Выбрать главу

De Cock schudde zijn hoofd.

“Daar ben ik niet bang voor.”

Vledder snoof.

“De Cock,” riep hij vinnig, “dat volg ik niet. Niemand wil toch worden gearresteerd. Zeker niet als verdachte van moord. Zo gauw de heer Ruiten merkt dat wij belangstelling voor hem hebben, pakt hij zijn koffers en is weg.”

De Cock ademde diep.

“Als die twee ruiten op het voorhoofd van de vermoorde Peter van Gulpen,” legde hij kalm en geduldig uit, “inderdaad het symbool zijn van de heer Anthonius Josephus Ruiten, dan betekent dit maar één ding.”

“En dat is?”

“Dat Anthonius Josephus Ruiten aan ons en aan iedereen duidelijk wilde maken dat hij verantwoordelijk is voor de moord op Peter van Gulpen.”

“Wat wil je hiermee zeggen?”

“Zo’n man vlucht niet.”

Vledder lachte schamper.

“Die wacht geduldig tot wij hem komen halen?”

“Of hij komt zichzelf melden en legt een volledige bekentenis af,” sprak De Cock bedaard.

“En als hij ontkent?”

De Cock glimlachte.

“Dan is Anthonius Josephus Ruiten niet de moordenaar van de advocaat Peter van Gulpen en hebben die twee ingebrande ruiten op het voorhoofd van de vermoorde niets met de naam Ruiten te maken.”

Vledder keek hem secondenlang zwijgend aan.

“Ik ben het niet met je eens,” sprak hij toen ernstig.

“Ook Edward van der Poorten is er absoluut van overtuigd dat die Ruiten de moord heeft gepleegd. Hij kent de twee heel goed. Hij heeft een beter inzicht in hun karakters dan wij. Vanaf het moment dat Edward van der Poorten het brandmerk op het voorhoofd van Van Gulpen zag, heeft hij geen moment meer getwijfeld.”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Van der Poorten reageert net zo impulsief als jij: twee ruiten op het voorhoofd van Peter van Gulpen, dus Anthonius Josephus Ruiten is de dader.”

“Je vergeet dat de heer Ruiten al enige malen met moord op Van Gulpen heeft gedreigd.”

De Cock zuchtte.

“Laten we deze discussie beëindigen. Ik denk niet dat ik je kan overtuigen. Hoe laat is vanmiddag de sectie op het lijk van Van Gulpen?”

“Drie uur.”

De Cock gebaarde naar de telefoon.

“Bel de heer Ruiten en vraag of hij ons vanmiddag om één uur thuis kan ontvangen.”

“Zeg ik hem het doel van onze komst?”

De Cock glimlachte.

“Als hij inmiddels op de hoogte is van de moord op Peter van Gulpen, zal hij dat begrijpen.”

“En vluchten.”

De Cock lachte.

“Als ik ongelijk krijg wat de heer Ruiten betreft, trakteer ik na afloop van deze zaak jou en je vriendin Adelheid op een avondje schouwburg.”

“Je bent zeker van je zaak?”

De Cock knikte traag.

“Vrijwel.”

Vledder pakte met een berustend gebaar de hoorn van het toestel. Op dat moment werd er op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Hij legde de hoorn terug en riep: “Binnen.”

De deur ging open en in de deuropening verscheen de lange, atletische gestalte van Jasper van Houweningen. Hij droeg hetzelfde kostuum als de avond tevoren. Met driftige passen liep hij naar De Cock en zwaaide.

“Ze is weg.”

“Wie?”

Jasper duimde over zijn schouder.

“Angela, Angela Molenpad.”

De Cock wees naar de stoel naast zijn bureau.

“Ga zitten.”

Het klonk als een gebod. Jasper liet zich op de stoel zakken.

“Gisteravond,” sprak hij opgewonden, “leek het alsof wij na een lang gesprek tot een verzoening waren gekomen. Ze was heel gedwee, ging zelfs met mij naar bed. Vanmorgen werd ik wakker. Ze lag niet meer naast me, en ze was in het hele huis niet meer te vinden.”

“De Van Boetzelaerstraat?”

“Daar kom ik net vandaan.”

“En?”

“Ze is niet thuis…of misschien is ze wel thuis maar reageert niet op mijn kloppen en bellen.”

“Misschien is ze terug naar haar ouders. Heb je contact opgenomen met hen?”

“Nee.”

“Waarom niet?”

Jasper schudde zijn hoofd.

“Ik weet niet wie haar ouders zijn…”

De mond van De Cock viel open van verbazing.

“Wat? Je hebt twee jaar en drie maanden met haar samengewoond en je bent nog nooit aan haar ouders voorgesteld?”

Jasper maakte een hulpeloos gebaar.

“Het is er nooit van gekomen,” sprak hij schuchter.

“Angela deed altijd heel geheimzinnig als ik haar familie ter sprake bracht. Ze meed dat onderwerp en wilde er niet over praten. Ik ben ervan overtuigd, dat zij geen enkele relatie meer met haar familie onderhoudt.”

“Zijn er andere connecties die u kent?”

Jasper trok zijn schouders op.

“Angela is verpleegkundige. Ik heb haar in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis leren kennen toen ik daar voor een blindedarmoperatie lag. Ze heeft ook een tijdje in het AMC[5] gewerkt, maar ik heb niet het idee, dat ze daar met iemand van het personeel een duurzame relatie heeft opgebouwd.

Zo’n type is ze niet. Ze hield zich altijd wat afzijdig.”

“Werkt ze niet meer?”

Jasper schudde zijn hoofd.

“Al maanden niet. Overspannen.”

De Cock dacht even na.

“Zal ik namens u via de telex de opsporing van haar verblijfplaats verzoeken?”

Jasper van Houweningen maakte een weifelend gebaar.

“De…eh, ik vind dat nog wat vroeg. Ik wil eerst zelf op onderzoek gaan.”

De Cock knikte begrijpend.

“Hebben jullie gisteravond nog samen over haar angstig avontuur gesproken.”

Jasper glimlachte.

“Uiteraard. Angela was door haar confrontatie met een geval van moord duidelijk geschokt. Het leek mij goed dat zij het voorval niet uit haar gedachten bande, niet verdrong, maar er over bleef praten. Dat is beter, dacht ik, voor de verwerking.”

“U roerde dat onderwerp steeds weer aan?”

“Als therapie.”

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

“Hebben uw heilzame vragen nog iets opgeleverd…een facet van haar ervaringen dat u ons gisteravond niet heeft kunnen brengen?”

Jasper knikte.

“Angela herinnerde zich dat ze bij haar vlucht uit het huis op een van de onderste treden van de trap van het bordes bijna door een man omver is gelopen.”

De Cock trok zijn stoppelige wenkbrauwen bijeen.

“Door een man omver is gelopen?” vroeg hij verrast. Jasper knikte opnieuw.

“Ze duwde hem tegen zijn rug als het ware de stenen trap van het bordes af.”

De Cock keek hem schuins aan.

“Hij kwam uit hetzelfde pand als Angela?”

“Vermoedelijk.”

De Cock gebaarde heftig.

“Een man? Wat voor een man?”

Jasper spreidde zijn handen.

“Volgens Angela was het een lange man in een lange grijze jas. Door de schok vloog de hoed van zijn hoofd. Ze heeft verder niet meer naar hem omgekeken.”

Toen Jasper van Houweningen de grote recherchekamer had verlaten, keek De Cock enige tijd aandachtig naar het gezicht van zijn collega Vledder en herkende de worsteling die de jonge rechercheur met zichzelf had.

“En?” vroeg hij uitdagend. Vledder trok een somber gezicht.

“De omschrijving van Angela Molenpad over de man onder aan de trap van het bordes slaat duidelijk op Edward van der Poorten.”

De Cock strekte zijn armen naar hem uit.

“Conclusie?”

“Edward van der Poorten was nog in het pand op het moment dat Angela arriveerde en de moord ontdekte.”

De Cock knikte.

“Toen wij hem bij het lijk van Peter van Gulpen ontdekten, droeg hij geen hoed. Angela Molenpad zag hem onder aan de trap van het bordes met hoed.”

“Conclusie?”

“Van der Poorten is tussen het moment dat hij in aanvaring kwam met Angela Molenpad, en het moment dat wij hem bij het lijk van Peter van Gulpen aantroffen, nog even thuis geweest en heeft daar zijn hoed achtergelaten. Hij woont niet ver verwijderd van het pand waar Peter van Gulpen de dood vond.”

вернуться

5

Academisch Medisch Centrum Amsterdam.