Выбрать главу

‘Heb je de sleutels van het huis?’

Vledder knikte.

‘Er zat een etui met sleutels in de zijzak van Izaaks colbert, dat aan de deur hing.’

‘Heb je verder nog wat gevonden?’

‘Een portefeuille met wat geld en een agenda. Ik denk dat Izaak van Blijendijk homofiel was. Ik heb in de agenda een paar adressen van schandknaapjes gevonden. Verder niets. Ik heb ook nog geen tijd gehad om die agenda behoorlijk uit te spitten. Dat moet jij morgen maar doen. Ik heb om tien uur sectie.’

De Cock grinnikte.

‘Izaak van Blijendijk wordt voor dokter Rusteloos een makkelijke klus. Hij kan gewoon een kopie van zijn vorige rapporten maken.’

Vledder schudde lachend zijn hoofd.

‘Dat zal hij nooit doen. Elk lijk krijgt zijn volle aandacht. Die Ouwe is veel te consciëntieus.’ Hij gebaarde voor zich uit. ‘Dat antwoordapparaat… zullen we dat maar gewoon in beslag nemen? Dan kunnen de jongens van de Technische Dienst op hun gemak bekijken of er wat op staat.’

De Cock knikte instemmend.

Voor Hoger Einde 115 bleven de rechercheurs staan. Het was een oud, vervallen huis, uit het midden van de vorige eeuw, van bruine baksteen met donkergroene luiken voor de ramen. Er was een klein, ondiep portiek. Vledder nam de sleutelbos van neef Izaak uit zijn broekzak en probeerde een van de sleutels.

Tot zijn verbazing schoof de deur bij zijn aanraking open. Verschrikt keek hij De Cock aan.

‘Hij… eh, hij is niet op slot.’

De Cock duwde de jonge rechercheur opzij en inspecteerde de stijlen. Er waren geen moeten. Ook het slot was gaaf. Hij drukte de deur met zijn elleboog verder open en stapte naar binnen.

Vledder volgde.

Vanuit een kleine hal met een trap naar boven, kwamen ze in een gang met een halfhoge eiken lambrizering.

Het rook er muf.

Rechts, bijna aan het einde van de gang, stond een deur op een kier open. De Cock liep voorbij de opening, draaide zich daarna om en zwiepte de deur verder open.

Aan de wand, bij een massale eiken kast, stond een man. Zijn rond gezicht zag bleek en zijn kleine vette handjes trilden.

De Cock grijnsde.

‘Kijk, kijk… neef Ivo, je vindt hem overal.’

15

De grijze speurder liep op Ivo van Blijendijk toe en duwde hem ruw in een fauteuil. Daarna ging hij tegenover hem zitten.

‘U beschikt niet alleen over de uitzonderlijke gave om steeds als eerste in uw omgeving vermoorde mensen te ontdekken, daarnaast heeft u nog de onhebbelijke gewoonte ontwikkeld om onmiddellijk daarna in hun bezittingen te snuffelen.’ Zijn stem droop van sarcasme. ‘Zou u ons uit kunnen leggen hoe u hier binnen bent gekomen en waarom?’

Ivo van Blijendijk antwoordde niet direct. Hij nam duidelijk een pauze om wat tot zichzelf te komen. Er kwam geleidelijk weer wat kleur op zijn wangen. Nog wat beverig tastte hij naar een zijzak van zijn colbert en diepte daaruit een sleutel op. Met een gebaar van onschuld hield hij die omhoog.

‘Tante Isolde herinnerde zich dat hier schuin tegenover op het Hoger Einde een vrouw woonde, die eenmaal in de week het huis van Izaak schoonmaakte. Zij had een sleutel. Die heb ik even geleend.’

De Cock bromde. ‘Dat klinkt aannemelijk.’

Ivo van Blijendijk schonk hem een matte glimlach.

‘U kunt het controleren,’ sprak hij uiterst beminnelijk. ‘Heel eenvoudig. We brengen straks gezamenlijk de sleutel bij de vrouw terug.’ Hij nam weer even een adempauze. ‘En wat uw tweede vraag betreft… het waarom van mijn aanwezigheid hier? Daar hebt u zelf schuld aan.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

‘Ik?’ riep hij verwonderd.

Ivo van Blijendijk knikte nadrukkelijk.

‘Ondanks de ons inziens duidelijke aanwijzingen inzake de dreigbrieven, arresteerde u de tuinman niet. Uw reputatie als groot speurder in aanmerking genomen, heeft dat tante Isolde en mij aan het denken gezet. Toen u tijdens ons laatste gesprek opmerkte dat het toch een merkwaardige coïncidentie was, dat Izaak in Ouderkerk aan de Amstel woonde en dat vandaar ook de dreigbrieven werden verzonden, was dat voor tante de aanleiding om na Izaaks dood mij de opdracht te geven om eens in zijn huis te kijken… te zoeken naar briefpapier, enveloppen, een schrijfmachine. Begrijpt u…. het zou voor tante Isolde… en ook voor mij… een ware opluchting zijn als we wisten vanwaar die brieven kwamen.’

Bij De Cock groeide wrevel tegen de gladde, glibberige man in de fauteuil voor hem, die blijkbaar op alle voorkomende vragen en situaties een pasklaar antwoord had. Hij gesticuleerde heftig.

‘Tante Isolde zegt: Ga naar de woning van de dode tuinman, en u gaat. Tante Isolde zegt: Ga naar het huis van de dode Izaak, en u gaat. Wie bent u? Een soort super-de-luxe-lakei van grootvorstin Isolde van Blijemeer?’

Ivo van Blijendijk kwam half uit zijn fauteuil overeind en liet zich toen weer terugvallen.

‘Ik verbied u,’ reageerde hij mat, ‘om op deze wijze over tante Isolde te spreken.’

De Cock kon zijn onbehagen nauwelijks onderdrukken. ‘Bent u zo aan dat mens gehecht?’

Het ronde gezicht van neef Ivo kreeg een droeve expressie. ‘Ik ben haar oudste neef,’ sprak hij gelaten. ‘Tussen haar en mij is een soort vertrouwensrelatie ontstaan. Het is begrijpelijk dat ze bepaalde zaken met mij bespreekt en het is even begrijpelijk dat ik, in verband met haar invaliditeit, bepaalde zaken voor haar regel. Ik… eh, ik zie niet in hoe dat uw ongenoegen kan opwekken.’

De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

‘Ik zoek,’ verzuchtte hij, ‘naar een motief voor twee afschuwelijke moorden… moorden die in uw onmiddellijke nabijheid zijn gepleegd en die, zo is mijn overtuiging, op een of andere wijze ook verband moeten houden met u.’ Hij zweeg even voor het effect. ‘Heer Van Blijendijk… een eerlijk antwoord: bent u bang om vermoord te worden?’

Ivo keek hem verschrikt aan. Hij toonde voor het eerst enige zwakheid, een bres in zijn vesting van gladde welbespraaktheid. Hij zag bleek en hij antwoordde niet.

De Cock keek hem dwingend aan.

‘Bent u bang om vermoord te worden?’ herhaalde hij.

Ivo van Blijendijk likte aan zijn droge lippen. ‘Ja.’

Het was nauwelijks hoorbaar.

‘Waarom?’

‘Ik vorm een deel van een erfenis.’

De Cock boog zich naar voren. ‘Wie?’

Neef Ivo slikte. Met een vet handje veegde hij het zweet van zijn voorhoofd.

‘Vraag het Irmgard.’

Vledder zat glunderend achter het stuur. Zwierig nam hij vanaf Ouderkerk de vele bochten van de Amstel. Intussen floot hij een kerstlied, vals, met bolle wangen.

De Cock keek hem van terzijde wat misprijzend aan. ‘Wat is er… heb je alle dertien goed?’

Vledder glimlachte vergenoegd. ‘Ik krijg gelijk.’

De Cock trok een droevig gezicht.

‘Dat zou dan voor de eerste keer zijn.’

De jonge rechercheur lachte uitbundig.

‘Zoals ik je heb gezegd: alles draait om de erfenis van tante Isolde van Blijendijk. Ga maar na. Er waren drie erfgenamen: Izaak, Ivo en Irmgard. Nu is neef Izaak dood.’

De grijze speurder stak zacht spottend zijn wijs- en zijn middelvinger omhoog. ‘Blijven er twee over.’

Vledder knikte heftig.

‘En die zijn nu beiden bang om vermoord te worden.’

‘Door wie?’

‘Door de ander.’

De Cock schoof zijn onderlip naar voren.

‘Dan was de moord op Izaak dus geen regiefout, maar een weloverwogen daad van of Ivo… of Irmgard.’

‘Ja.’

‘En neef en nicht loeren nu op elkaar om als laatste en enige erfgenaam uiteindelijk tante Isolde om zeep te helpen.’

Vledder mepte de grijze speurder baldadig op zijn linkerknie.