Het begon al te schemeren en de sex-business was in vol bedrijf. In een trage stoet slenterde het leger van behoeftigen langs de vele etalages met vrouwen van allerlei fatsoenen…verleidelijk lonkend in het zachtroze licht, dat barmhartig kleine oneffenheden in schoonheid en make — up verhulde. Via de Oude Kennissteeg liepen ze naar het Oudekerksplein. Bij de Sint Annendwarssti aat bleef De Cock staan.
“We gaan eens kijken of Catharina Bleekemolen nog in bedrijfis.”
Vledder keek hem aan.
“Wie is Catharina Bleekemolen?”
De Cock wees.
“Ze woont en werkt verderop in de Dollebegijnensteeg.”
“Wat betekent zij voor ons onderzoek?”
“Zij is de Keetje Plus over wie Smalle Lowietje sprak.”
Vledder knikte begrijpend.
“De prostituee bij wie Rudy Sleurkeet wel eens op bezoek kwam?”
De Cock knikte.
“Ze wordt Keetje Plus genoemd omdat ze altijd beweerde dat de klanten bij haar net iets meer begrip en aandacht kregen dan bij een gemiddelde hoer.”
“Vandaar Plus?”
“Ja.”
“Is dat waar?”
De Cock lachte.
“Geen flauw idee. Ik heb nog nooit een prostituee als klant bezocht.”
Gehuld in een zwartzijden kimono, waarop een reeks fleurige geborduurde flamingo’s, deed Keetje Plus op het kloppen van De Cock de deur van haar woning open. Toen ze hem herkende, lachte ze blij.
“Ouwe speurneus,” jubelde ze, “dievenjager, begenadigd rechercheur, trots van de Warmoesstraat…”
De Cock stak afwerend zijn handen omhoog.
“Zo is het wel genoeg, Keet. Mogen we even binnenkomen?”
Keetje Plus deed een stap opzij. Ze wees naar een paar fauteuils.
“Ga zitten. Niet daar op de rand van mijn bed. Dat is mijn werkbank. Op die plek moet ik mijn brood verdienen.”
Ze deed de deur achter zich dicht.
“Ik heb je een tijdje niet gezien,” kirde ze.
“Ik dachtdat ze je al met pensioen hadden gestuurd.”
Ze blikte van De Cock naar Vledder.
“Je hebt een knap gozertje bij je.”
De Cock knikte.
“Door de hoofdcommissaris persoonlijk voor mij uitgezocht.”
Keetje reageerde niet. Ze ging tegenover De Cock in een fauteuil zitten.
“Ik denk niet dat je naar de Dollebegijnensteeg bent gekomen om in mijn mooie blauwe ogen te kijken.”
De Cock glimlachte.
“Ook. Het is een lust om daarvan te genieten.”
Keetje schudde haar hoofd.
“Zonder dollen. Wat heb je op je lever?”
De Cock reageerde niet direct. Hij nam een kleine pauze voor het effect.
“Iemand heeft mij zachtjes in het oor gefluisterd, dat bij jou wel eens een man op bezoek komt, die Rudy Sleurkeet wordt genoemd.”
Keetje Plus keek hem onderzoekend aan.
“Ik zal je niet vragen wie zijn of haar mond zo dicht bij jouw oor heeft gehouden. Voorzover ik je ken, zeg je mij dat toch niet.”
De Cock knikte.
“Zover ken je mij.”
Keetje zuchtte diep.
“Oké. Rudy Sleurkeet is een klantje van me…al vele jaren. In mijn blauwe ogen is hij een geweldige vent. En dat niet alleen in bed.”
“Ken jij zijn werkelijke naam?”
Keetje schudde haar hoofd.
“Ik heb het hem wel eens gevraagd, maar daar ging hij niet op in.
“Rudy Sleurkeet is mij voldoende,” zei hij.”
Ze zweeg even.
“Zoek je hem?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Niet zoals jij bedoelt. Ik heb niets tegen hem. Ik wil alleen met hem praten. Er zijn kort achter elkaar twee mannen vermoord…op exact dezelfde manier.”
Keetje drukte haar ogen halfdicht.
“Die kerels met een brandmerk op hun voorhoofd.”
De Cock knikte.
“Die kerels. Ik weet uit betrouwbare bron dat jouw Rudy Sleurkeet beide slachtoffers heeft gekend.”
Keetje vouwde haar handen in haar schoot.
“Dat klopt. Rudy Sleurkeet heeft ze gekend…heeft ze goed gekend. En Rudy is bang.”
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
“Bang?”
Keetje Plus knikte.
“Hij zei tegen mij: ‘Als ze te weten komen wie ik ben, zijn ook mijn dagen geteld’.”
De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
“Zei hij ze, als ze te weten komen wie ik ben…”
Keetje knikte opnieuw.
“Ik ben gewend om goed naar mijn klanten te luisteren. Hij zei duidelijk ze. Hij zei ook dat hij wist waarom de slachtoffers een brandmerk kregen.”
Keetje nam haar handen uit haar schoot en strekte haar wijsvingers naar De Cock uit.
“Volgens mij weet Rudy Sleurkeet exact welke mensen verantwoordelijk zijn voor die moorden.”
Ze schudde haar hoofd.
“Maar of hij je dat wil vertellen…”
12
Na een hartelijk afscheid van Keetje Plus en haar toezegging, dat ze De Cock zou waarschuwen wanneer Rudy Sleurkeet weer in de buurt opdook, verlieten ze de Dollebegijnensteeg en sjokten naar de Warmoesstraat. Het regende nog steeds. Ondanks deze weersbelemmering floreerde de business. Vledder blikte opzij.
“Die man verbergt zijn ware identiteit.”
“Je bedoelt Rudy Sleurkeet?”
“Ja.”
De Cock knikte traag.
“Dat is duidelijk. In zijn ware identiteit schuilt voor hem blijkbaar een groot gevaar.”
“Heb je ook Smalle Lowietje op zijn hart gedrukt dat hij ons moet waarschuwen wanneer die Rudy Sleurkeet weer eens in zijn etablissement verschijnt?”
“Uiteraard. De Smalle heeft mij zelfs beloofd dat hij zal proberen hem in zijn zaak te houden tot wij gearriveerd zijn.”
“Prachtig.”
De Cock gebaarde.
“Als we Keetje Plus moeten geloven, dan is die man voor ons een sleutelfiguur. Rudy Sleurkeet kan ons ongetwijfeld de weg naar de daders wijzen.”
“Je bedoelt zijn uitspraak: als ze te weten komen wie ik ben, zijn ook mijn dagen geteld?”
De Cock knikte.
“Hij kent ze blijkbaar…weet wie ze zijn en wat hen drijft. Er is duidelijk sprake van meerdere daders.”
De oude rechercheur tikte met zijn wijsvinger op zijn borst.
“Het vermoeden,” ging hij verder, “dat er sprake is van meerdere daders, heb ik al enige tijd. Ik ben er nagenoeg van overtuigd dat Peter van Gulpen en Edward van der Poorten waren verdoofd voordat ze werden gewurgd en van dat idiote brandmerk voorzien.”
Vledder gebaarde voor zich uit.
“Kan…kan,” vroeg hij weifelend, “alles niet door een en dezelfde dader zijn uitgevoerd?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Dat lijkt mij in de praktijk bijna onuitvoerbaar. De man of vrouw die een slaapmakend of verdovend middel toediende, moet toch een vertrouwensrelatie met de slachtoffers hebben gehad. Ze moeten samen iets hebben gegeten of gedronken. Geen gezond mens laat zich vrijwillig bedwelmen.”
De oude rechercheur zweeg even.
“We hebben nog geen bericht van het laboratorium in Rijswijk of er in het bloed en de urine van Peter van Gulpen sporen van een verdovend middel zijn gevonden?”
Vledder schudde zijn hoofd.
“Dat kan nog wel even duren. Zo’n onderzoek vergt tijd…vooral als men in het laboratorium niet weet naar welk middel men moet zoeken. Dan moet er met de monsters een hele reeks proeven worden genomen.”
De jonge rechercheur plukte aan zijn neus.
“Weet je dat ze in het verhaal van die Rudy ook kan betekenen, dat er sprake is van een bende.”
De Cock gniffelde.
“Een moordend drietal?”
“Bijvoorbeeld.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Ik ben dat in de praktijk nooit tegengekomen. Drie is te veel. Met z’n tweeën kan men een geheim bewaren. Met drie wordt dat veel moeilijker. Er is dan vrijwel altijd sprake van een spanningsveld.”