De Cock wees naar de wijn en de twee glazen.
“Haar arrangement?”
“Inderdaad. Volgens haar verliep met een wijntje het interview in een wat meer ontspannen sfeer.”
De Cock trok zijn gezicht strak.
“Ik ben er haast van overtuigd dat zij met Peter van Gulpen, Edward van der Poorten en Tinus Ruiten een soortgelijke afspraak heeft gemaakt.”
Rudolf Leeuwenhoek liet verslagen zijn hoofd zakken.
“Het werd hun dood.”
“Inderdaad.”
“Komt haar broer het karwei afmaken?”
“U bedoelt Adriaan van der Spek?”
“Ja.”
De Cock toonde enige verwarring.
“Mijn collega Vledder en ik zijn vanmiddag plotseling pijnlijk verrast.”
“Hoezo?”
“Wij informeerden bij het Bevolkingsregister in Amsterdam naar het adres van Adriaan van der Spek…de broer van Chrisje van der Spek.”
“En.”
“Hij is dood.”
“Dood?”
De Cock knikte.
“Volgens het Bevolkingsregister is Adriaan van der Spek twee jaar geleden in het AMC…het Academisch Medisch Centrum…in Amsterdam op dertigjarige leeftijd aan de gevolgen van AIDS overleden.”
Rudolf Leeuwenhoek slikte.
“Als de man die mij moet komen wurgen en brandmerken, haar broer niet is…met wie werkt zij dan samen?”
De Cock spreidde zijn handen.
“Geen idee.”
Rudolf trok een pijnlijk gezicht.
“Het moet toch iemand zijn,” sprak hij somber, “die naar aanleiding van die brand haatgevoelens jegens mij en mijn vroegere vrienden koestert.”
De Cock ging even tegenover hem zitten.
“Laten we hopen dat vanavond alles volgens plan verloopt. Dan zien we wel wie mei wurgkoord en brandijzer het karwei komt afmaken.”
De oude rechercheur stond weer op en liep naar Vledder en Adelheid.
“Hebben jullie het vertrek in orde gemaakt waar we haar even kunnen opsluiten.”
Adelheid van Buuren knikte.
“Ik vind het spannend dat ik aan de afsluiting van deze affaire mag meewerken.”
De Cock glimlachte.
“We hebben je nodig. Wij mogen geen vrouwen fouilleren. Dat moet om wille van de kuisheid nu eenmaal een vrouw doen. Het is zaak dat zij zo snel mogelijk wordt gefouilleerd. Rudolf Leeuwenhoek doet de deur voor haar open en leidt haar naar dit vertrek. Dan arresteren wij haar en geven jou de opdracht om haar te fouilleren. Doe het grondig. Desnoods kleedje haar volledig uit. Volgens mij moet ze een hoeveelheid drugs bij zich hebben om haar toekomstig slachtoffer weerloos te maken.”
De oude rechercheur zweeg even.
“Ik weet niet hoe ze is gekleed,” ging hij verder, “een jas, een mantelpakje, een jurk. Hoe dan ook…je moet die kleding in ieder geval apart houden. Het is mogelijk dat ik jou zal vragen om die kleding aan te doen.”
Adelheid van Buuren keek hem verward aan.
“Haar kleding?”
“Ja.”
“En dan?”
De Cock lachte haar geruststellend toe.
“Maak je geen zorgen. Je moet er alleen maar mee de deur van dit pand uitlopen. Verder houden Appie Keizer en Fred Prins jou wel in de gaten.”
De Cock keek op zijn horloge.
Het was exact vijf voor tienen. Ineens nam een gevoel van spanning bezit van hem. Hij voelde het pulseren van zijn hart in de toppen van zijn vingers. Nerveus kauwde hij op zijn dikke onderlip. Er kon feitelijk niets misgaan. Toch was hij niet helemaal gerust op een goede afloop. Gespannen hield hij zijn blik op zijn horloge gericht. De minuten vergleden als jaren. De gsm in de binnenzak van zijn regenjas kraakte. Het was de stem van Appie Keizer die doorkwam.
“Ze staat voor de deur.”
Enkele seconden later galmde de bel. Rudolf Leeuwenhoek kwam uit zijn fauteuil overeind en verliet het vertrek. De Cock luisterde intens. In de hal verliep een lichte conversatie. Toen ging de deur van het vertrek open en liep ze, gekleed in een beige mantelpakje, keuvelend achter Rudolf Leeuwenhoek aan naar binnen.
De Cock bezag haar met een enkele blik tot in de kleinste details. Vledder en Adelheid van Buuren stormden op haar toe en grepen haar onmiddellijk vast. Toen ze haar naar een ander vertrek begeleidden, verzette ze zich niet.
Na een paar minuten kwam Vledder terug en liep naar De Cock.
“Ze heeft al bekend,” riep hij blij, “dat ze niet Angela Molenpad heet, maar dat haar ware naam Chrisje van der Spek luidt.”
De jonge rechercheur duimde over zijn schouder.
“Adelheid is bezig haar uit te kleden. Chrisje van der Spek is heel tam. Ze laat alles gewillig toe.”
Hij glimlachte.
“Smalle Lowietje heeft gelijk. Die Chrisje is echt een bijzonder knappe vrouw…klasse…met alles d’r op en d’r aan.”
De Cock knikte.
“Met een schoonheidsfoutje.”
Vledder keek hem verbaasd aan.
“Een schoonheidsfoutje?”
De Cock knikte.
“De pink van haar linkerhand is scherp gekromd.”
Vledder werd ongedurig.
“Waar wachten we op?”
De Cock glimlachte.
“Chrisje van der Spek zal bij de drie vorige moorden toch altijd enige tijd nodig hebben gehad om het weerloos makende goedje toe te dienen. Dan zal ze zich er terdege van hebben overtuigd dat haar slachtoffer inderdaad niet meer in staat was om zich te verzetten.”
“En dan?”
De Cock antwoordde niet. Hij keek op zijn horloge.
“Ga naar Adelheid en zeg haar dat ze het mantelpakje van Chrisje van der Spek aantrekt en naar mij toe komt.”
De oude rechercheur zweeg even.
“Is dat kamertje goed af te grendelen?”
“Ja.”
“Blijf toch maar bij haar in de buurt.”
Vledder verliet het vertrek.
Na enkele minuten kwam Adelheid van Buuren binnen. Het beige mantelpakje stond haar goed. Ze had vrijwel dezelfde lengte en hetzelfde postuur als Chrisje van der Spek. De Cock keek naar haar op.
“Heb je drugs gevonden?”
Adelheid schudde haar hoofd. Ze tastte in een zak van het mantelpakje dat ze droeg, nam daaruit een ring en gaf die aan De Cock.
“Chrisje van der Spek deed die ring zelf af. Volgens haar zit het spul hier in.”
De oude rechercheur bekeek de ring aandachtig.
“Een fraai bewerkt dekseltje,” sprak hij hoofdknikkend.
“Een lichte druk op de zijkant en het klapt open en dan glijdt het spul in je glas.”
De Cock stak de ring in de steekzak van zijn regenjas. Hij liep naar Rudolf Leeuwenhoek.
“Doe in jouw pand alle lichten aan. Van onder tot boven. Dan kom je bij ons terug.”
Hij wendde zich weer tot Adelheid van Buuren.
“Als straks alle lichten branden, loopje zo nonchalant mogelijk het pand uit. De buitendeur laat je achter je wijd openstaan en daarna wandel je rustig de gracht af.”
Toen Adelheid in het mantelpakje van Chrisje van der Spek was vertrokken, vergleden weer zenuwslopende minuten. Op het moment dat De Cock dacht dat zijn gehele enscenering niet goed was uitgepakt, hoorde hij voetstappen in de gang. De deur van het vertrek ging open.
De man keek vanuit de deuropening een moment verstijfd naar De Cock, die wijdbeens voor hem stond. Toen draaide hij zich om en liep terug de gang in. Er volgde een heftig tumult. Appie Keizer en Fred Prins, van buiten komend, stortten zich op de man. Vledder kwam op het tumult af. Hij bukte zich bij de man, die liggend op zijn buik en met zijn handen op zijn rug door Fred Prins in bedwang werd gehouden. Verschrikt keek de jonge rechercheur naar De Cock omhoog en slikte.
“Het is Jasper van Houweningen.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Niet Jasper van Houweningen, maar Adriaan van der Spek.”
16
De ding-dong in de gang klonk nog een beetje na. De Cock deed de deur van zijn woning open. Voor hem op de stoep stond Vledder. Met een brede glimlach om haar mond bungelde aan zijn arm een stralende Adelheid van Buuren. In haar linkerhand hield ze een fraai boeket bloemen. Ze knikte met haar hoofd in de richting van Vledder.