Выбрать главу

‘Isolde van Blijendijk… ze heeft de officier van justitie benaderd met het dringende verzoek om jou het onderzoek naar de moorden te ontnemen. Meester Schaaps was wel gevoelig voor de argumentering van mevrouw Van Blijendijk en meende…’

De Cock sloeg uit wanhoop zijn beide handen voor zijn gezicht. ‘Meester Schaaps… ik heb nog nooit een schaapachtiger officier van justitie meegemaakt.’

Het gezicht van commissaris Buitendam kleurde.

‘Nogmaals… De Cock… ik verbied je om zo over justitie-autoriteiten te spreken.’

De rechercheur kneep zijn lippen op elkaar. ‘Ik heb toch gelijk,’ riep hij toen woedend. ‘Het is toch een waardeloze vent.’

Commissaris Buitendam stond van zijn stoel op. Hij was rood tot in zijn nek en zijn neusvleugels trilden. Hij strekte zijn arm naar de deur.

‘Eruit.’

De Cock bleef koppig staan. Hij schudde zijn hoofd. ‘Ook dat gebaar ben ik zat. Op zo’n manier beëindigt een goede chef geen onderhoud.’ Hij zuchtte diep, om de woede uit zijn lijf te persen. ‘Ik weet het… ik ben niet erg onderdanig… nooit geweest. Ik ben nu eenmaal geen man die van wie dan ook afhankelijk wil zijn. Toch heb ik een verzoek: geef mij nog twaalf uur.’

‘Nee.’

‘Twaalf uur.’

‘Nee.’

De grijze speurder keek de commissaris secondenlang aan. Hij kende zijn politiechef al jaren. Ze waren nooit vrienden geworden, daarvoor weken de doelstellingen en opvattingen te veel uiteen. Toch was er wel sprake van een zekere wederzijdse genegenheid.

‘Twaalf uur,’ herhaalde De Cock, ‘en ik geef u de oplossing van het mysterie van de ganzen van de dood.’

De grijze speurder voelde zich vreemd gespannen. Hij kon zich geen fouten en geen mislukkingen meer veroorloven. De twaalf uur die hij aan commissaris Buitendam had ontfutseld, vormden een laatste termijn. De politiechef zou het niet wagen om zich langer tegen de kleine, maar zeer autoritaire Schaaps, de officier van justitie te verzetten. Hij zou ongetwijfeld capituleren. En dan zou het voor het eerst in zijn lange carrière als speurder zijn, dat De Cock een onderzoek werd afgenomen. Hij kon zich voor een oude rechercheur niets voorstellen dat meer vernederend was.

De Cock trok de mouw van zijn colbert iets omhoog en keek op zijn horloge. Al meer dan anderhalf uur hadden hij en Vledder hun min of meer strategische positie ingenomen. Hij probeerde nog eens de portofoon, die naast hem op het tapijt lag. Het apparaat vormde de verbinding met de jonge rechercheurs Elberse en Van Brenk, die hij voor de nacht had weten te strikken. Zij stonden met hun wagens dicht bij Blijemeer verdekt opgesteld aan de Amstel.

De slaapkamer van nicht Irmgard in het grote huis bood voor hun operatie maar weinig mogelijkheden. Er was alleen dat ouderwetse hoge ledikant, waaronder ze lagen. Hij keek naar Vledder naast hem en hoorde zijn ademhaling. Ze hadden de kamer in het halfduister gelaten. Toch was alles wel te onderscheiden. Verderop zag hij de zoom van de felrode peignoir van nicht Irmgard, gedrapeerd naast de poten van een hoge armstoel. Ook hadden ze het zicht op de deur.

Het had De Cock al zijn overredingskracht gekost om nicht Irmgard tot medewerking te bewegen. Ze vormde zijn enige kans. Irmgard zocht uitvluchten, wilde eerst overleg met haar man, maar die bleek onbereikbaar. De grijze speurder had haar uitgelegd in welk groot gevaar zij bleef verkeren, zolang de moordenaar nog niet was gevat. Uiteindelijk stemde ze toe. De Cock zuchtte diep, hij voelde het pulseren van zijn hart in de toppen van zijn vingers. Hij wist wel zo ongeveer wat er ging gebeuren. Maar zeker was hij niet. Hij keek nog eens op zijn horloge. De tijd vergleed traag. Elke minuut leek een eeuwigheid.

Plotseling, zonder dat ze in de gang voetstappen hadden gehoord, ging de deur van de kamer voorzichtig open.

De Cock onderscheidde de pijpen van een pantalon boven een paar korte laarzen met een verhoogde hak. Vledder en hij hielden de adem in. De laarzen stonden stil achter de stoel. Er was een kleine wippende beweging, gevolgd door een harde klap. Een blonde pruik vloog weg en een kale gedeukte houten kop rolde over het gebloemde tapijt.

Wat er toen gebeurde, herinnerde De Cock zich later als een film, die vertraagd voor hem werd afgedraaid.

De beide rechercheurs kropen onder het ledikant vandaan.

Voor hen stond een totaal verbijsterde Igor Stablinsky. De verbijstering duurde maar kort. Als een balletdanser draaide hij zich om en vluchtte weg. Voor Vledder en De Cock de kamerdeur konden bereiken, had Igor die al dichtgedaan en afgesloten.

Vledder bonkte met zijn schouder tegen de zware deur. Ze week niet.

De Cock vloekte hartgrondig. Hij dook onder het ledikant en brulde een paar bevelen in de portofoon, die hij daar had laten liggen. Haastig kwam hij onder het ledikant vandaan en terwijl Vledder nog tegen de zware kamerdeur bonkte, nam hij een stoel en sloeg de ruit van het raam naar de tuin aan diggelen. Hij keek naar de glasscherven die in de sponningen waren blijven steken, sloeg er een paar weg en sprong naar buiten. Vledder volgde.

Ze renden door de tuin om het huis. Toen de beide rechercheurs de voorzijde hadden bereikt, zagen ze voor het bordes een wagen staan. Het was een grote donkere wagen. Het merk was van die afstand niet te onderscheiden.

Bij het open achterportier stond Isolde van Blijendijk, steunend op haar stok. Igor Stablinsky hielp haar haastig instappen. Hij klapte het achterportier dicht, rende naar het voorportier, trok het open en gleed achter het stuur. De motor sloeg aan. Vrijwel onmiddellijk schoot de wagen weg.

Vledder pakte zijn dienstpistool uit zijn schouderholster. De Cock zei niets, draafde door, rekende erop dat de jonge rechercheur zijn gezond verstand zou gebruiken en niet op de vluchtende wagen zou schieten. Het bood, met een gestoorde ademhaling, weinig trefkans.

Igor Stablinsky bracht zijn wagen in korte tijd op hoge snelheid. Hij was al bijna bij de toegangspoort aan de Amstel, toen twee politiewagens naast elkaar rijdend door het hek kwamen. De felle koplampen zetten het decor in het volle licht.

Igor Stablinsky schrok en raakte verblind. Hij draaide van het grindpad naar de berg dode ganzen op het gazon.

De wagen kantelde over de vogelkadavers… gleed nog enige meters met het dak over het natte gras en bonsde toen tegen een oude eik.

De Cock zag het met ontzetting gebeuren. Hij bleef rennen in een vreemde galop. Op het gazon, niet ver van de dode ganzen, lag Isolde van Blijendijk. De stok naast haar. Ze was nog voor de wagen tegen de eik klapte, weggeslingerd.

De Cock knielde bij haar neer. Isolde van Blijendijk had haar ogen gesloten, maar ze ademde nog. De grijze speurder onderzocht haar snel. Zijn hand gleed langs haar hoofd, zocht naar bloed, maar kon uiterlijk geen kwetsuren ontdekken.

Plotseling zag hij in het licht van de koplampen een paar korte laarzen naderbij komen. Hij herkende de verhoogde hak. Snel keek hij omhoog.

Igor Stablinsky bleef even staan, toen bukte hij zich en nam de stok van Isolde in zijn rechterhand.

De Cock hield zijn blik op hem gericht. Scherp, strak hield hij hem in het oog. De grijze speurder hijgde zwaar. Zijn ademhaling was bij lange na niet op peil. Hij trok zijn mond wat scheef en grijnsde.

‘Dat… eh, dat durf je niet Igor. Niet zo. Dat heb je nog nooit gedurfd.’

Achter hem hoorde hij snelle voetjes in het grind. ‘Meneer De Cock… meneer De Cock…’

De Cock herkende de stem van de kleine Penny… en draaide zich om.

Op hetzelfde moment besefte hij dat hij iets verkeerds had gedaan. Bliksemsnel liet hij zich op zijn zij vallen.

Naast hem kraakte een schot. De stok viel uit de hand van Igor Stablinsky. In een grotesk gebaar wierp hij beide armen omhoog.

De Cock hurkte op een knie. Huilend vloog Penny in zijn armen.

De grijze speurder sloot even beide ogen en drukte wat emoties weg. ‘Wat… eh, wat is er, schat?’