“Vierde slachtoffer?”
“Ja.”
“Waar baseer je dat op?”
“De baseer dat op zijn vriendschap met de drie andere slachtoffers.”
Vledder grinnikte vreugdeloos.
“Dat volg ik niet.”
De Cock ademde diep.
“Peter van Gulpen, Edward van der Poorten en Anthonius Josephus Ruiten waren in het verleden vrienden van elkaar. Tot diezelfde vriendenkring behoorde ook de man die wij als Rudy Sleurkeet kennen. Blijkbaar zijn er lieden, die menen een motief te hebben om deze vriendenkring op een bijna rituele manier uit te roeien.”
Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
“En jij denkt dat die Rudy Sleurkeet dat weet en het gevaar beseft?”
De Cock knikte.
“Zeker,” reageerde hij overtuigend.
“Hij is zich van dat gevaar beter bewust dan zijn drie vroegere vrienden. Hij leeft nog. Weliswaar met angst. Dat is volgens mij de reden waarom hij er voortdurend met zijn caravan op uit trekt…voor de moordenaars die hem zoeken, is hij op die manier bijna niet te traceren.”
De oude rechercheur zweeg even en wreef zich nadenkend in zijn nek.
“Het lijkt mij belangrijk,” ging hij verder, “dat wij hem zo snel mogelijk opsporen…voor wij ook hem gewurgd en met een brandmerk op zijn voorhoofd vinden.”
“De vierde afrekening met een aanwijzing?” vroeg Vledder. De Cock knikte.
“Inderdaad…een vierde afrekening. En de aanwijzing…daar ga ik vanuit…schuilt in het brandmerk. Die dubbele ruit moet iets betekenen.”
Hij aarzelde.
“Als het aan de familie ligt…dat is een kreet van Rudy Sleurkeet waar ik nog niets van begrijp. Welke familie bedoelt hij?”
Vledder maakte een schouderbeweging.
“Misschien is er wel sprake van een ernstige familievete…een soort vendetta…bloedwraak om de eer van de familie te redden. Er zijn genoeg landen waar dat nog regelmatig voorkomt.”
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
“Nederland…onder Nederlandse families?”
“Wie zal het zeggen? In ons vriendelijke landje zijn de laatste jaren culturen opgenomen met voor ons vreemde familietradities.”
“Dat gaat niet op,” sprak De Cock hoofdschuddend.
“Peter van Gulpen, Edward van der Poorten en Anthonius Josephus Ruiten waren geen familie van elkaar. Familietradities spelen in deze affaire geen enkele rol.”
De oude rechercheur stond van zijn stoel op en slenterde naar de kapstok. Vledder kwam hem na.
“Waar ga je heen?”
De Cock draaide zich naar hem toe.
“Naar Smalle Lowietje.”
“Voor een cognackie?”
De Cock knikte.
“Ook dat…maar ik ben vergeten om Lowie naar een signalement van die Rudy Sleurkeet te vragen.”
“Stom.”
De Cock glimlachte.
“Jij zat erbij, keek ernaar en zei niets. Je had mij er best attent op kunnen…”
De oude rechercheur stokte.
De deur van de grote recherchekamer ging met veel kabaal open en in de deuropening verscheen Keetje Plus. Ze keek naar de hoed op het hoofd van De Cock.
“Ga je weg?”
De Cock toverde een beminnelijke glimlach op zijn gezicht.
“Nu jij hier bent, Keetje,” sprak hij zacht en liefjes, “blijf ik. Uiteraard. Ik ben van mening dat men een goed bezoek hogelijk moet waarderen.”
“Vleier.”
Met zijn hoed nog op loodste De Cock Keetje Plus naar de stoel naast zijn bureau.
“Wat verschaft ons het genoegen van jouw gezelschap?” vroeg hij hoffelijk. Keetje Plus gniffelde.
“Rudy Scheurkeet.”
De Cock liet zich in zijn stoel achter zijn bureau zakken.
“Wat is daar mee?”
“Hij is er weer.”
“Waar?”
“In de buurt.”
De Cock keek haar onderzoekend aan.
“Jij hebt hem gesproken?”
“Hij is bij mij geweest voor een afspraak.”
“Een afspraak?”
Keetje knikte.
“Rudy Sleurkeet is geen gewone hoerenloper. Hij wil meer…het onderste uit de kan, zal ik maar zeggen. En daar hebben we samen wel wat tijd voor nodig.”
De Cock knikte begrijpend.
“Vandaar een afspraak.”
“Precies.”
“Hoe laat?”
Keetje schudde haar hoofd.
“Dat zeg ik je niet. Ik bedoel, dat zeg ik je niet voor je mij iets hebt beloofd.”
De Cock glimlachte.
“Wat moet ik jou beloven?”
“Om het je eerlijk te zeggen…”aarzelde Keetje, “ik wil hem als klantje niet kwijt. Ik beleef er met hem ook zelf veel plezier aan…als je begrijpt wat ik bedoel. Bovendien sta ik niet graag als versliecheraarster te boek.”
“Logisch.”
Keetje zwaaide met een opgestoken wijsvinger.
“Rudy Sleurkeet mag ook niet weten…of begrijpen dat ik jou heb getipt.”
“Ook dat snap ik.”
“Zie je, dan ben ik hem kwijt en bezorg ik mijzelf in de buurt een slechte naam.”
De Cock knikte begrijpend.
“Je bedoelt dat wij niet in de Dollebegijnensteeg bij jou voor de deur moeten gaan staan.”
“Precies. En ik wil ook niet dat jullie hem aanspreken voor hij bij mij op tournee is geweest…dan mis ik mijn pretje en mijn poen.”
De Cock legde zijn hand op haar arm.
“De beloof je dat wij niet in de Dollebegijnensteeg gaan staan en ik beloof je dat wij hem niet zullen benaderen voor hij bij jou op bezoek is geweest.”
De oude rechercheur wees naar Vledder.
“Jij geeft straks aan dat knappe gozertje een zo goed mogelijk signalement van Rudy Sleurkeet en wij zorgen voor een geruisloos optreden.”
Keetje maakte een berustend gebaar.
“Oké. De vertrouw je.”
“Hoe laat komt hij?”
“Acht uur.”
“En hoe lang heb je nodig?”
Keetje Plus grijnsde breed.
“Dat hangt van zijn ausdauer af.”
De Cock keek de man die hij op de stoel naast zijn bureau had laten plaatsnemen, onderzoekend aan. Hij schatte hem achter in de dertig. De man had gemillimeterd blond haar, een smal, iets gebruind gezicht en rustige grijze ogen. Hij droeg een vaalblauwe spijkerbroek waarop een lichtblauw jack zonder uitbundige letters of schreeuwende uit monsteringen. De scherpe ontledende blik van De Cock onderging hij gelaten. Toen hij meende dat de oude rechercheur zijn observatie had voltooid, vroeg hij scherp: “Wat betekent dit? Ben ik nu door u gearresteerd?”
De Cock ontweek de vraag.
“Op basis waarvan zou ik dat hebben kunnen doen? Waarvan bent u verdacht?”
De man trok zijn schouders op.
“De politie vindt altijd wel iets.”
De Cock gebaarde naar de deur.
“U bent vrij man. Als u wilt vertrekken, kunt u dat.”
De oude rechercheur zweeg even en glimlachte.
“Ik zou het u alleen niet aanraden,” ging hij vriendelijk verder.
“Waarom niet?”
“Omdat ik dan mogelijk juridisch iets zal moeten vinden om uw vertrek te verhinderen.”
De man grijnsde.
“Dus toch een vrijheidsbeneming.”
De Cock vouwde zijn handen en liet zijn ellebogen op zijn bureau rusten.
“Ik zou een lang en goed onderbouwd betoog kunnen houden waarom ik van u medewerking verwacht…ja, zelfs verlang.”
De man grinnikte.
“Dat is hoog gegrepen.”
De Cock knikte.
“Bewust. Om het kort te houden. Drie van uw vroegere vrienden, Peter van Gulpen, Edward van der Poorten en Anthonius Josephus Ruiten, zijn op een gruwelijke manier aan hun eind gekomen.”
De man keek hem geschrokken aan.
“Ook Tinus Ruiten?”
De Cock knikte opnieuw.
“We hadden gisteravond een afspraak met hem. We kwamen te laat.”
“Verschrikkelijk.”
De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi.
“Ik verwacht dat de moordzucht van de daders nog niet is geluwd en ik acht het niet geheel ondenkbaar dat u als hun volgende slachtoffer staat geboekt.”