Выбрать главу

De Cock keek hem onderzoekend aan.

“U bidt tot Onze-Lieve-Heer om een moord?”

In zijn stem trilde ongeloof. Ruiten grinnikte.

“Heel vurig…met mijn blote knieën op een kokosmatje. De hoop dat ik God ook zover kan krijgen dat Hij die schurk van een Van Overveen naar de hel jaagt.”

De Cock keek hem peilend aan.

“U hebt over dit onderwerp al gebeden opgezonden?”

“Zeker.”

De Cock had moeite om zijn gevoelens van antipathie langer te onderdrukken. Ook Vledder had blijkbaar moeite om het verhoor langer te volgen. Hij pakte de dreigbrief uit een lade van zijn bureau en wierp die De Cock toe. Daarna verliet hij de grote recherchekamer.

De oude rechercheur pakte de brief en las hardop.

“Vraag aan rechercheur De Cock van het politiebureau aan de Warmoesstraat op welke wijze Peter van Gulpen de dood vond. Eenzelfde lot staat ook jou te wachten. Dat hebt u geschreven?”

“Ja.”

“U weet hoe Peter van Gulpen de dood vond?”

Anthonius Josephus Ruiten knikte.

“Hij werd gewurgd met een wurgkoord en op zijn voorhoofd werd een brandmerk aangebracht.”

De Cock toonde zich verrast.

“Hoe weet u dat?”

“Dat heeft Edward van der Poorten mij verteld.”

“Wanneer?”

“Kort nadat hij zijn ontdekking had gedaan. Hij beschuldigde mij. Hij zei dat hij ervan overtuigd was dat ik Peter van Gulpen had vermoord.”

“Waarop berustte zijn overtuiging?”

Anthonius Josephus toonde voor het eerst enige onzekerheid.

“De ruiten.”

De Cock veinsde onbegrip.

“Welke ruiten.”

“Het brandmerk op het voorhoofd van Peter van Gulpen bestond volgens Edward van der Poorten uit twee ruiten.”

“En?”

Ruiten reageerde niet direct.

“Mijn oudste broer Jan en ik hebben jarenlang samen een transportbedrijf geleid. Als naam voor het bedrijf kozen wij De Ruiten, met een ruit van het kaartspel voor de naam en een ruit daarachter.”

De Cock knikte begrijpend.

“Dat bracht Edward van der Poorten de zekerheid, dat u Peter van Gulpen had vermoord.”

“Ja. Zoals ik al zei. Hij beschuldigde mij rechtstreeks, zonder enige schroom.”

“En dreigde de politie in te lichten?”

“Inderdaad.”

De Cock grijnsde.

“Toen bleef u maar één ding over,” reageerde hij vriendelijk.

“Na de moord op Peter van Gulpen moest ook Edward van der Poorten naar de hel.”

Anthonius Josephus Ruiten keek hem verstijfd aan. Het roze trok uit zijn wangen. Zijn gezicht werd lijkbleek en zijn handen trilden.

“Nee, nee, nee.”

Hij herhaalde het als een echo.

“U wilt toch niet ontkennen dat u een motief had voor de moord op Peter van Gulpen?”

Ruiten zuchtte.

“De goede God weet hoe ik naar zijn dood heb verlangd…dat ik dikwijls met de gedachte heb gespeeld hem een kogel door zijn hoofd te jagen.”

De Cock keek hem bestraffend aan.

“Noem in mijn bijzijn,” sprak hij streng, “de woorden God en Onze-Lieve-Heer niet meer. Uit uw mond klinken ze in mijn oren als lastering…als een vloek.”

Ruiten stak zijn armen omhoog.

“Waarom…waarom zou ik Edward van der Poorten naar het leven staan?”

“Dat heb ik u geschetst. U was bang dat hij uw embleem…uw symbool met de twee ruiten aan ons zou openbaren.”

“Dat is toch geen geheim!” riep Ruiten jammerend en hoofdschuddend.

“De naam met de twee ruiten heeft vele jaren heel groot op al onze vrachtwagens gestaan. Als u uitgebreid naar de twee ruiten had geïnformeerd, was u ongetwijfeld bij mijn boer Jan en mij terechtgekomen.”

“Edward van der Poorten was uw vriend?”

Ruiten wuifde afwerend.

“Vroeger. Hij behoorde tot ons vriendenclubje.”

“Niet meer?”

“Edward van der Poorten groeide uit tot een bekakte ijdeltuit. De zeldzame keren dat ik hem ontmoette, ergerde ik mij aan zijn gedrag.”

De Cock knikte traag voor zich uit.

“Zoals ik mij erger aan uw gedrag. U bent een onaardig mens, heer Ruiten. U strooit zonder enige bedenkingen dodelijke bedreigingen om u heen…noemt anderen schurken en zwendelaars…terwijl u alleen maar de dupe bent geworden van uw eigen hebzucht. Als u enig inzicht had gehad in uw eigen psyche, dan was u nu nog een welvarend man.”

Ruiten keek De Cock lange tijd zwijgend aan.

“Ondanks het brandmerk van twee ruiten op zijn voorhoofd…ik heb Peter van Gulpen niet vermoord. Ik ben ook niet verantwoordelijk voor de dood van mijn vroegere vriend Edward van der Poorten.”

“Dat moet ik geloven?”

Anthonius Josephus Ruiten knikte.

“In de beslotenheid van mijn eigen huis,” sprak hij kalm, “durf ik op papier dodelijke bedreigingen neer te schrijven…een ultieme manier om uiting te geven aan mijn frustraties. Voor een echte executie, voor een werkelijke moord, ben ik te laf.”

11

De Cock monsterde het gezicht van Vledder toen hij wat loom de grote recherchekamer binnenstapte.

“Hoe was de sectie?” vroeg hij opgewekt. De jonge rechercheur liet zich in zijn bureaustoel zakken en leunde achterover.

“Verschrikkelijk,” verzuchtte hij.

“Het wordt echt vervelend. Hoe vaak heb ik al niet zo’n gerechtelijke sectie meegemaakt? Met mijn neus erbovenop. Steeds hetzelfde ritueel. Met een lancet een snee van de borst naar de schouderkoppen, daarna het verwijderen van het zwaardvormig borstbeen, vervolgens het…”

De Cock maakte een afwerend gebaar.

“Stop maar. Ik ken het.”

Vledder blikte om zich heen.

“Je hebt hem laten gaan?” vroeg hij verbaasd.

“De wachtcommandant beneden zei dat hij geen arrestanten voor ons in het cellenhuis had.”

De Cock knikte.

“Dat klopt. Ik zag geen reden om Anthonius Josephus Ruiten voor zijn vergrijp te arresteren.”

“Neem je de aanklacht van Willem Alexander van Overveen niet serieus?”

De Cock spreidde zijn handen.

“Zeker, zeker,” sprak hij nadrukkelijk.

“Die gaat gewoon door. Jij zet straks de aanklacht van Van Overveen op papier. De dicteer jou een samenvatting van het verweer van de heer Ruiten…compleet met zijn bekentenis. Dan zoeken we hem thuis op en laten hem de samenvatting ondertekenen. Daarna kan het volledige proces-verbaal naar de officier van justitie voor een eventuele vervolging.”

Vledder snoof.

“Ik vraag mij af of Ruiten daarmee instemt.”

“Wat bedoel je?”

“Dat jij een samenvatting maakt van zijn verweer.”

De Cock tuitte zijn lippen.

“Dat zijn wij reeds overeengekomen. Na zijn stormachtig begin was hij uiteindelijk zo mak als een lammetje.”

Vledder trok een vies gezicht.

“Ik vond die Ruiten maar een onsympathiek individu. Ik ben weggegaan. Ik kon het niet langer aanhoren. Bidden om een moord…alsof hij op zijn blote knietjes een privé verbinding had met Onze-Lieve-Heer.”

De Cock glimlachte.

“Die indruk gaf hij. Inderdaad. Sommige mensen hebben een vreemde gedachte over hun relatie met God.”

“Heb je hem van de gepleegde moorden beschuldigd?”

De Cock knikte.

“Ondanks zijn geuite bedreigingen ontkent hij persoonlijk iets met de moorden op Peter van Gulpen en Edward van der Poorten van doen te hebben gehad. Hun dood berouwt hem niet. Hij was er niet echt kapot van. Integendeel. De heer Ruiten beschouwt deze moorden als een soort godsgeschenk.”

“Een verhoor van zijn gebeden?”

“Zoiets. Maar voor een echte executie, voor een werkelijke moord, acht hij zichzelf te laf.”

“Dat geloof jij?”

De Cock knikte traag.