De Cock schatte haar op achter in de dertig. Ze was maar klein… reikte tot zijn schouder.
De oude rechercheur lichtte beleefd zijn hoedje. 'Ik ben rechercheur De Cock… met… eh, met ceeooceeka. Ik mocht u bezoeken.'
De vrouw glimlachte. 'Annette… Annette van Heeteren.'
Ze liep op haar halfhoge hakjes voor de rechercheur uit naar een gezellig ingericht kantoor en liet hem achter een bureau plaatsnemen in een brede leren stoel met een hoge leuning.
'Daar zat hij altijd.'
'De heer De Graaf?'
Annette van Heeteren knikte. 'Ik mis hem toch wel,' sprak ze zacht. 'Hij was een aardige man… voor mij.'
'Voor anderen niet?'
Annette van Heeteren schudde haar hoofd. 'Niet altijd. Die affaire met Brammetje, zijn compagnon, over wie u vanmorgen sprak, had nooit zo uit de hand mogen lopen.'
'U kent die affaire?'
Annette knikte. 'Ik was er min of meer bij betrokken.'
De Cock trok een bedenkelijk gezicht. 'Heeft de heer Abraham van der Velde werkelijk gefraudeerd? Ik bedoeclass="underline" is hij terecht tot gevangenisstraf veroordeeld?'
Annette liet haar hoofd iets zakken.
'De heer De Graaf,' antwoordde ze traag, 'was veel intelligenter dan Brammetje… we noemden hem altijd Bram-me-tje.'
Ze zweeg even.
'Ik… eh, ik kan het niet bewijzen,' ging ze traag formulerend verder, 'maar ik heb altijd een sterk vermoeden gehad dat meneer De Graaf hem valselijk stukken heeft laten tekenen, waarvan Brammetje de draagwijdte niet kende… niet besefte waarvoor hij zijn handtekening plaatste.'
'Gemeen.'
Annette knikte.
'De heer De Graaf had destijds wat financiële problemen. Ik schat, dat hij op deze… eh, deze onhoffelijke wijze een oplossing heeft gezocht.'
'Hij wilde Brammetje kwijt.'
Annette tuitte haar lippen.
'Hij was ook min of meer een blok aan zijn been. De inbreng van Brammetje in de vennootschap was onbeduidend… praktisch nihil.
Maar zij waren vrienden… al vanaf hun jeugd.'
De Cock zuchtte. 'Brammetje… de heer Van der Velde… koestert nog steeds een wrok jegens De Graaf.'
'Terecht.'
'Hij heeft gezworen hem op een goeie dag nog eens te grazen te zullen nemen. De Graaf is dood. Acht u Brammetje tot een moord in staat?'
Annette trok haar schouders op. 'Brammetje is een primitief mens. Het zou mij niets verbazen als hij in zijn wrok een plan tot moord heeft uitgedacht.'
De Cock glimlachte. 'Daar behoeft men niet "primitief' voor te zijn.'
Op de wangen van Annette verscheen een lichte blos. 'Ik bedoelde het niet denigrerend.'
De Cock blikte om zich heen. 'Wie zet de zaak voort?'
'Mevrouw De Graaf heeft mij verzocht de lopende zaken af te wikkelen.'
'En dan?'
'Ik denk dat haar vriend de zaak zal overnemen.'
De Cock keek verrast op. 'Haar vriend?'
Annette knikte.
'Mevrouw De Graaf heeft al maanden een buitenechtelijke verhouding.'
6
Ze reden van de houten steiger achter het politiebureau weg. De jonge Vledder, aan het stuur van de politie-Golf, keek opzij.
'Wat zeg je… een verhouding… Mathilde de Graaf heeft een buitenechtelijke verhouding?'
In zijn stem trilde ongeloof.
De Cock knikte.
'Al maanden.'
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
'En wist haar man dat?'
De Cock glimlachte.
'Volgens de secretaresse van De Graaf was hij daarvan volkomen op de hoogte.'
'Hoe?'
'Dat weet ik niet,' antwoordde De Cock achteloos. 'En we kunnen het hem niet meer vragen. Zijn secretaresse vertelde mij dat hij er nogal lacherig over deed… of het hem hogelijk amuseerde. Toen Ferdinand de Graaf haar van de buitenechtelijke verhouding van zijn vrouw vertelde, leek hij in een prima humeur… was uiterst opgewekt. Hij sprak over de minnaar van zijn vrouw als "de brave man" en hoopte dat hij in staat zou zijn "om die ijsklomp te ontdooien".'
Vledder grinnikte vreugdeloos.
'Ijsklomp… dat klinkt niet vriendelijk.'
De Cock grijnsde.
'Misschien is die typering wel de basis van het slechte huwelijk tussen die twee.'
'En de basis voor moord?'
De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
'Dat is moeilijk te zeggen. Gelukkig eindigen niet alle verkilde huwelijken in moord. Het tekort aan cellen was dan niet te overzien.'
De oude rechercheur zweeg even.
'Toch,' ging hij peinzend verder, 'werpt de wetenschap dat Mathilde de Graaf een verhouding had en vermoedelijk nog steeds heeft, weer een heel ander licht op de zaak.'
'In welk opzicht?'
'Als mevrouw De Graaf heeft beoogd haar minnaar buiten haar lijfelijke geneugten ook de onderneming van haar man te laten overnemen, dan is dat een redelijk motief voor moord.'
Vledder gniffelde.
'De lijfelijke geneugten van een ijsklomp?'
'Mathilde is een mooie vrouw.'
'Weet jij wie haar minnaar is?'
De Cock schudde zijn hoofd.
'Ik heb er uiteraard naar gevraagd, maar de secretaresse wist het niet. De Graaf heeft zijn naam nooit genoemd. Maar sprekende over de verhouding van zijn vrouw, had De Graaf eens opgemerkt:
"van je vrienden moet je het maar hebben". De secretaresse had uit die woorden van haar chef begrepen dat mevrouw De Graaf een verhouding was begonnen met een vroegere vriend van hem.'
Vledder staarde strak voor zich uit.
'We zullen mevrouw De Graaf,' sprak hij verbeten, 'nog eens aan de tand moeten voelen. Ze heeft ons aanvankelijk een totaal verkeerd beeld van haar huwelijk met De Graaf geschetst.'
De Cock knikte.
'Dat heeft ze. De vraag is: waarom? Florentine gaf een veel realistischer beeld. Maar ook haar verklaring roept vraagtekens op.'
De jonge rechercheur blikte opzij.
'Ik begrijp eerlijk gezegd niet waarom jij nog aarzelt. Alles bijeen genomen… zeker als we ook het verhaal van Roger ter Beek ernstig nemen… dan zijn zij en haar dochter Florentine toch redelijke verdachten van moord? Waarom arresteren we die twee niet en doen
tegelijk huiszoeking. Misschien ligt ergens bij hen thuis nog wel het vuurwapen waarmee ze hem hebben vermoord. Dan hebben we de zaak rond.'
De Cock reageerde niet. Hij liet zich wat onderuitzakken. Eerst toen ze na een gezapige rit door de stad de Amstel hadden bereikt, drukte hij zich weer omhoog.
'Ik ben benieuwd,' sprak hij traag, 'of ze de moed heeft om aan de arm van haar minnaar de begrafenis van haar vermoorde man bij te wonen.'
Vledder parkeerde de Golf bij de poort en de rechercheurs stapten uit. De Cock blikte om zich heen en huiverde.
Een schrale, ijzig koude poolwind toverde schuimkoppen op de golven van de Amstel, joeg onbelemmerd door kale bomen en verschrompelde het eeuwige groen van de hoge haag statige coniferen bij de poort.
Rillend, iets gebogen, slofte de oude rechercheur over het brede toegangspad van de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied.
Het grove grind knerpte onder zijn voeten. Omdat De Cock het gevoel had dat zijn oren hem door de koude wind bijna ontvielen, trok hij de kraag van zijn regenjas ver omhoog en rukte zo wild aan zijn oude hoedje, dat het trouwe hoofddeksel totaal van vorm veranderde. Daarna wurmde hij zijn handen diep in de steekzakken van zijn jas, verwenste de maand november en verlangde vurig naar een milde december.
Vledder liep bibberend naast hem voort.
'Moord of geen moord,' riep hij mopperend boven de joelende wind uit, 'maar dit is de laatste keer dat ik met jou mee ga naar een begrafenis.'
De Cock keek geamuseerd naar opzij.
'En als ik zelf word begraven?'
Vledder grijnsde breed.
'Jij… eh, jij gaat nooit dood.'