Выбрать главу

Op de bank voor de deur van de grote recherchekamer zat Smalle Lowietje. Hij had zijn morsig vest verwisseld voor een nauwsluitend colbertje. De Smalle kwam onmiddellijk overeind toen hij De Cock in het oog kreeg.

“Waar zat je!” schreeuwde hij.

“Waar zat je? Net nu ik je nodig had, was je er niet.”

De oude rechercheur antwoordde niet. Hij nam de tengere caféhouder mee naar binnen en liet hem op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen.

“Wat is er, Lowie?” vroeg hij kalm.

“Volgens de wachtcommandant was je totaal van de kaart.”

“Hij was er.”

“Wie?”

“Die Rudy Sleurkeet.”

“In jouw etablissement?”

Smalle Lowietje knikte.

“Ik heb hem even alleengelaten om jou te waarschuwen. Maar je was er niet…je was er niet.”

De Cock zuchtte.

“Ik was naar de sectie op het derde slachtoffer van de brandmerk-moorden.”

Smalle Lowietje keek hem verbaasd aan.

“Het derde slachtoffer?”

“Ja.”

“Dat wist hij blijkbaar nog niet.”

“Jij hebt met hem gesproken.”

Smalle Lowietje knikte.

“Ik heb geprobeerd om hem uit te horen…voor jou…voor je onderzoek. De durfde niet te indiscreet te zijn…durfde geen gerichte vragen te stellen. Ik was bang dat hij dan argwaan zou krijgen.”

De Cock knikte hem bemoedigend toe.

“Heel goed, Lowie.”

De tengere caféhouder slikte.

“Om hem uit te lokken zei ik: de mensen lijken wel gek. Ze worden steeds meer crimineel. Wie haalt het in zijn hoofd om een man die je hebt vermoord, ook nog van een brandmerk te voorzien.”

“En?”

“Toen zei hij: ‘Ik denk dat het hun verdiende loon is…een afrekening met een aanwijzing. En als het aan de familie ligt, volgt gauw een derde’.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Als het aan de familie ligt?”

“Ja…als het aan de familie ligt.”

De Cock keek hem schuins aan.

“Hij noemde het een afrekening met een aanwijzing?”

Smalle Lowietje knikte.

“Zo noemde hij het.”

“Heb je gevraagd wat voor een aanwijzing?”

De caféhouder schudde zijn hoofd.

“Dat durfde ik niet. De wilde hem niet laten merken dat ik nieuwsgierig was.”

“Heb je zijn adres?”

Smalle Lowietje schudde opnieuw zijn hoofd.

“Daar heb ik niet aan gedacht,” antwoordde hij timide.

“Pas toen hij al de zaak uit was…”

De tengere caféhouder stokte.

“Ik durfde hem ook niet na te lopen. Bovendien was ik wat in de war omdat jij niet op het bureau was. En ik kon mijn zaak niet zomaar achterlaten.”

De oude rechercheur boog zich naar voren en legde vertrouwelijk een hand op Lowietjes smalle schouder.

“Jij hebt je best gedaan, Lowie,” sprak hij vriendelijk.

“Ik ben je daarvoor heel erkentelijk.”

Smalle Lowietje spreidde zijn handen in een gebaar van onschuld.

“Ik ben geen rechercheur, De Cock,” sprak hij hoofdschuddend.

“Ik ben niet zo goed in het ondervragen. Maar als hij nog eens in mijn etablissement verschijnt…”

Hij maakte zijn zin niet af en stond op.

“Ik ga gauw terug. Er staat nu een vervanger achter de tap. Diemoet je niet te lang alleenlaten. Dan graaien ze in je geldia.”

De Smalle deed een paar passen in de richting van de deur. Plotseling draaide hij zich om en kwam terug.

“Ik ben nog iets vergeten.”

“Wat?”

Smalle Lowietje ging weer zitten.

“Vanmorgen — ik had net opengedaan — kwam er een jonge vrouw mijn etablissement binnen. Een schoonheid…lang, slank, blond met alles d’r op en d’r aan. Echt om je vingers bij af te likken.”

De Cock lachte.

“Een nieuw fris jong hoertje?”

Smalle Lowietje schudde heftig zijn hoofd.

“Nee, helemaal geen hoerig type. Integendeel, meer een gedistingeerde, zelfbewuste zakenvrouw. De schatte haar op zo rond de dertig jaar…goedgekleed en goedgebekt. Ze bestelde een biertje en we babbelden wat samen. Plotseling vroeg ze mij of ik wist waar ze een man kon vinden die Rudolf Sleurhut werd genoemd.”

“Ze zei Rudolf Sleurhut?”

Smalle Lowietje knikte.

“Ik zei dat ik geen Rudolf Sleurhut kende.”

De Cock glimlachte.

“Maar je begreep dat ze Rudy Sleurkeet bedoelde.”

“Zeker.”

“En toen?”

“Toen gaf ze mij een visitekaartje. ‘Ik zou graag kennis met die man maken. Als u iets weet, bel mij dan’, zei ze.”

De Cock keek verrast naar hem op.

“Heb je dat kaartje nog?”

Smalle Lowietje grabbelde in een zijzak van zijn colbert.

“Ik heb het speciaal voor jou bewaard.”

De Cock nam het kaartje van hem over. Geschrokken schoof hij het een seconde later Vledder toe.

De jonge rechercheur pakte het.

“Angela Molenpad,” hijgde hij, “Houtmankade Amsterdam.”

“En het telefoonnummer?”

“Is van Jasper van Houweningen.”

14

Toen Smalle Lowietje uit de grote recherchekamer was verdwenen, viel er tussen Vledder en De Cock een diepe stilte. Ze namen de tijd om de nieuwe aanwijzingen te verwerken. Het was Vledder die de stilte verbrak.

“Het is jammer dat jij vandaag naar de sectie op Westgaarde wilde.”

“Waarom is dat jammer?”

Vledder zwaaide om zich heen.

“Als jij hier op het bureau was gebleven, had je via het telefoontje van Smalle Lowietje die Rudy Sleurkeet kunnen opvangen.”

De Cock wuifde de opmerking weg.

“Zulke dingen kun je niet plannen,” sprak hij afwerend.

“Het was niet te voorzien op welk tijdstip die Rudy weer zou opduiken. Ik vind dat Smalle Lowietje zich heel goed heeft geweerd. Hij heeft toch voor een paar belangrijke aanwijzingen gezorgd.”

“Zoals?”

“De kreet van Rudy Sleurkeet: hun verdiende loon…een afrekening met een aanwijzing. En als het aan de familie ligt volgt gauw een derde.”

“Slachtoffer?”

De Cock knikte.

“Dat bedoelt hij. Smalle Lowietje merkte terecht op, dat Rudy Sleurkeet blijkbaar nog niet wist dat het derde slachtoffer al was gevallen.”

Vledder spreidde zijn handen.

“Hun verdiende loon…hoe interpreteer je dat?”

De Cock trok zijn schouders op.

“Blijkbaar hebben de drie slachtoffers in het verleden iets gedaan wat Rudy Sleurkeet tot de overtuiging heeft gebracht dat zij een gruwelijke dood verdienden.”

“Wat zou dat zijn geweest?”

De Cock trok een grijns.

“Als we dat wisten, dan konden wij waarschijnlijk nu al op pad gaan om de daders te arresteren.”

“Meen je dat?”

De Cock knikte.

“Ons struikelblok is het motief. Over het motief voor de drie moorden tasten wij nog volkomen in het duister. We weten in de verste verte niet waarom de slachtoffers zo’n gruwelijke dood verdienden.”

Vledder snoof.

“Rudy Sleurkeet weet dat blijkbaar wel. Ik heb al een paar maal opgemerkt dat hij een ideale verdachte is. Hij had als vroegere vriend onbelemmerd toegang tot de slachtoffers. Voor hem openden zij hun deuren.”

De jonge rechercheur zweeg even voor het effect.

“Jij reageert helemaal niet op mijn redenering. Jij gaat daar achteloos aan voorbij. Het is alsof ik tegen een dove sta te praten.”

De Cock glimlachte.

“Ik heb je wel degelijk verstaan, maar jouw redenering klopt niet. Volgens mij is de man die wij als Rudy Sleurkeet kennen, geen ideale verdachte. Integendeel. Ik zie hem veel meer als een mogelijk vierde slachtoffer.”

Vledder reageerde verward.