aan. Igors arrestatie inzake de moord op Samuel de Leeuw en daarna zijn ontsnapping uit het Huis van Bewaring heeft uitgebreid in de kranten gestaan.’
‘Ik begrijp alleen niet hoe het contact verliep.’
De Cock gebaarde achteloos.
‘Igor zal voor zich een veiligheidsmarge hebben ingebouwd en dirigeerde Izaak naar de woning van Duitse Inge, waar hij moest wachten tot het Igor behaagde om hem te bellen.’
Vledder grinnikte.
‘Maar dat contact was er toch al? Smalle Lowietje gaf Igor het telefoonnummer van Izaak van Blijendijk. Igor moet hem toch hebben gebeld om hem het adres van Duitse Inge te geven?’
De Cock blikte hoofdschuddend opzij.
‘Je hebt te weinig fantasie. Dat is het. Denk maar eens na. Izaak van Blijendijk was niet voortdurend in Ouderkerk aan de Amstel. Hij verbleef vrijwel constant bij zijn tante op Blijemeer. Izaak kon Smalle Lowietje moeilijk het telefoonnummer van zijn tante geven.’ De grijze speurder lachte ineens hartelijk.
‘Met tante Isolde,’ imiteerde hij. ‘O, met Igor, uw aanstaande moordenaar.’ Zijn toon werd weer ernstig. ‘Je moet straks maar eens proberen dat nummer in Ouderkerk te bellen. Wedden, dat je een antwoordapparaat krijgt?’
De jonge rechercheur sloeg zich met zijn vlakke hand tegen zijn voorhoofd.
‘Natuurlijk. Igor sprak zijn boodschap in. Er was nog geen direct contact. Dat ontstond pas in de woning van Duitse Inge.’
De Cock knikte hem bemoedigend toe.
‘Braaf. Eens zul je het wel leren.’
Vledder liep een tijdje in zichzelf mokkend door. Op de hoek van de Enge Kerksteeg en de Warmoesstraat bleef hij plotseling staan. Hij keek naar De Cock op.
‘Zou dat gesprek nog op het antwoordapparaat staan?’
‘Mogelijk.’
‘Misschien heeft Igor iets gezegd waar we wat aan hebben.’
De Cock knikte en liep door.
‘Laten we eerst even op de Kit horen of er nog iets bijzonders is.’
Ze slenterden door de Warmoesstraat en stapten het politiebureau binnen. Toen ze langs de balie liepen, brulde Meindert Post: ‘Waar zijn jullie eeuwig.’
Zijn stem echode door de hal.
De Cock gebaarde verontschuldigend.
‘Als rechercheur moet je eropuit. Als oude Urker moet je dat weten. De vis wordt op zee gevangen.’