Выбрать главу

De Cock lichtte het dossier-Stablinsky uit de lade van zijn bureau en legde het voor zich neer.

‘Ik vermoed,’ sprak hij berustend, ‘dat de rijke mevrouw Van Blijendijk uiterst invloedrijke kennissen heeft, die via de officier van justitie onze commissaris Buitendam onder druk hebben gezet.’

Vledder maakte een woest gebaar.

‘Wat wil dat mens dan?’

‘Bescherming.’

Vledder stond geagiteerd van zijn stoel op.

‘Dan moet ze een bewakingsdienst inschakelen… bodyguards huren. Ze kan moeilijk van ons verwachten…’

De Cock keek met een ernstig gezicht omhoog.

‘Het lijkt mij verschrikkelijk,’ onderbrak hij Vledder, ‘om een dodelijke angst te kennen voor een onbekend gevaar, terwijl je als invalide aan een rolstoel bent gekluisterd. Begrijp je… zonder hulp kan zij die angst niet ontvluchten. Dat moet een enorme belasting zijn. Ik denk dat mevrouw Van Blijendijk van ons verwacht dat wij de oorzaak van haar angst wegnemen.’

‘En als die oorzaak er niet is?’

De Cock staarde een moment voor zich uit.

‘Dan is ze — hoe zei je dat ook weer? — rijp voor een psychiatrische inrichting.’

Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt. Achter het geribbelde glas verschoof een schaduw.

De Cock riep: ‘Binnen.’

De deurkruk bewoog. Langzaam zwaaide de brede deur open. In de deuropening verscheen een man. Hij was middelgroot, wat dik. Met trage tred kwam hij naderbij. Voor De Cock bleef hij staan en boog wat stijfjes.

‘Bent u… eh, bent u rechercheur De Cock?’

De grijze speurder knikte.

‘Met ceeooceekaa… om u te dienen.’

De man glimlachte.

‘Mijn naam is Ivo… Ivo van Blijendijk. Ik ben vanmorgen uit Antwerpen gekomen na een alarmerend telefoontje over vergiftigde ganzen. Ik wilde eens met u praten over mijn tante… tante Isolde.’

De Cock keek de man voor hem onderzoekend aan. Hij schatte hem voor in de dertig. De man had een vlezig gelaat met bolronde wangen, waarop een rode gloed, waardoor hij voortdurend leek te blozen. Het vlasblonde haar lag geplakt op zijn hoofd. Onder de kleine neus hing een dunne snor, die mistroostig langs de mondhoeken gleed.

De grijze speurder wenkte hoffelijk naar de stoel naast zijn bureau. ‘Gaat u zitten,’ sprak hij vriendelijk. ‘Waarop berust uw vermoeden dat ik geïnteresseerd zou zijn?’

De opmerking bracht de jongeman duidelijk in de war.

‘Ik… eh, ik heb van tante Isolde begrepen dat u de zaak in onderzoek zou nemen.’ Hij nam plaats en trok zijn broekspijpen aan de vouwen iets op. ‘Ze is van mening dat u de enige rechercheur bent die bekwaam genoeg is om haar bij te staan.’

‘Waarmee?’

Ivo van Blijendijk keek verrast op.

‘Weet u dat dan niet,’ riep hij onthutst, ‘tante wordt bedreigd.’

‘Door wie?’

De jongeman lichtte zijn schouders.

‘Dat… eh, dat weten we niet. Mijn broer en zus begrijpen er niets van.’

De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.

‘Broer en zus?’

Ivo van Blijendijk glimlachte verontschuldigend.

‘Mijn broer Izaak en mijn zuster Irmgard voelen zich ook nauw bij het geval betrokken. Ziet u, wij zijn de enige erfgenamen van tante Isolde. We erven haar vermogen… als ze sterft.’

De Cock keek hem strak aan.

‘En is ze dat van plan?’

Ivo van Blijendijk reageerde verward.

‘Hoe bedoelt u dat?’

De Cock gebaarde wat ongeduldig.

‘Is tante Isolde van plan om op korte termijn te sterven?’

Ivo van Blijendijk krabde met zijn wijsvinger boven zijn rechteroor. Het was een duidelijk gebaar van verlegenheid.

‘Nee,’ hakkelde hij verward, ‘nee, dat niet… natuurlijk niet. Maar in de brieven staat dat ze zal worden vermoord.’

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

‘Vermoord?’ riep hij ongelovig.

Ivo van Blijendijk knikte heftig.

‘Tante Isolde heeft brieven ontvangen, waarin staat dat ze niet lang meer heeft te leven.’ Hij slikte, waarbij zijn adamsappel duidelijk bewoog. ‘Tante Isolde neemt de brieven hoogst ernstig. Ze is hypernerveus, ze verschanst zich in haar huis en ze is echt doodsbang. Hoewel ze het niet met zoveel woorden zegt, maak je uit haar houding toch op dat ze een van ons verdenkt.’

‘U of uw broer of zuster.’

Ivo van Blijendijk gebaarde met beide handen.

‘Ze stelt dat wij de enigen zijn die belang hebben bij haar dood.’

‘En is dat zo?’

Ivo van Blijendijk dacht na.

‘Wij zijn niet rijk,’ sprak hij toen behoedzaam. ‘De erfenis van tante Isolde zou ons drieën hoogst welkom zijn. Ik ben realist genoeg om dat te bekennen. Maar daarom wens ik haar dood nog niet.’ Hij zweeg weer en legde zijn vette handjes op zijn knieën. ‘Bovendien is tante Isolde niet de enige van wie wij iets te erven hebben. Oom Immanuel is ook schatrijk… heeft geen kinderen en is nog aanmerkelijk ouder dan tante Isolde.’

‘Kan dus eerder sterven.’

‘Inderdaad.’

De Cock plukte aan zijn onderlip.

‘Heeft oom Immanuel ook dreigbrieven ontvangen?’

Ivo van Blijendijk zuchtte.

‘Dat weet ik niet,’ sprak hij onzeker. ‘Ik heb er niets van gehoord. Oom Immanuel woont in een villa in Bussum… samen met zijn oude huishoudster, die ook in zijn testament is genoemd. Een paar maal per jaar gaan we bij hem op bezoek. Maar oom Immanuel heeft een lichte aderverkalking en is al wat dement. Dat geeft vreemde reacties. Soms herkent hij ons niet eens.’ Een glimlach van vertedering gleed langs zijn lippen. ‘Ik denk dat oom Immanuel dreigbrieven gewoon ongeopend naast zich zou neerleggen.’

De Cock knikte begrijpend.

‘U ziet hoe betrekkelijk alles is… ongeopende dreigbrieven missen hun uitwerking.’

Het klonk bijzonder nuchter.

Ivo van Blijendijk keek de rechercheur tegenover zich onderzoekend aan. ‘U bedoelt dat tante Isolde de dreigbrieven beter niet had kunnen openen?’

De Cock glimlachte.

‘Wie bedwingt vrouwelijke nieuwsgierigheid.’ Hij keek Ivo van Blijendijk nauwlettend aan, zijn hoofd een beetje schuin, gescherpt op elke reactie.

‘U neemt de dreigbrieven aan tante Isolde ook ernstig?’

De jongeman maakte een afwerend gebaar.

‘Ik heb ze gezien en gelezen. Ik moet u zeggen dat de inhoud huiveringwekkend is. Ik begrijp best dat tante Isolde zich ernstig bedreigd voelt. En nu die affaire met de vergiftigde ganzen… ze zou van angst kunnen sterven.’

De Cock keek hem secondenlang aan. Zijn grof, breed gezicht was als een stalen masker.

‘Dat… heer Van Blijendijk… is misschien wel de bedoeling.’

Toen Ivo van Blijendijk was vertrokken met de mededeling dat hij het als liefhebbende neef tot zijn plicht rekende om althans voorlopig zijn intrek bij tante Isolde te nemen, nam Vledder op de lege stoel naast het bureau van De Cock plaats. Zijn gezicht glansde van verbazing.

‘Toen wij bij haar aan de Amstel waren, heeft ze niets van die dreigbrieven verteld.’

De Cock maakte een achteloos gebaar.

‘Misschien achtte ze de tijd er nog niet rijp voor.’

Hij zweeg even en wreef over zijn brede kin. ‘Toch moeten die bedreigingen al enige tijd geleden zijn begonnen. Haar hardnekkig aandringen om extra bescherming door de politie van het bureau Van Leijenberghlaan wijst in die richting.’

Vledder reageerde wat kriegel.

‘Ze had toch direct open kaart kunnen spelen met ons. Nu laat ze een neef helemaal uit Antwerpen komen om ons te vertellen dat ze dreigbrieven ontvangt.’

De Cock knikte nadenkend.

‘De dood van haar wakende ganzen zal haar zwaar hebben aangegrepen. Ze zal dat als een eerste daadwerkelijke actie tegen haar hebben opgevat. Het is duidelijk dat ze vanmorgen na de ontdekking van de moord op haar ganzen, een soort offensief heeft geopend. Ze oefende druk uit op onze commissaris en stuurde haar neef Ivo om ons tot activiteiten te dwingen. Ik denk toch dat ze haar toestand uiterst bedenkelijk acht.’